Suzanne (30) is hulpverlener bij De Jeugd- & Gezinsbeschermers in ’t Gooi. Ze zag hoe een moeder uiteindelijk alles deed in het belang van haar kind en zichzelf volledig wegcijferde. Luister de podcast via je favoriete podcastapp – zoals Apple Podcasts of Spotify – of hier:
Nog meer podcasts luisteren? De vorige edities vind je hier terug:
Het verhaal liever lezen? We hebben het interview ook voor je samengevat:
‘We kregen een nieuwe opdracht van de kinderrechter. Die draaide om een jong meisje dat al een jaar niet meer bij haar moeder woonde, maar bij familie. Dat was op basis van vrijwilligheid, maar de moeder stond er niet langer achter. Ze wilde heel graag weer de zorg voor haar dochter op zich nemen. We kregen van de rechter een jaar de tijd om te onderzoeken of dit in het belang van het meisje zou zijn.
De moeder had veel problemen, begreep ik: ze was jarenlang aan verschillende middelen verslaafd geweest en er vond bij haar thuis huiselijk geweld plaats. In mijn eerste gesprek met moeder viel me haar motivatie op. Ze zei dat ze niet langer middelen gebruikte. Om dat zeker te weten, sprak ik af dat zij drie keer per week haar urine zou laten testen op middelengebruik, als voorwaarde voor contact met haar dochter.
Huiselijk geweld
‘Onder begeleiding van een hulpverlener mocht moeder haar kind vervolgens eens per zes weken ontmoeten. Dat ging eerst goed, maar na een paar maanden bleek opnieuw sprake te zijn van huiselijk geweld. Ook was weer sprake van middelengebruik. De omgang zette ik tijdelijk stop. De moeder wist zich echter te herpakken en dat verraste mij. Het maakte mij ook blij: het dochtertje mistte haar moeder erg. Maar later ging het toch weer mis. Toen het jaar bijna voorbij was, kwamen we tot een advies: dat het in het belang van het meisje was dat zij zou opgroeien bij het pleeggezin. Moeder was het er niet mee eens en was heel verdrietig. We lieten ons advies toetsen door de Raad voor de Kinderbescherming.’
Mooiste beslissing
‘Het onderzoek van de Raad duurde negen maanden en in die periode bleef ik met moeder in gesprek. Ik legde steeds opnieuw het belang uit van opgroeien op een veilige, stabiele plek. Langzaamaan veranderde de vrouw van gedachten en nog voor de uitspraak van de kinderrechter zei ze tegen mij: ‘Suzanne, ik wil je vandaag iets vertellen. Ik denk dat het beter is voor mijn dochter als zij gaat opgroeien in het pleeggezin.’ Ik viel stil; dit was waarschijnlijk het ingewikkeldste moment in haar leven. Het was de mooiste beslissing die ze kon nemen, omdat ze wist dat ze haar dochter niet kon bieden wat zij nodig had.’
Pleeggezin
Formeel betekende de uitspraak van de moeder niets, maar voor het meisje en pleeggezin de wereld. De kinderrechter besliste uiteindelijk inderdaad dat het meisje zou opgroeien bij het pleeggezin. Niet eerder maakte ik zo’n korte zitting mee; iedereen was het ermee eens. Ik vond de moeder zó dapper.’