De overheid hecht grote waarde aan goed functionerende medische en maatschappelijk zorg. Beiden vervullen namelijk essentiële functies; ze zorgen ervoor dat mensen fysiek, psychisch, maatschappelijk en sociaal in staat zijn om bij te (blijven) dragen aan de samenleving. De missie is daarmee exact hetzelfde. De uitvoering echter niet. Sterker nog, het startpunt van beide zorgvormen is al compleet verschillend. Naast de eerstelijns deskundige in de eerste lijn (lees: de huisarts) staat namelijk geen vergelijkbare huisdeskundige voor de maatschappelijke zorg.
De huisarts als poortwachter
De Amerikaanse hoogleraar gezondheidszorg Ezekiel Emanuel vergeleek onlangs onze medische zorg met die van andere landen. Hij was onder de indruk, vooral van de plaats en functie van de huisarts in de eerste lijn. Als hij ziek zou worden, dan graag in Nederland. De plaats en functie van huisartsen zijn gebaseerd op het substitutiebeginsel: aanbod en gebruik van zorg op de meest doelmatige plaats. Denk daarbij aan verschuivingen van zwaardere naar lichtere zorg, van langdurige naar kortere zorg en van professionele zorg naar zelf- en samenredzaamheid.
De huisarts is niet alleen een centraal vertrouwensfiguur op dorps-, wijk- of buurtniveau, maar ook de enige poortwachter in de eerste lijn van de medische zorg. Met andere woorden: de huisarts bewaakt de toegang naar gespecialiseerde medische zorg in klinieken en ziekenhuizen. Hij of zij is daar volledig onpartijdig in en heeft geen direct belang bij het aantal bezoekende patiënten en medische verrichtingen.
Lappendeken van instellingen
De maatschappelijke zorg laat een totaal ander beeld zien. Er is bijvoorbeeld helemaal geen duidelijk onderscheid tussen eerste- en tweedelijns zorg. Mensen met een hulpvraag komen terecht in een lappendeken van overheidsinstellingen, particuliere initiatieven en zelfstandige hulpverleners, die er vaak uiteenlopende doelstellingen op nahouden. Instellingen en hulpverleners zijn daarnaast veelal aanbodgericht, met open toegang, en vertonen nogal eens competitief en selectief cliëntengedrag. Er bestaan wel poortwachters, maar die vervullen hun rol vaak voor eigen deelterrein, zoals jeugdzorg, maatschappelijke dienstverlening en schuldhulpverlening. Kort gezegd: het substitutiebeginsel wordt onvoldoende toegepast in de maatschappelijke zorg.
Centraal vertrouwenspersoon
De organisatie in de maatschappelijke zorg is dan ook nodig aan verandering toe. Over het deelterrein van de jeugdzorg worden bijvoorbeeld al langer zorgelijke signalen afgegeven: kleine instellingen en zelfstandige hulpverleners floreren op financieel gebied, terwijl grote instellingen kampen met wachtlijsten en tekorten. Waar het aan ontbreekt, is een breed herkenbare en erkende poortwachter, die op wijk- of buurtniveau als centraal vertrouwensfiguur fungeert. Bouchra Dibi onderstreepte dit recentelijk bij de presentatie van haar onderzoek naar hulpverlening in probleemwijken voor Bureau Krachtwijken: ‘Bewoners geven aan grote behoefte te hebben aan een hulpverlener met wie ze een vertrouwensband kunnen opbouwen’.
Eén poortwachter maatschappelijke zorg
De eerste stap is wat mij betreft dan ook om te komen tot die ene poortwachter voor de maatschappelijke zorg in de eerste lijn. Die persoon is universitair opgeleid, staat als professional geregistreerd en is de centrale (en gekozen) vertrouwenspersoon in een wijk, buurt of dorp. Naast de maatschappelijke zorg die deze persoon zelf verleent, bewaakt hij of zij (net als huisartsen) de toegang tot gespecialiseerde maatschappelijke zorg en verwijst slechts naar hulpverleners in de tweede lijn op basis van een diagnostisch onderbouwde verklaring.
Wie is uw huisarts?
‘Wie is uw huisarts?’ is een gebruikelijke vraag bij het opnemen van persoonsgegevens. Maar wie aan een willekeurige burger vraagt naar zijn of haar huisdeskundige op het gebied van maatschappelijke zorg krijgt waarschijnlijk een verbaasd gezicht. Sociale en maatschappelijke problemen worden als ‘ver van mijn bed’ beleefd en overkomen vooral anderen. Totdat een onverwachte sociale en/of maatschappelijke storing zich voordoet, op het gebied van relaties, schulden, omgang met ziekte of beperking, noem maar op.
Duw in de juiste richting
Dán zou een huisdeskundige voor maatschappelijke zorg ineens heel goed van pas komen. Hoe kunnen we die poortwachter noemen? Huismaatschappelijk werker (MSc) misschien? Of zoeken we naar een nieuwe naam, voor een nieuw beroep? Dan zou ‘sociator’ wellicht een goede naam kunnen zijn. Hoe dan ook: door de afwezigheid van een huisdeskundige loopt de maatschappelijke zorg vooralsnog niet in gelijke pas met de medische zorg. Wie geeft de maatschappelijke zorg de noodzakelijke duw in de juiste richting?