Mevrouw Jansen ligt op bed en leest nog even wat voor
het slapen gaan. Wanneer haar ogen moe worden doet ze het licht uit. Ook drukt
ze op de knop die het huis in rusttoestand brengt. Automatisch gaan de gordijnen
dicht, gaan de rolluiken voor de ramen naar beneden en gaat het licht in de
woonkamer en de gang uit. Mevrouw Jansen hoeft zich geen zorgen te maken of ze
misschien nog een van de electrische kookpitten in de keuken aan had staan. Want
alle keukenapparaten, met uitzondering van de koelkast, schakelen zichzelf uit.
De bewegingsmelder heeft de afgelopen uren voortdurend gecontroleerd of mevrouw
Jansen zich nog heeft bewogen. Mocht dat niet het geval zijn, dan zou de
alarmcentrale haar even bellen om te vragen of alles goed is. Nu zij gaat
slapen, verandert de bewegingsmelder van functie. Nu slaat hij juist alarm als
hij beweging registreert en werkt dus als inbraakmelder. Maar als mevrouw Jansen
’s nachts naar het toilet moet, zal de bewegingsmelder haar niet voor een
inbreker aanzien. Zodra ze haar voeten op het matje naast het bed zet, verandert
de bewegingsmelder weer van functie, en gaat ook het licht in de gang, de
woonkamer en het toilet aan.
De Domoticawoning van de stichting Smart Homes uit Eindhoven zit vol met
dergelijke snufjes. Het mobiele huis heeft de afgelopen vijf jaar op diverse
lokaties in Nederland gestaan en is momenteel in Rosmalen te bezichtigen. De
techniek is er dus, maar het probleem is dat ze maar zeer mondjesmaat wordt
ingevoerd, zegt Annelies van Bronswijk, interim-directeur van het Instituut voor
Gerontechnologie van de TU Eindhoven. Dankzij allerlei high-tech en low-tech
toepassingen zouden ouderen veel langer thuis kunnen blijven wonen. Volgens Van
Bronswijk ontbreekt het aan een totaalvisie op de rol die techniek kan spelen in
woningen van ouderen. Daardoor blijft het vaak bij experimenten met automatische
gordijnen en magnetrons die zelf de bereidingstijden van de maaltijden van het
etiket kunnen lezen.
Mooie spulletjes
Van Bronswijk zegt steeds weer te stuiten op desinteresse in
gerontechnologische voorzieningen, zowel bij de overheid, wetenschappers, het
bedrijfsleven als de ouderenzorg. Als haar instituut projectsubsidie aanvroeg,
stuurde VWS het door naar VROM, want het was veel te technisch en ging bovendien
over huisvesting. En VROM verwees weer terug naar VWS, omdat het om
gezondheidspreventie zou gaan. Ook de wetenschap is volgens Van Bronswijk te
monodisciplinair bezig. ‘Voor er een toepassing wordt uitgedacht, zouden
technische wetenschappers eerst contact moeten leggen met de gamma-wetenschappen
om te weten wat mensen precies willen en hoe ze met technologie omgaan. Dat is
echter een moeizaam proces. Er worden wel mooie spulletjes ontwikkeld, maar ze
worden nauwelijks geVntegreerd en gerelateerd aan de behoeften van
mensen.’
