‘De leuze voor het komend jaar is niet alleen meer
‘werk, werk, werk’, maar vooral ‘werken aan werk,’ stelde minister Vermeend bij
de presentatie van de Sociale Nota en de begroting van het ministerie van
Sociale Zaken. Daarmee maakte hij duidelijk dat bij het kabinet beseft dat een
beleid dat zich voornamelijk richt op het creëren van banen niet meer van deze
tijd is. Het beleid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal
zich de komende jaren meer gaan richten op de arbeidsparticipatie van werklozen
die er niet in slagen op eigen kracht een baan te vinden, met name door
maatregelen gericht op activering, training en scholing.
Desondanks hinkt de Sociale Nota 2001 nog sterk op twee gedachten.
Enerzijds heeft het ministerie tal van maatregelen in petto voor het versterken
en vergroten van het arbeidsaanbod, vooral voor uitkeringsgerechtigden,
arbeidsongeschikten, allochtonen, ouderen en vrouwen. Anderzijds gaat ze
onverminderd voort met het creëren van in- en doorstroombanen,
werkervaringsplaatsen en banen op grond van de Wet Inschakeling Werkzoekenden
(wiw).
Scholing
Minister Vermeend vindt dat iedereen een startkwalificatie zou moeten
halen, gelijk aan een opleiding op MBO-2 niveau voor aankomend vakman/vrouw.
Daartoe worden mogelijkheden voor scholing met behoud van WW of bijstand
vergroot en wordt de scholingsaftrek verhoogd met 20 procent.
Het kabinet wil ook bij wijze van proef werknemers zonder startkwalificatie
een individuele leerrekening geven, een spaarrekening waarmee zij zelf scholing
kunnen inkopen. Daarnaast krijgt ook de sluitende aanpak een extra impuls. Sinds
vorig jaar krijgen werklozen die er niet in slagen op eigen kracht een baan te
vinden binnen een jaar een aanbod voor scholing of werk. Voor 2001 is daar een
bedrag van 308 miljoen gulden uitgetrokken, waarmee aan ruim 40.000 werklozen
extra een aanbod kan worden gedaan. Het is de bedoeling dat de sluitende aanpak
de komende jaren niet alleen meer is voorbehouden aan nieuwe werklozen. Er zal
ook toegewerkt worden naar een sluitende aanpak voor het huidige bestand aan
werklozen.
Naast deze maatregelen blijft het ministerie van Sociale Zaken zich ook
inzetten voor gesubsidieerd werk voor werkloze jongeren, die langer dan een jaar
geen baan hebben en die zijn aangewezen op werk onder aangepaste omstandigheden.
In 2001 moeten er 55.000 in- en doorstroombanen worden gerealiseerd, naast 6500
werkervaringsplaatsen en 48.000 WIW-banen. Ook komen er 1160 plaatsen in de
sociale werkvoorziening bij. Het ministerie wil tevens extra aandacht besteden
aan doorstroming van gesubsidieerd naar niet-gesubsidieerd werk. Om dat te
bevorderen mogen gemeenten vanaf dit jaar het geld dat ze niet hebben uitgegeven
aan WIW-banen gebruiken voor scholing en activering.
Ouderen
De bewindspersonen van Sociale Zaken willen de arbeidsdeelname van ouderen
de komende decennia met driekwart procent per jaar verhogen. Het is de bedoeling
dat in 2030 de helft van het aantal mensen tussen de 55 en 65 jaar minstens 12
uur per week werkt. Nu ligt dat percentage nog op ongeveer 31 procent.
Om meer ouderen aan het werk te helpen en te behouden voor de arbeidsmarkt
zullen VUT-regelingen worden omgezet in individuele pre-pensioenregelingen, waar
mensen zelf voor sparen. Verder hoeven werkgevers per 1 januari 2001 minder
loonbelasting en premies te betalen wanneer zij een werkloze van boven de 50
jaar in dienst nemen die niet meer verdient dan 150 procent van het minimumloon.
Het kabinet heeft voorgesteld om werkgevers die een werknemer van 57,5 of ouder
ontslaan voor een deel de WW-uitkering te laten betalen.
Jeugd
Opvallend binnen de jeugdzorg en het jeugdbeleid is dat de extra
beleidsinspanningen dit jaar niet zozeer zijn gericht op de bestaande
probleemjeugd, maar vooral op preventie. Bij VWS heeft versterking van het
jeugdbeleid voor 0 tot 6 jarigen een hoge prioriteit. Gemeenten krijgen 35
miljoen om de consultatiebureaus te versterken. OC&W investeert fors in
voor- en vroegschoolse educatie en het onderwijsachterstandenbeleid. In 2001
komt al 145 miljoen ter beschikking van de scholen, oplopend tot 195 miljoen in
2002. Met name taalachterstanden bij allochtone kinderen moeten met dit geld
snel worden opgespoord en verholpen.
