‘Aan een aparte beleidsnota voor ouderen die in de la
verdwijnt en er nooit meer uitkomt hebben we natuurlijk ook niets,’ zegt Pieter
Roelfsema, secretaris-coördinator van het CSO, Coördinatieorgaan Samenwerkende
Ouderenorganisaties. ‘Maar wij leggen wel onze zorg op tafel. Het lijkt erop of
er steeds meer richtinggevende kaders voor ouderen verdwijnen, terwijl juist
mensen die het arbeidsproces verlaten daar behoefte aan hebben. Vliegenthart
stelt dat veel ouderen van nu haar helemaal niet nodig hebben, die kunnen hun
eigen boontjes wel doppen. Maar dan heeft ze het over het actieve deel van de
ouderen. Er is ook nog steeds een grote groep die wel steun nodig heeft en die
wil dat er oog is voor hun problemen.’ Want nog steeds hebben honderdduizenden
ouderen achterstanden op het gebied van inkomen, zorg, educatie, aangepaste
huisvesting en maatschappelijke participatie. Roelfsema: ‘De staatssecretaris
zegt dat ouderen hun achterstand aan het inlopen zijn. Dat is mooi, maar het wil
dus nog niet zeggen dat ze die ingelopen hébben.’ En daarom wil het CSO de
vinger aan de pols houden. ‘We willen van de overheid weten wat ze nu precies
wil met ouderen,’ zegt Roelfsema. ‘Als de overheid daarover geen duidelijkheid
kan geven, vragen wij ons af of ze zich wel voldoende voorbereidt op de enorme
vergrijzing die vanaf 2010 gaat komen. En dan voorzien wij grote
problemen.’De zorgen van CSO gelden het besluit van minister Borst en
staatssecretaris Vliegenthart om niet met een nieuwe nota Ouderenbeleid te
komen, hoewel die eerder wel was aangekondigd. Daarmee breekt het departement
met een traditie. In een reeks eerdere nota’s poogden de voorgangers van beide
bewindslieden telkens om een breed scala aan ‘ouderen-onderwerpen’ in samenhang
te behandelen. Of het nu ging over de eisen die moeten worden gesteld aan de
diverse woon-zorgcombinaties, de preciese verantwoordelijkheden van
woningbouwcoöperaties of het fenomeen demotie, over elk thema nam het ministerie
een standpunt in vanuit het ouderenperspectief, formuleerde het beleidsdoelen en
ondernam waar nodig actie.
Klaar als een klontje
Maar een doelgroepnota past niet meer in de visie van het ministerie,
waarin ouderen ‘normaal’ deel uitmaken van de samenleving en niet als groep
apart worden behandeld. ‘Ouderen vormen geen eilandje in de samenleving,’ zegt
Vliegenthart. Zij erkent dat het voor ouderen om meer gaat dan zorg alleen. Ook
zaken als wonen, vervoer en pensioenen zijn bijvoorbeeld belangrijk, maar
daarvoor verwijst zij de ouderensector en de belangenorganisaties naar de
ministeries van VROM, Verkeer en Waterstaat en Sociale Zaken. Vliegenthart heeft
ouderenorganisaties beloofd dat ze zich hard blijft maken voor hun belangen ook
overleg zal voeren met genoemde ministeries. ‘Maar het is belangrijk dat
organisaties ook zelf contacten onderhouden,’ zegt ze.Dat de
ouderenorganisaties bang zijn in de toekomst minder gehoord te worden is
onterecht, meent de staatssecretaris gedecideerd. ‘Het is zo klaar als een
klontje dat ze zullen blijven meepraten over het beleid. Voor de
meerjarenafspraken in de Verpleging en Verzorging bijvoorbeeld hebben de
ouderenorganisaties ook inbreng gehad, ook zij hebben hun handtekening gezet.
Dat gaat echt niet veranderen. Bij sommigen heerst nog steeds de gedachte dat
als er nu maar één aparte directie Ouderenbeleid is met één visie, alles vanzelf
goed komt. Maar zo werkt het niet. We willen toe naar integratie met andere
beleidsterreinen, om verkokering te voorkomen.’Toch liet Vliegenthart in
haar Welzijnsnota die afgelopen voorjaar verscheen nog wel ruimte voor
doelgroepenbeleid. In die nota constateert zij dat niet iedereen de afgelopen
jaren geprofiteerd heeft van de groeiende welvaart, de toegenomen
arbeidsparticipatie en het beleid om achterstanden weg te werken. Zij toont zich
voorstander van aanvullend categoriaal beleid als extra ondersteuning voor
groepen die onvoldoende worden bereikt of aangesproken door het algemeen beleid.
