Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Ouderenadviseur helpt zelfstandig wonende ouderen grip op leven terug te krijgen: Op de bres voor randgroepouderen

De meeste welzijnorganisaties hebben inmiddels ouderenadviseurs in dienst, of zijn bezig deze nieuwe functie handen en voeten te geven. Het goed adviseren en bevorderen van zelfredzaamheid van ouderen wordt steeds belangrijker nu zij langer op zichzelf blijven wonen. Maar wat doen ouderenadviseurs eigenlijk precies en waarmee krijgen zij te maken? Zorg + Welzijn liep een dag mee met Janine Drewes, ouderenadviseur bij Doras, Welzijn Ouderen Amsterdam-Noord. ‘Ik krijg vooral te maken met ouderen met complexe problemen.’

‘Niets krijgt mij hier weg. Als het echt niet meer met

mij gaat, dan mogen jullie mij naar een verpleeghuis doen. Maar nu nog niet, het

liefst wil ik hier blijven wonen.’ Mevrouw Mulder* herhaalt minstens drie maal

haar verhaal aan ouderenadviseur Janine Drewes. De 88-jarige dame, tenger en

klein van stuk, woont al tachtig jaar in de vogelenbuurt in Amsterdam-Noord, in

het huis waar ze ooit met haar ouders woonde. De buurt wordt binnenkort

gerenoveerd en mevrouw Mulder moet dan elders haar onderkomen vinden. Een goede

reden, zo lijkt het, om zich eens te oriënteren op een beschermde vorm van

wonen. Maar mevrouw Mulder vindt dat ze nog heel goed voor zichzelf kan zorgen

-‘ik kook nog elke dag mijn eigen prakkie’- en wil van verhuizen vooralsnog

niets weten.

Hulpverleners en familie-leden maken zich echter zorgen om haar. Ze is vaak

duizelig en durft daarom de straat niet meer op, ze zit altijd binnen. Ook wordt

ze steeds vergeetachtiger. ‘Ik onthoud steeds minder. Dat is heel erg, vooral

als je altijd een flinke en bijdehante vrouw bent geweest, zoals ik’, zegt ze

zelf. ‘En ik mis mijn man heel erg, ik voel me vaak eenzaam.’Janine Drewes

brengt eens in de twee weken een bezoek aan mevrouw Mulder. ‘Al een half jaar

probeer ik haar duidelijk te maken dat we ons echt zorgen maken om haar’, zegt

de ouderenadviseur. ‘Het gaat er natuurlijk niet om wat wíj willen, maar wel dat

ze op een goede plek woont voordat het echt misgaat. Wij vinden het belangrijk

om daar met haar over te praten. In een verzorgingshuis zou ze contacten kunnen

leggen met andere bewoners en zijn er allerlei vormen van hulp direct in de

buurt.’ Onlangs gaf ze aan dat ze desnoods nog wel in een verzorgingshuis wil in

Ermelo omdat haar dochter daar woont. Maar de kans is klein dat ze daar een

plaats krijgt. ‘Ermeloërs zijn eigenheimers, die willen alleen maar hun eigen

mensen om zich heen’, zegt de bejaarde vrouw. Momenteel krijgt mevrouw Mulder

naast steun van Drewes nog hulp van de thuiszorg, de buurman komt elke dag even

kijken en haar dochter bezoekt haar geregeld. Samen proberen ze mevrouw Mulder

te ondersteunen waar ze kunnen. ‘Ze heeft nog het geluk dat de kruidenier,

slager en groenteboer bij haar aan de deur komen. Maar dit is natuurlijk geen

ideale situatie’, zegt de ouderenadviseur.

