De student die het allemaal grondig doorrekende, kon het niet geloven. Verwonderd kwam hij met de uitkomst terug bij zijn mentor, Wim Derks. Het zou toch niet waar zijn: over dertig jaar moet driekwart van alle schoolverlaters in krimpgebied Zuid-Limburg gaan werken in de zorg. Zo niet, dan valt onmogelijk aan de zorgvraag te voldoen. Dan blijven vooral oude mensen zitten, zonder de hulp die ze nodig hebben.
Toch is het wel waar, vertelt Wim Derks op geamuseerde toon. Derks is een van de partners van het Kenniscentrum Bevolkingsdaling en Beleid. Hij bestudeert de te verwachten gevolgen van bevolkingskrimp en blijft erbij lachen. Geen paniek. ‘Als er niets zou veranderen – bij gelijkblijvende verhoudingen – is dat inderdaad de toekomst. Maar de werkelijkheid zal anders zijn. De verhoudingen blijven niet gelijk, men gaat al reageren.’
Krimpbeleid
Zuid-Limburg is een van de drie landstreken waar bevolkingskrimp nu al aan de orde is. Het westen van Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Oost-Groningen zijn de andere twee regio’s. De Zuid-Limburgse regio Parkstad – acht gemeenten waaronder Kerkrade en Heerlen – is proeftuin voor landelijk krimpbeleid.
Manager Leo Beulen van Welzijnsorganisatie Alcander in Heerlen, houdt zich met het thema bezig. Hij schetst een beeld van de ontvolking. ‘De Oostelijke Mijnstreek, hier dus, bloeide tot midden jaren ’60. De regio had landelijk aantrekkingskracht. Met de sluiting van de laatste mijn in 1973, viel dat weg. Sindsdien hebben we een hoge werkloosheid. Voor jongeren is de streek minder aantrekkelijk geworden. Ze komen niet vanzelfsprekend terug na hun studie elders in het land. Daar komt bij dat het in het katholieke zuiden niet meer gebruikelijk is om gehoorzaam te zijn aan de pastoor en grote gezinnen te stichten. We hebben een te laag geboorteoverschot. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek moet er 2,1 kind per gezin zijn om op peil te blijven’, weet Beulen.
De bevolking in Parkstad daalde tussen 2003 en 2008 van 247.000 naar 238.000. ‘De basisoorzaak is inderdaad het te lage aantal geboorten’, zegt Derks. ‘De nadruk wordt vaak gelegd op migratie van plattelandsgebieden naar de stad, maar daar zit het niet in. Er zijn gewoon te weinig kinderen.’
Niet zo somber
Te weinig kinderen en – los van de krimp – toenemende vergrijzing. Het beroep op ouderenzorg zal door deze combinatie van factoren fors toenemen. Luc de Witte heeft het eens op een rijtje gezet in een NICIS-studie, onder de titel De nieuwe groei heet krimp. De Witte is hoogleraar technologie en zorg aan de Universiteit Maastricht. ‘Ouderen zijn grootverbruikers van zorg. Van de mensen van 55 tot 64 jaar heeft 50 procent last van een of meer chronische ziekten. Bij 75-jarigen is dat 75 procent.’ De Witte signaleert ook een sterke samenhang tussen leeftijd en beperkingen. ‘Van de 55 tot 64-jarigen heeft 3 procent ernstige beperkingen, bij 85-plussers is dat 60 procent.’
Een toenemende zorgvraag onder ouderen en steeds minder jongeren in krimpgebieden: dat moét tot spanning leiden. Onderzoek in Parkstad wijst uit dat in 2010 het tekort aan zorgpersoneel 8,3 procent zal zijn. Landelijk ligt dit percentage op 5,4.
Wim Derks van het Kenniscentrum Bevolkingsdaling en Beleid, ziet het desondanks niet zo somber in voor de krimpregio’s. ‘De zorg in krimpregio’s is een groeisector, daar kun je wat mee. Je kunt voorzieningen rond een verzorgingshuis aanleggen, slimmer combineren, meer de aandacht richten op ouderen ter compensatie van het wegvallen van jongeren. De kosten van de vergrijzing op zich vallen mee. Als ze al een probleem vormen, dan is dat een nationaal probleem. Lokaal kan de toenemende vraag naar zorg een bron van inkomsten zijn. En vergeet niet, leegloop is in Nederland niet aan de orde. We hebben hier geen toestanden zoals op het Noord-Franse platteland, waar hele dorpen uitsterven.’
Dorpen
De afstanden in Nederland zijn ook te klein om hetzelfde te krijgen als in Polen bijvoorbeeld, waar oudjes in vrijwel verlaten afgelegen dorpen achterblijven en aan hun lot worden overgelaten, schetst Derks. In Nederland gaat het er meer om dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen, zodat ze zo laat en zo weinig mogelijk een beroep doen op de schaarser wordende zorg.
In Neede, in de Achterhoek, is vanuit die gedachte het project Wonen, Welzijn en Zorg ontstaan. ‘De kern is dat mensen kunnen wonen waar ze willen, in de vorm die ze willen en met de zorg die ze nodig hebben’, vertelt directeur Henk Meulenkamp van de betrokken woningcorporatie ProWonen. Met de zorgaanbieders Livio en Sensire kwam hij tot overeenstemming. ‘We hebben in het hart van het dorp nieuwbouwwoningen voor ouderen gebouwd, vlakbij alle voorzieningen. Ze zijn in de plaats gekomen van het verouderde verzorgingshuis, dat vroeger aan de rand van het dorp stond. De woningen zijn al aangepast aan de oudere bewoners. Dat zit hem vooral in de plattegrond, de toegankelijkheid. De zorginstellingen kunnen alle zorg leveren die nodig is. In het dorpscentrum is ook een knooppunt aanwezig voor alle vragen over wonen, zorg en welzijn. Aan de rand van het dorp staan al appartementen voor kleinschalig beschermd wonen, voor mensen die zware lichamelijke zorg nodig hebben, of voor dementerende ouderen’, zegt Meulenkamp. In feite beschrijft hij een voorbeeld van het slim combineren van voorzieningen, waar Derks het over heeft.