Die aanvullende inspanning moet dan gericht zijn op bevordering van participatie
en toegankelijkheid, het voorkómen van sociale uitsluiting en het ondersteunen
van deze groepen in het lokaal sociaal beleid.
Ook de positie van ouderen komt in de Welzijnsnota aan de orde, maar veel
te summier naar de zin van de ouderenorganisaties. ‘Hoeveel aandacht krijgen
ouderen nu eigenlijk,’ moppert directeur Marcel Kaarsgaren van de ouderenbond
ANBO, ‘anderhalve pagina, op een nota van veertig bladzijden.’ De ANBO zegt geen
bezwaar te hebben tegen geïntegreerd ouderenbeleid, maar mist wel een
‘coördinerend lichaam’. Kaarsgaren: ‘Het risico is dat de grote lijn uit het
zicht verdwijnt als het beleid voor ouderen over zoveel verschillende
portefeuilles wordt verdeeld.’Dat regisserende orgaan dat de ANBO wil was
tot voor kort de directie Ouderenbeleid van het ministerie van VWS, maar die is
als zelfstandige eenheid opgeheven en opgegaan in de ‘nieuwe’ directie
Thuiszorg, Verpleging & Verzorging en Ouderenbeleid. Kaarsgaren is niet
gelukkig met die herschikking: ‘Door ouderen onder te brengen bij Verzorging en
Verpleging worden ze in het hokje van zieken en hulpbehoevenden geplaatst. Dat
werkt stigmatiserend. Terwijl ouderen aan de andere kant worden gestimuleerd zo
lang mogelijk zelfstandig te blijven.’
Stigmatisering
Gepke Pals is als interim-directeur van directie Thuiszorg, Verpleging
& Verzorging en Ouderenbeleid verantwoordelijk voor de integratie van de
verschillende beleidsgebieden. Zij zegt: ‘Tachtig procent van de cliënten van de
sector verpleging en verzorging zijn ouderen, dus waarom zou je het
ouderenbeleid niet bij dezelfde directie onderbrengen? Dat is juist beter voor
de samenwerking, zo kunnen de verschillende sectoren goed op elkaar worden
afgestemd en aangesloten. Ze hebben alles met elkaar te maken.’ Pals trekt een
vergelijking met allochtonen, een andere ‘kwetsbare groep’ in de samenleving.
‘Die groep heeft ook niet één directie? Maar dat wil niet zeggen dat ze geen
aandacht krijgen, op verschillende terreinen wordt rekening met hen
gehouden.’
Pals is er net als Vliegenthart van overtuigd dat ouderen in de toekomst
volop kunnen blijven meepraten over zaken die hen aangaan. ‘Het is vooral van
belang dat ze hun stem laten horen op lokaal niveau. Ze moeten zien dat ze
meepraten in de gemeenten en de regio’s. Daar gebeurt het allemaal, daar zit men
het dichtst op de praktijk.’ Pals wijst er ook op dat in de meerjarenafspraken
de positie van regionale patiënten- en consumentenorganisaties is versterkt,
zodat ze als volwaardige partij deel kunnen nemen aan de totstandkoming van
regionaal beleid. Die medezeggenschap moet leiden tot een zorgverlening zoals de
ouderenorganisaties zich die wensen: vraaggericht, vanuit een ketenbenadering en
integraal, zodat naast zorg ook aandacht is voor wonen en welzijn.
Achterblijven
De gemeenten en de regio’s spelen inderdaad een sleutelrol in het
ouderenbeleid, op veel deelterreinen voeren ze de regie. Maar zij krijgen ook te
maken met de gevolgen van keuzes van de rijksoverheid, bijvoorbeeld het beleid
om het beroep op instellingen als ziekenhuizen, verpleeghuizen,
verzorgingshuizen en thuiszorginstellingen te beperken. Zo groeit de groep
thuiswonende ouderen met wie het niet goed gaat. ‘Gemeenten voelen zich
verantwoordelijk, maar hebben nog weinig ervaring met dit soort
ouderenproblematiek,’ constateerde VWS zelf in Lokaal Sociaal Beleid van
april.Twee jaar geleden al stelde het Sociaal en Cultureel Planbureau vast
dat de totstandkoming van een samenhangend lokaal en regionaal ouderenbeleid
achterbleef bij de verwachtingen. De conclusie luidde dat de ontwikkeling van
een effectief gemeentelijk ouderenbeleid door het Rijk krachtig zou moeten
worden ondersteund. Er is inmiddels een ondersteuningsprogramma opgezet. Een
werkgroep van twintig ambtenaren uit geselecteerde gemeenten speelt hierin een
centrale rol. De werkgroep ontwikkelt en toetst ideeen over de facilitering,
adviseert over de opzet van pilotprojecten en wisselt gegevens en ervaringen
uit.