Spoor bijster

Cliënten als mevrouw Mulder zijn geen uitzondering voor de ouderenadviseurs

van Doras. ‘We hebben nog geen wachtlijsten, maar ik kom veel ouderen tegen die

de regie over hun leven kwijt zijn en echt steun nodig hebben. En die groep

wordt steeds groter.’ Drewes begeleidt gemiddeld twintig zelfstandig wonende

mensen die om wat voor reden dan ook het spoor bijster zijn. Soms lukt het ze

niet om huishouding en financiën op orde te houden, maar meestal gaat het om

meervoudige problematiek en komen er nog psycho-sociale of gezondheidsklachten

bij. Drewes: ‘Ik zie dikwijls mensen die gaan dementeren, die het verlies van

hun partner niet kunnen verwerken, of ouderen die een zieke partner hebben en de

zorg niet aankunnen omdat ze zelf ook last hebben van lichamelijke gebreken,

maar toch geen hulp krijgen. Vaak omdat ze niet weten hoe en waar ze steun

kunnen vinden of hoe ze dat moeten regelen.’

Voor deze groep met complexe problemen hebben de Amsterdamse instellingen

de nieuwe functie van ouderenadviseur in het leven geroepen. Dat deden ze, net

als veel andere welzijnsorganisaties, omdat ouderen steeds langer zelfstandig

blijven wonen.In Amsterdam gingen in september 1996 de eerst drie

ouderenadviseurs, voor twee jaar op experimentele basis en in opdracht van de

Vereniging Integrale Ouderenzorg Amsterdam-Noord (VION), aan de slag. Ze werden

gefinancierd door de zorgverzekeraar ZAO, het stadsdeel Amsterdam-Noord en de

gemeente Amsterdam. Nu, drie jaar later, is het experiment van Doras geen

experiment meer en maken ouderenadviseurs vast onderdeel uit van deze

welzijnsinstelling. Op termijn zullen dertig adviseurs actief zijn in de

hoofdstad, gefinancierd door de stadsdelen en de gemeente Amsterdam.

In praktijk zijn Drewes en haar collega’s vooral casemanagers. Ze maken

een grondige analyse van de leefsituatie van de oudere. Vervolgens maken ze

afspraken met de cliënt en leggen die vast in een begeleidingsplan. Alle

aspecten van de woon- en leefsituatie worden bekeken. Dus gezondheid, wonen,

welzijn en financiën worden tegen het licht gehouden. De adviseurs begeleiden

hun cliënten net zo lang tot zij de situatie weer meester zijn of een andere

structurele oplossing voor hun problemen is gevonden. Toch wordt bij het

opstellen van het begeleidingsplan wel afgesproken hoe lang de hulp zal duren.

De steun is dus eindig. Drewes: ‘Dat schept duidelijkheid, want we bezoeken de

ouderen niet voor de gezelligheid en verwachten ook zeker iets van de cliënt.

Als deze bijvoorbeeld alcoholverslaafd is en schulden heeft, dan zeg ik: ik wil

u best helpen, maar dan moet u daar ook iets tegenover stellen, u kunt zich

aanmelden bij de AA.’

Liesbeth van Boxtel, coördinator van het team adviseurs in Amsterdam-Noord,

vindt dat de adviseurs inmiddels echt een plek hebben gekregen binnen de

dienstverlening. ‘Maar het blijft nog wel zoeken naar goede vormen. Onze

tijdelijke steun blijkt bijvoorbeeld niet te werken voor sommige mensen met

psychische problemen. Die hebben dikwijls toch langdurige hulp nodig. We zijn nu

samen met de Riagg aan het bekijken hoe we de hulp aan die mensen in de toekomst

moeten gaan invullen. Gaan we hiermee door dan hebben we wel meer financiële

armslag nodig. Want we willen een beperkte groep ouderen structurele hulp

bieden.’

Omslachtig

Een belangrijke taak van Drewes is ouderen helpen toegang te krijgen tot

diverse voorzieningen en deze op elkaar af te stemmen. Zodoende krijgt ze veel

te maken met andere instellingen en personen als de Riagg, de thuiszorg, de

wijkverpleegkundige, huisartsen en de stedelijke woningbouwdienst. ‘De

samenwerking verloopt nu goed’, zegt Drewes. ‘Maar in het begin was het wel even

aftasten wie welke taken voor zijn rekening zou nemen.’ De ouderenadviseur merkt

dat het soms lastig is om snel geschikte hulp voor haar cliënten te regelen.

