Nederland kent meer dan vijf miljoen mantelzorgers en dat worden er in de toekomst alleen maar meer. Mantelzorg is een van de hoekstenen in ons zorgsysteem. Tegelijkertijd kan er van alles misgaan met de aansluiting tussen informele en formele zorg. Hoog tijd dus om met een expert van gedachten te wisselen over een soepelere samenwerking tussen de twee.
Als zorgverlener liggen nu en in de toekomst steeds meer kansen in de samenwerking met het netwerk van de cliënt, hoe kunnen we dat netwerk versterken?
Barbara Oppelaar: ‘Wat we momenteel zien gebeuren, is een dubbele vergrijzing: mensen worden ouder, maar ook steeds minder mensen gaan de zorg in. Er ligt dus een grote maatschappelijke opdracht. We moeten noodgedwongen steeds meer van mantelzorgers vragen, maar ook willen mantelzorgers zelf graag een rol blijven spelen in het leven van hun geliefde naaste.
Het netwerk van de zorgvrager wordt dus ook steeds belangrijker. Dat netwerk is veel breder dan alleen de primaire mantelzorger. Wanneer je met een bredere blik naar de mogelijkheden van informele zorg gaat kijken, is er vaak een veel grotere vijver waar je uit kunt vissen. De primaire mantelzorgers zijn degenen die het meest belast zijn, maar als je met hen in gesprek gaat, blijkt vaak dat ze hun zorgtaken zelf ook moeilijk los kunnen laten.
De betrokkenheid bij de zorgvrager is meestal heel groot en soms speelt er ook schuldgevoel: mensen willen het beste voor hun naaste. Er is dus een brede onderstroom van dingen die spelen wanneer iemand zorgafhankelijk wordt, maar als je het van begin af aan anders insteekt ontstaat er een robuust “team van de toekomst”, dat bestaat uit een combinatie van de cliënt, het bredere netwerk van de cliënt én professionele zorg.’
Wat heeft een mantelzorger nodig, en ook: wat heeft een zorgverlener van de mantelzorger nodig om de samenwerking te optimaliseren?
‘Tussen de cliënt en zijn of haar netwerk zit al geschiedenis. Voor de cliënt en de professionele zorgverlener(s) ligt dat anders: zij moeten elkaar nog leren kennen. Dat stukje communicatie tussen het netwerk en professionele zorg wordt nog weleens vergeten.
Wanneer professionele zorgverleners andere vragen gaan stellen aan de personen in het netwerk kunnen zij veel beter bepalen welke zorg ze wel – maar ook juist niet – kunnen overnemen van de mantelzorger. Gewoon door te vragen: wat mogen we niet overnemen? Die vraag wordt heel anders ervaren dan een reactieve vraag als: wat wilt u zelf blijven doen? Mensen gaan hierdoor nadenken over hun eigen prioriteiten en het motiveert ze om betrokken te blijven.’
Hoe breng je zo’n netwerk efficiënt in kaart?
‘Een goede manier hiervoor is gebruik te maken van de netwerkcirkel van Lensink. Hiermee breng je de contacten van de cliënt in kaart met familie, medecliënten, professionals en anderen in de samenleving, teneinde potentiële samenwerkingspartners te identificeren.
Voorafgaand aan het invullen van de netwerkcirkel wordt een groslijst van contacten gemaakt. De verschillende personen worden aan de hand van vragen naar de aard van het contact ingedeeld in vier schillen rond de cliënt: intimi, vrienden, bekenden en diensten. De contacten worden daarnaast verdeeld over vier kwadranten: familie, medecliënten, professionals en samenleving. Uitgangspunt is dat de cirkel van bekenden personen omvat die vrienden kunnen worden.
Ook laat de cirkel zien wie (potentiële) hulpbronnen zijn. Uiteraard kan dat ook met behulp van de cliënten zelf. Er was ooit een mevrouw die geen sociaal netwerk meer had, maar een van de medewerkers van haar zorginstelling wist dat ze wel een curator had. Ze had genoeg financiële middelen en daardoor konden er betaalde mantelzorgers ingezet worden. Er moet meer creatief gedacht worden en daarvoor moet de visie van de professionals veranderen. Zeker nu, omdat al berekend is dat in 2040 een op de vier mensen de zorg in moet.’
Hoe komt het netwerk en de professionele hulp op een goede manier met elkaar in gesprek en hoe bepaal je wat je van een mantelzorger wel en niet kunt vragen?
‘De professionals moeten erop durven vertrouwen dat mantelzorgers het goed doen. Niemand hoeft “alles” te doen, beide partijen moeten leren faciliteren. Wanneer de mantelzorger altijd de medicatie heeft gegeven, kan dat nog steeds prima als de professional in beeld komt. Maak daar goede afspraken over.
Een mooi voorbeeld uit de praktijk: er was een vrouw die haar moeder twee keer per week hielp douchen. Toen moeder naar een zorginstelling ging kreeg de dochter te horen dat dat niet meer nodig was: dat is nu onze verantwoordelijkheid. Die vrouw was vervolgens in tranen omdat dat moment met haar moeder, dat haar inmiddels heel dierbaar was, haar werd afgenomen. Ze deed het al vijf jaar probleemloos.
De zorginstelling handelde vanuit de beste bedoelingen, met als insteek: ‘Dan kun jij weer lekker dochter zijn’ maar voor de dochter voelde het alsof haar quality time met haar moeder werd ontnomen. Een typisch voorbeeld waarbij betere communicatie nodig is. Stel gewoon de vraag! Mensen zijn vaak heel erg bereid om dingen te doen. Niet elke mantelzorger is overbelast, en hoe meer samenwerking, hoe minder overbelasting.’
Barbara Oppelaar
Is trainer, acteur en directeur/eigenaar van Ervarea. Oppelaar heeft chemische technologie gestudeerd en werkte lange tijd als adviseur en projectleider bij gemeentes en adviesbureaus. Door de kennismaking met improvisatietheater kreeg het werk in deze technische omgevingen een hele nieuwe dimensie.
Het vinden van een sleutel voor het toepassen van de vaardigheden uit dat theater in teams en bij mensen met een ouder wordend en beschadigd brein heeft een logische carrièreswitch tot gevolg gehad. Al jaren werkt zij als trainer, coach, adviseur en acteur. Oppelaar is getrouwd en heeft twee dochters van 19 en 21.