Het is een goede bijkomstigheid van Covid, de aandacht voor eenzaamheid, vindt Rhebergen. ‘En dat is ook belangrijk, want het is in de ouderenzorg vaak een wat ondergeschoven kindje. De term ageism past er goed bij, stereotypering op basis van iemands leeftijd. Mensen denken bijvoorbeeld dat het logisch is dat je eenzaam en somber bent, als je ouder wordt. Ze denken: “dat hoort er nou eenmaal bij”, maar daarmee vergeten ze goed te kijken naar iemand. Dat is gevaarlijk.’
Ook in onderzoeksland is er de afgelopen tien jaar meer aandacht geweest voor eenzaamheid, ziet Rhebergen. ‘Ook daar is het besef ingedaald dat eenzaamheid potentieel gevaarlijk is. Het is dus goed dat er meer bewustwording is.’
Wie de cijfers erbij pakt, ziet dat het percentage ouderen van 75+ dat zich eenzaam voelt in 2020 56 procent was. 12 procent voelt zich ernstig eenzaam. Bij mensen die ouder zijn dan 85 voelt 66 procent zich eenzaam, en 14 procent zegt ernstig eenzaam te zijn.
Contacten
Er zijn verschillende problemen aan de hand. In onderzoeken wordt bijvoorbeeld naar het aantal sociale contacten van iemand gekeken. ‘Maar iemand met veel sociale contacten kan alsnog eenzaam zijn, dat moet je je realiseren. Je moet dus goed met aandacht naar iemand kijken, anders mis je het probleem.’ Daarnaast speelt het eerder genoemde ageism een grote rol.
Een ander risico zijn de diverse gevolgen van eenzaamheid. ‘Eenzaamheid geeft hetzelfde risico op hart-en vaatziekten als forse obesitas, of het roken van 15 sigaretten per dag. We zien daarnaast dat het de kans op depressie vergroot, maar het werkt ook de andere kant op: depressie maakt mensen ook eenzaam.’
Rhebergen haalt een onderzoek aan van Lee en collega’s (2021) uit een toonaangevend medisch wetenschappelijk blad, The Lancet. ‘De auteur schreef dat je zonder eenzaamheid 18 procent van het aantal nieuw ontstane depressies kan voorkomen. Eenzaamheid heeft invloed op mortaliteit, op de fysieke gesteldheid van iemand. Iemand kan cardiovasculaire problemen, cognitieve achteruitgang en stemmingsstoornissen krijgen. Het heeft dus een brede impact.’ En, zoals gezegd, andersom kunnen dit soort problemen ook voor eenzaamheid zorgen. ‘Het is dus belangrijk dat we mensen uit die loop houden, uit deze cirkel. Daar moeten we op inzetten.’
Oplossing
Maar het ultieme antwoord tegen eenzaamheid, dat is er eigenlijk nog niet. ‘Het is nog altijd een ingewikkeld vraagstuk. Kan je eenzaamheid verminderen met bijvoorbeeld videocontact? Of zijn er andere interventies die werken? Het ei van Columbus is nog niet gevonden.’
Daarom is het belangrijk om signalen te herkennen, want zonder herkenning komt er ook geen behandeling. ‘Tegenwoordig hebben ze bij de Thuiszorg amper nog tijd om even met een kopje koffie erbij een gesprek te voeren. Dus als we preventief te werk willen gaan, moeten we mogelijk ook naar dit soort dingen kijken. Het is goedkoper om tijd te maken voor een kopje thee dan om de gevolgen van eenzaamheid op lichamelijk en psychisch vlak te behandelen.’
Herkennen en erkennen van eenzaamheid is stap 1, en daar ligt volgens Rhebergen een taak voor de hele maatschappij. ‘Het is fijn dat Covid dit probleem wat meer zichtbaar heeft gemaakt, maar hoe gaan we nu verder? We moeten nu doorpakken.’
Betere samenwerking
Wat Rhebergen betreft wordt de samenwerking tussen de ggz en zorginstanties verder uitgebreid, om samen op eenzaamheid te kunnen focussen. ‘Het netwerk van de ouderengeneeskunde is enorm, van huisarts en mantelzorgers tot de thuiszorg. Wat kunnen zij vanuit hun expertise doen?’
Een nadeel is daarbij wel dat alle zorg gescheiden georganiseerd wordt, waardoor het lastiger is om vanuit meerdere domeinen aan één kwestie te werken. ‘Eenzaamheid valt eigenlijk in meerdere domeinen, te weten het sociale domein, de ggz, en de fysieke zorg van de huisarts of een ziekenhuis. Het zou meer als een netwerk moeten functioneren.’
Daarnaast is er meer wetenschappelijk onderzoek nodig. Zolang er niet bewezen is dat een aanpak werkt, is het ook moeilijk om deze in te voeren, benadrukt Rhebergen.
In gesprek
Wat wel nu al kan, is om in gesprek te gaan met ouderen. ‘We moeten uitvinden wat hun behoeften zijn, hoe zijn ze in deze situatie terechtgekomen en welke hulp is er beschikbaar? Niet iedereen mist een diepgaand gesprek, een ander heeft meer behoefte aan een wandelmaatje. Die behoeften kan je achterhalen om vervolgens te kijken hoe je mogelijk hulp kan bieden.’
Daarbij blijft het voor sommige ouderen lastig om nieuwe contacten te leggen. Daar zijn tips over te geven, maar dat blijft moeilijk voor sommigen. ‘En je hebt ook niet zomaar een hartsvriendin voor iemand geregeld.’