‘Het is dikwijls een behoorlijk gepuzzel. Wat me frustreert is dat ouderen soms

snel thuiszorg nodig hebben, omdat ze bijvoorbeeld de verzorging voor een zieke

partner niet meer aankunnen. Maar dan is er ineens weer die wachtlijst. Ik zal

het voor elkaar krijgen, denk ik dan. Meestal lukt dat het uiteindelijk wel om

passende zorg te vinden.’ Drewes zou meer vrijheid willen krijgen bij het

inschakelen van hulp. ‘Als een oudere bijvoorbeeld op vrijdagmiddag ernstig last

krijgt van psychische aandoeningen, moet ik officieel eerst de huisarts bellen

en Tot en Met (Amsterdams indicatie-orgaan) inschakelen, voordat de RIAGG erbij

gehaald mag worden en de persoon ik kwestie opgenomen mag kan worden. Dit

terwijl ik al veel cliëntenoverleg voer met mensen van de RIAGG. Ik snap wel dat

het nodig is, maar het is wel een omslachtig gedoe.’

Hulpbehoefende ouderen komen bij de ouderenadviseur terecht via de

wijkposten van de stichtingen welzijn, de thuiszorg, de RIAGG en soms via een

huisarts. Het contact met ouderen verloopt op vrijwillige basis. Als de cliënt

aangeeft steun niet op prijs te stellen houdt het op. ‘Je probeert natuurlijk

wel van alles als je bij iemand langsgaat en ziet dat het niet goed gaat’, zegt

Drewes. Hoe lastig dat soms is bleek deze ochtend tijdens het wekelijkse

cliëntenoverleg dat ze had met haar collega-adviseurs en de coördinator.

Verschillende cliënten passeerden de revue, waaronder een oudere die in enkele

jaren tijd al zeven keer was verhuisd, maar ook in haar nieuwe huis angstig was.

Ze wilde opnieuw een urgentieverklaring en stelde zich achterdochtig op

tegenover de ouderenadviseur, omdat deze probeerde te onderzoeken wat er achter

haar verhuisgedrag zat en of dáár niet iets aan gedaan kon worden. De cliënt

stelde dit niet op prijs en wilde geen verder contact meer met de

ouderenadviseur. Drewes: ‘Je kunt natuurlijk ook niet eeuwig

urgentieverklaringen gaan regelen. Als adviseur kun je in zo’n geval toch

proberen contact te houden, je open opstellen en de cliënt het gevoel geven dat

je samen naar een oplossing kunt zoeken.’

Signalen

Contacten met familieleden of buren zijn voor een ouderenadviseur vaak

belangrijk. Zij zijn dikwijls de eersten die signalen opvangen als het misgaat.

Tijdens het overleg komt ook een klacht van een buurvrouw van een nieuwe cliënt

van Drewes ter sprake. Iemand die zegt last te hebben van ‘spanningspijnen’ als

gevolg van acties van de cliënt. De dame in kwestie is vermeend dement, maar

volgens Drewes is er meer aan de hand. Ze heeft ooit in een Jappenkamp gezeten

en is behoorlijk in de war. Ze haalt, volgens de klagende buurvouw, post uit

andermans brievenbussen en heeft haar verwarming altijd ‘loeihoog’. De cliënt

weigert Drewes echter in huis te laten om te praten over haar situatie. ‘We

vragen ons nu af hoe ver we kunnen gaan als het echt niet lukt met haar te

praten, want er is duidelijk iets gaande. Ik wil nu kijken hoe we haar huisarts

en de Riagg hierbij kunnen betrekken, misschien dat we samen iets voor elkaar

krijgen.’

Drewes: ‘Als het me lukt om ouderen te helpen hun leven weer op de rails te

krijgen, dan denk ik altijd “gelukkig, we kunnen ze echt iets bieden”. Het zijn

vaak heel boeiende mensen met enorme levensgeschiedenissen. Ik heb het altijd al

fijn gevonden te werken met wat wij in de wandelgangen ‘randgroepouderen’

noemen.’

*De naam van mevrouw Mulder is om privacy-redenen

gefingeerd./Jeannine Westenberg

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.