De gemeenten hebben van hun kant ook te kennen gegeven dat ze behoefte
hebben aan ‘landelijke facilitering’ als het gaat om zaken als de
één-loket-benadering, de functie van de ouderenadviseur, de ontwikkeling van de
dienstverlening aan specifieke groepen zoals allochtone ouderen, het opzetten
van ‘wonen-plus-projecten’ en het monitoren van kwetsbare ouderen. Bij die vraag
om ondersteuning gaat het om bestuurlijke- en organisatorische thema’s, maar
evenzeer om inhoudelijke onderwerpen. En juist daarom, benadrukken de
ouderenorganisaties weer, moet er Den Haag sprake zijn van een samenhangende
visie op zorg, wonen en welzijn van ouderen.
Verschraling voorkomen
Niet alleen bij de belangenorganisaties van ouderen, ook in de sector
ouderenzorg klinkt de roep om meer landelijke visie. Volgens de directeur van de
WoonZorg Federatie, Marie-Antoinette Bäckes-Kapteyn, zou het accent daarbij
moeten liggen op de kwaliteit van de zorg. ‘Regio’s maken hun eigen plannen en
dat is goed, maar om verschraling van de zorg te voorkomen is er een landelijk
kwaliteitskader nodig.’ Aan zo’n kader wordt ook gewerkt, vertelt
Bäckes-Kapteyn. ‘Bovendien hebben we als verzorgingshuizen onlangs
basiskwaliteitsnormen opgesteld waaraan zorgkantoren in de regio zich moeten
houden. Dat gebeurt nog niet overal, maar het is in de toekomst wel de
bedoeling.’
Dat Vliegenthart het ouderenbeleid samenvoegt met Thuiszorg en Verpleging
& Verzorging vindt ze positief. ‘In de praktijk komt het er bijvoorbeeld op
neer dat een oudere die zich voor een verzorgingshuis heeft ingeschreven niet
meer klakkeloos daar naartoe verhuisd wanneer er plek is. Het kan zijn dat
iemand enkel uit gevoel van onveiligheid wil verhuizen. Met de integratie van
verschillende beleidsterreinen als verpleging en thuiszorg kun je dat
makkelijker achterhalen. Je ontdekt eerder de vraag achter de vraag. Je kunt dan
bekijken of er voor die persoon geen passender mogelijkheden zijn om in zijn
eigen huis te blijven wonen.’ Op landelijk niveau vindt Bäckes-Kapteyn het geen
verkeerde ontwikkeling dat ook andere ministeries, zoals VROM en Sociale Zaken,
zich meer met ouderen gaan bemoeien. ‘Maar VWS moet natuurlijk wel de trekker
blijven van de zorg om ouderen,’ vindt ze.
De Nederlandse Vereniging voor Verpleeghuiszorg (NVVz) ziet het integreren
van de ouderenzorg als winst. Vice-voorzitter Florent Vlak, in het dagelijks
leven directeur zorg van Het Stichtse Hof in Laren: ‘Je bent dan als zorgsector
flexibeler, je kunt beter op de zorgvraag van ouderen inspelen. De regio’s
zullen de verantwoordelijkheid krijgen, zij moeten in de regiovisie hun beleid
vastleggen. Maar wij vinden het wel belangrijk dat er jaarlijks vanuit het
departement een beleidsvisie blijft komen op de verpleging en verzorging. Het
kan niet zo zijn dat er enkel een aantal ruwe regels wordt geschetst, dan
ontstaat er een onbalans tussen de regio’s. Overal moeten dezelfde voorzieningen
kunnen worden geboden en er mogen geen verschillen ontstaan in de
minimumgrenzen. Een oudere moet in elk deel van het land over dezelfde
faciliteiten kunnen beschikken.’Volgens Vlak valt of staat de opvang van de
groeiende groep ouderen met goede en voldoende woonvoorzieningen. ‘We moeten
zorgen dat dat geen knelpunt wordt. Daarnaast moeten we toewerken naar een
betere samenhang tussen zorg, wonen en welzijn. Op beide gebieden verwacht ik
van de overheid dat zij de richting aangeeft.’/Jeannine
Westenberg