Zorg in het onderwijs is speerpunt van beleid geworden. In totaal wordt
er 220 miljoen in geïnvesteerd. Alles wordt in het werk gesteld om er vroeg bij
te zijn, en problemen op latere leeftijd te voorkomen. Een sluitende aanpak voor
de allerjongsten is het devies. Daarbij moet de samenwerking tussen scholen,
peuterspeelzalen, kinderopvang, jeugdzorg en consultatiesbureaus stevig in het
de steigers worden gezet. Staatssecretarissen Adelmund en Vliegenthart hopen zo
200 duizend risicokinderen in het vizier te krijgen. Ten aanzien van het beleid
voor de oudere jeugd springen een aantal zaken in het oog. Maatregelen tegen het
voortijdig schoolverlaten zijn tot dusver onvoldoende succesvol. Over het
schooljaar 1998-1999, zo bleek deze zomer, is het aantal dropouts niet gedaald.
Minister Hermans van OC&W verwacht veel van de regionale meldcentra en
prestatieafspraken met de gemeenten, zo zei hij bij de presentatie van zijn
begoting.
Wat betreft jeugdciminaliteit zijn er twee ministeries die zich roeren.
Binnenlandse Zaken geeft 20 miljoen extra uit voor het vroegtijdig signaleren
van problemen van jongeren, en steekt nog eens 36 miljoen in CRIEM-projecten die
allochtone jongeren uit het criminele circuit moeten trekken. Justitie heeft een
incidenteel bedrag van 17 miljoen ter beschikking gesteld voor justitiële
jeugdinrichtingen. 19,8 miljoen is weggezet voor het bij de wortel aanpakken van
geweld door jongeren.
Minderheden
Inburgering en werkgelegenheid zijn de speerpunten in het
minderhedenbeleid. Werkloosheid van allochtonen blijft een zorgenkindje van
Paars. Het kabinet had zich in 1998 al voorgenomen het verschil in de
werkloosheid tussen autochtonen en minderheden in deze regeerperiode met de
helft terug te brengen. Dit betekent dat de werkloosheid onder allochtonen eind
2002 tot 10 procent moet zijn gedaald. Momenteel bedraagt de werkloosheid onder
deze groep nu nog zo’n 14 procent.
Om de laatste slag te maken en de arbeidsparticipatie van minderheden
naar een aanvaardbaar niveau te tillen, is 135 miljoen beschikbaar. Bij de
uitvoering van het beleid lijkt het kabinet zich eindelijk te hebben verzekerd
van de steun van de werkgevers. Het Midden- en Klein Bedrijf (mkb) beloofde in
april om binnen een jaar 20 duizend allochtonen onder te brengen in haar
geledingen. Een ambitieus streven, gebaseerd op het grote aantal vacatures dat
binnen het mkb bestaat. Na vier maanden waren er pas 190 vacatures vervuld. De
vraag naar arbeid en het allochtone aanbod zijn kennelijk moeilijk op elkaar af
te stemmen.
Aan krachtige doelstellingen echter geen gebrek. Naast het convenant
met het mkb zijn in juli met 14 grote bedrijven soortgelijke afspraken gemaakt
over het inschakelen van meer allochtoon personeel. Het is de bedoeling dit
soort inspanningsverplichtingen uit te breiden naar 100 grote bedrijven. Ook
hierbij rijst de vraag of werkgevers een reëel beeld hebben van de inzetbaarheid
van allochtonen: velen van hen zijn langdurig werkloos en wellicht pas na
scholing bemiddelbaar. In het nadeel van de bedrijven spreekt dat zij nog geen
lange traditie hebben op het gebied van een allochtoonvriendelijk
personeelsbeleid, zo is althans meermalen gebleken uit evaluaties van de Wet
Samen. Deze wet, die organisaties voorschrijft er een gekleurd personeelsbestand
op na te houden, wordt overigens verlengd tot 2003. Drang, uitgeoefend via
wetten en convenanten, in plaats van dwang, lijkt vooralsnog de
overredingstechniek die de overheid hanteert om ervoor te zorgen dat de poorten
van werkgevers ook opengaan voor allochtoon personeel. Het is de vraag of dat
genoeg is.
Op het gebied van inburgering is ook nog een wereld te winnen, zo bleek
dit voorjaar al in de Kamer tijdens een ingelast debat over de Wet Inburgering
Nieuwkomers (win). Dit heeft geleid tot een aantal flankerende maatregelen.
Jaarlijks is er 5 miljoen opzij gezet voor de oprichting van een taskforce, die
hobbels in het inburgeringsbeleid moet wegnemen. Verder is er vanaf 2001 per
jaar 25 miljoen extra beschikbaar om ook oudkomers de kans te geven het
inburgeringstraject te doorlopen. Tenslotte zal in 2001 de doelgroep van de win
worden uitgebreid met ‘de houders van een vergunning voor bepaalde tijd’, zo
schrijft Binnenlandse Zaken in haar beleidsvoornemens./Floris van Balen &
Eric de Kluis