Door José van der Waerden – Dat jongeren uit achterstandswijken in steden relatief veel probleemgedrag vertonen, is bekend. Daar gaat ook flink wat geld naar toe, bijvoorbeeld via de budgetten voor de Vogelaarwijken. Maar hoe zit het met jeugdig gedrag in landelijke regio’s? Bestaan daar ook verschillen tussen achterstandsgebieden en ‘rijke’ regio’s? En in hoeverre verschilt dat met de stadsproblematiek? Omdat cijfers hierover ontbraken, vonden onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) het hoog tijd die in beeld te brengen.
Achterstandsindicator
De onderzoekers hielden tweemaal een schriftelijke meting onder 2250 jongeren én hun ouders, zowel uit Groningen, Friesland en Drenthe. Ze gebruikten drie wetenschappelijk erkende vragenlijsten. De eerste meting vond plaats in 2001 en 2002. De kinderen waren toen gemiddeld 11,5 jaar. Bij de tweede meting, in 2004 en 2005, waren ze dus gemiddeld 13,5 jaar. Het gaat om jongeren uit landelijke én stedelijke gebieden, uit ‘arme’ én welvarende delen. Voor de mate van achterstand van een woongebied werd gebruikgemaakt van de achterstandsindicator van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het onderzoek maakt deel uit van een langlopende studie van het UMCG naar de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen in Noord-Nederland op weg naar volwassenheid. Vorig jaar is een derde meting afgesloten. De gegevens daarvan worden nu verwerkt.
Wapens
Dat ook op het platteland gedragsproblemen vooral voorkomen in achterstandsgebieden, kwam voor de onderzoekers niet uit de lucht vallen, erkent onderzoeksleider Menno Reijneveld. ‘Vooraf hadden we daar al wel een “basisgevoel” over, vanuit gesprekken met hulp- en zorgverleners. Dat de problemen even groot zouden zijn als in steden, hadden we niet verwacht. Agressief en delinquent gedrag blijkt even vaak voor te komen in Amsterdam-West als in Oost-Groningen.’
De getoetste gedragsproblemen beslaan een breed gebied: van liegen, pesten en zwartrijden tot vechten, heling en dreigen met wapens. Omdat elke puber wel eens problematisch gedrag vertoont, gaan de vragenlijsten uit van een ‘norm’. Kinderen die erboven zitten, vallen in de categorie met ‘gedragsproblemen’. De onderzoeksuitkomsten laten zien dat in achterstandsgebieden 14 procent van de jeugd boven de norm zit. In welvarende gebieden is dat 7,5 procent. Die verschillen zijn voor jongens en meisjes vrijwel gelijk.
Verslaving
De hoge score in achterstandsgebieden wordt voor de helft verklaard door de sociaaleconomische positie van de ouders: opleidingsniveau, inkomen, wel/geen werk en het niveau van de baan. Tot verbazing van de onderzoekers blijken opvoedstijl en erfelijkheid (bijvoorbeeld van psychische problemen of verslaving) geen factor van betekenis. ‘Wij dachten vooraf dat dit wel zo zou zijn’, zegt Reijneveld. ‘Uit ervaring weten we trouwens wel dat mensen soms zelf denken dat ze geen problemen hebben, maar dat een buitenstaander dat anders ziet.’
Wat veroorzaakt dan nog meer die gedragsproblemen? Reijneveld zoekt het antwoord onder meer in de mate van perspectieven en kansen voor de jeugd. ‘Is er voldoende voor ze te doen? Hoe staat het met de scholingsmogelijkheden? Op het platteland kan ook de beschikbaarheid van zorg en welzijn een rol spelen. Hulpverleners hebben niet altijd zin om daar te werken. Door personeelstekorten, maar ook door ontvolking zie je dat voorzieningen verdwijnen of moeilijk bereikbaar worden.’
Geslotenheid
Reijneveld benadrukt dat de onderzoekers geen politiek pamflet hebben geschreven. ‘We wilden gewoon weten hoe het écht zit. Nu is een volgende stap nodig: erachter komen wat werkt. Onderzoek en praten met professionals zal meer inzicht geven. Natuurlijk kun je bepaalde projecten uit stedelijke gebieden op het platteland inzetten, maar werken in landelijke regio’s vereist soms een andere aanpak. Vooral door de geslotenheid van sommige gemeenschappen.”n
Meer informatie? Mail S.A.Reijneveld
Meer weten? Lees dan ook de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Daarvoor kunt u zich hier aanmelden.
Bron: Foto: ANP/Koen van Weel