Gedeprimeerd
Derks, optimistisch maar niet blind, ziet wel de realiteit van de gemeentefinanciering. ‘De financiële gevolgen van leegloop voor gemeenten en woningcorporaties zijn niet niks. Financiering van gemeenten gebeurt grotendeels op grond van het inwoneraantal. ‘Bij minister Van der Laan (Wonen, Wijken en Integratie) zijn de ogen geopend toen hij eerder dit jaar in Heerlen was’, herinnert Derks zich. De minister zelf meldde na dat bezoek dat hij enigszins gedeprimeerd was geraakt van de verpaupering in de Limburgse stad. Op een landelijk congres vatte hij vervolgens zijn gedachten over krimp kernachtig samen. ‘Dit is een solidariteitsvraagstuk voor heel Nederland. Iedereen moet zijn schouders onder krimp zetten.’
Derks denkt dat krimpregio’s in de nabije toekomst voor hun noden gehoor zullen vinden bij de rijksoverheid. ‘Waar nu het hele land meebetaalt aan het opknappen van Vogelaarwijken in de grote steden, is voor krimpgebieden nog niets voorzien. Maar het is ons kenniscentrum gelukt krimp in 2006 goed op de agenda te krijgen. De politiek begint het thema ook te zien. De tijd is rijp om te oogsten, wat financiën betreft. Op gebied van zorg en welzijn kun je financieel gezien veel zelf opvangen. Er zijn veel landelijke potjes en regelingen.’
Een deel van die regelingen, met name de Wmo, financiert hulpmiddelen voor in en om het huis. Derks voorziet dat die een belangrijke rol gaan spelen. ‘Dan denk ik aan telematica en domotica. Met telematica kunnen kinderen of kleinkinderen via internet of tv met opa en oma praten. Voorbeelden van domotica zijn dat als je uit bed stapt er een lamp aangaat, evenals bewegingsmelders en hartslagbewaking op afstand. Allemaal techniek die de zorg minder bewerkelijk kan maken.’
Senioreneconomie
Derks ziet Nederland voorop lopen in de ontwikkeling van dergelijke technieken. ‘Als we slim zijn, ontwikkelt en exporteert Nederland nieuwe domotica. Vergrijzing krijgen we overal, niet alleen bij ons. En senioreneconomie is ook economie.’
Luc de Witte, hoogleraar technologie van de zorg in Maastricht, plaatst een kanttekening bij die zienswijze van Derks. ‘Domotica zijn denk ik niet echt de oplossing voor de toenemende zorgvraag. Je ziet die snufjes vooral in luxe woningen. En er zitten nog nauwelijks domotica in het normale circuit.’ De Witte ziet een ander vergezicht. ‘Ouders kunnen in een wooneenheid bij hun kinderen op het erf gaan wonen, zodat de kinderen zorg kunnen verlenen. Maar dat zit nog niet in ons denken en onze regelgeving.’
Volksdansen
Leo Beulen (welzijnsorganisatie Alcander, Heerlen), vraagt zich ook af of ouderen van nu daar heil in zien, wonen bij hun kinderen. ‘De ouderen van de nabije toekomst hebben in de jaren ’60 geroken aan vrijheid. Ze zijn assertief. Deze groep heeft minder interesse in elke woensdag volksdansen om half vier. Ze maken zelf wel een wandelafspraak of zo, met anderen. Als welzijnsorganisatie in een gebied met veel ouderen, kun je minder voorschrijven en meer mogelijk maken: welzijnswerk zal de kant opgaan van regie, ondersteunen. En als het gaat om het binden van jongeren aan een regio, zoals hier in Parkstad, zul je iets nieuws moeten bedenken. We proberen jongeren te interesseren voor themagerichte jongerencentra, waarin bijvoorbeeld muziek en graffity centraal staan, of sport en cultuur. Alleen maar hangen in een centrum, dat willen we niet. Met activiteiten proberen we jongeren vast te houden.’
Het vertrek van jongeren uit streken aan de rand van Nederland en de plaatselijke vergrijzing maken in veel dorpen de vraag actueel of bijvoorbeeld het harmonieorkest nog levensvatbaar is. Of de voetbalclub. Zonder die verenigingen holt de sociale samenhang achteruit. ‘Hoe houden we dorpen en buurten aantrekkelijk in krimpgebieden?’, vraagt Beulen zich af. ‘Misschien kunnen we stimuleren dat mensen meer naar elkaar toe trekken. Als bijvoorbeeld in één straat meerdere ouderen wonen, kunnen we bevorderen dat ze samen eten, samen kaarten. De ene dag bezorgen we het eten voor iedereen bij de ene oudere, de andere dag bij de andere. Zo ontstaat meer cohesie.’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 9, september 2009.
Ik hoorde een duitse minister een africaanse wijsheid citeren:
“Om een kind op te voeden heb ik een heel dorp nodig.”
Scholen weg uit de directe leefomgeving is funest.
Ee school binnen een wijk is als een keuken in een huis.