Als dat wel zou gebeuren, ziet Van Bronswijk een grote rol weggelegd voor
de techniek in het terugdringen van het beroep op zorgvoorzieningen voor
ouderen. Wachtlijsten voor verzorgingshuizen zouden met de helft kunnen worden
teruggebracht en er zou ongeveer 2,5 miljard gulden kunnen worden bespaard op de
kosten van de gezondheidszorg. ‘In de ouderenzorg zou je ervan uit moeten gaan
dat iedereen in principe tot aan zijn dood zelfstandig blijft wonen. Je moet de
zorgbehoeftige periode, bij vrouwen de laatste 20 jaar van hun leven en bij
mannen de laatste 15 jaar, zo kort mogelijk maken.’Veel ouderen komen in
verzorgings- en verpleeghuizen terecht wanneer ze met valincidenten te maken
hebben gehad of na een beroerte. Valincidenten zijn door voorzieningen als
automatische ramen en gordijnen vaak te voorkomen, zegt Van Bronswijk. En mensen
die een beroerte hebben gehad kunnen vaak nog goed functioneren met de nodige
low-tech en high-tech aanpassingen in huis.’Geisers slaan vanzelf af als de
waakvlam niet brandt. Dat hetzelfde niet gebeurt bij gaspitten is eigenlijk
belachelijk. Het is ook vrij eenvoudig te realiseren dat gaspitten doven wanneer
er een lege pan op staat. En waarom zou een oudere niet tegen z’n verwarming
kunnen zeggen: “doe maar een graadje hoger alsjeblieft?” De spraaktechnologie
die daarvoor nodig is bestaat, die wordt ook al in auto’s gebruikt. Dit zijn
overigens allemaal voorzieningen die niet specifiek voor ouderen zijn, ik denk
dat iedereen ze wel zou willen. Het is niet de ouderdom die met gebreken komt,
maar naarmate mensen ouder worden blijkt de gebrekkige kwaliteit van de techniek
die ze hun hele leven al gebruiken.’
Zwemdiploma uit de muur
Of het grootschalig invoeren van technologische voorzieningen inderdaad zal
leiden tot een aanzienlijk geringer beroep op zorgvoorzieningen, betwijfelt Jan
Cees de Gruijter, hoofd voorlichting van de Woon Zorg Federatie. ‘Mensen worden
veelal opgenomen in een verzorgingshuis vanwege een aantal factoren. Vaak is er
sprake van vereenzaming en zelfverwaarlozing in combinatie met een slechter
wordende gezondheid. Ik zie niet zo snel hoe je dat met technologie zou kunnen
voorkomen.’ Van Bronswijk ziet dat echter wel. ‘Oudere mensen vereenzamen
doordat hun kennissen overlijden en ze niet in staat zijn een nieuw netwerk aan
contacten op te bouwen. Voor een deel is dat een mobiliteitsprobleem, dat je
door goede, op ouderen toegesneden vervoersmiddelen kunt ondervangen. Maar met
een beeldtelefoon stel je ouderen in staat stellen beter contact te onderhouden
met hun kinderen en kleinkinderen. Dan moet dat apparaat wel zo goed zijn dat
kinderen ook hun tekeningen en hun zwemdiploma aan oma kunnen laten zien of dat
een kopietje ervan uit de muur komt rollen.’
Van Bronswijk gelooft niet dat het persoonlijk contact overbodig zal
worden. ‘Integendeel. Als je geregeld contact hebt via een beeldscherm, zal dat
eerder een stimulans zijn om ook wat vaker binnen te lopen. En als mensen zich
niet gedwongen voelen bij hun moeder of grootmoeder op bezoek te gaan om te
kijken of alles wel goed is, is dat contact ook persoonlijker en waardevoller.
De kern van de zaak is dat je burgers al vanaf dat ze een jaar of veerig tot
vijftig zijn extra weerbaar maakt tegen chronische aandoeningen en het verlies
van het sociale netwerk. Dat kan met behulp van techniek die gezond gedrag,
onafhankelijk wonen en maatschappelijke participatie vanzelfsprekend
maakt.’
Jacqueline Zwagemakers van ouderenbond ANBO staat wat sceptischer tegenover
de mogelijkheden van de techniek. ‘Natuurlijk, dergelijke hulpmiddelen zijn
prachtig. Maar ik moet de eerste domoticawoning nog zien waar de gemiddelde
bewoner van een verzorgingshuis zich probleemloos in zou kunnen redden.’/Eric de
Kluis