Jos van der Lans gelooft in de belofte van de sociale wijkteams, zegt hij in het decembernummer van Zorg + Welzijn magazine. ‘Ik geloof erin, ik heb het met mijn eigen ogen gezien. In Leeuwarden, in Enschede. Teams met ervaren mensen, een behoorlijke staat van dienst, diverse competenties. En die dan in zo’n wijk kunnen opereren en verbindingen leggen. Dat komt wel in de buurt van wat ik het ideaal vind.’
Lijstjes
Maar de onderzoeker ziet dat in veel gevallen de wijkteams toch nog weer een technocratische operatie worden. Teamleden krijgen lijstjes mee wat ze moeten doen en hoe ze het moeten doen en welke resultaten ze moeten behalen. Terwijl het volgens Van der lans zo zou moeten zijn dat burger en professional samen organiseren. En dat is een ander gesprek dan ‘we gaan eerst kijken wat u zelf kan, en daarna…’.
Lees het interview met Nynke Andringa: ‘Doorverwijzen is een vies woord’. Nynke Andringa en haar collega’s van het Frontlijnteam in Leeuwarden, houden er ongebruikelijke werkwijzen op na>>
Kennis
De professional moet meer in dienst van het probleem zijn zoals dat door de burger zelf wordt ervaren, vervolgt Van der Lans. ‘Het is heel anders of je namens een instelling of je professie een wijk in gaat of dat je de kennis die je hebt, deelt met degene die je helpt. En dat je, omdat je met andere professionals met een andere deskundigheid samenwerkt, eindelijk kunt erkennen dat de oplossing van iemand anders beter is.’
Doen
Het gaat bij de transities in de kern niet om de verandering van het systeem, vindt Van der Lans, maar om de verandering van de professional. Leden van de wijkteams in Leeuwarden en Enschede zijn ‘doeners’, maar vanzelfsprekend is die houding niet bij professionals.
Wil je het hele interview lezen? Kijk dan in het decembernummer van Zorg + Welzijn Magazine. Heb je geen abonnement op het magazine? Dan kun je het artikel ook hier op Myjour lezen >>
De centrale vraag in het gesprek moet zijn: Waar wordt u gelukkig van? Dan kunnen er weleens hele mooie en eenvoudige oplossingen naar voren komen, door de mensen zelf bedacht. Die gaan dan niet altijd over zorg, maar vooral over welzijn en wat de buurt voor mensen kan betekenen. In Noord-Holland heb ik daar al hele mooie voorbeelden van gezien, waarbij buren met gemeenschappelijke interesses samen leuke dingen gingen doen na slechts een interventie door een WonenPlus consulent!
Beste Jos,
Welkom (terug) in de schare van pleitbezorgers voor kwalitatief hoogwaardige sociaal werkers. Sociaal werkers moeten goed onderlegd en toegerust zijn om ‘in het werk’ steeds de goede beslissingen te nemen om de beste support te geven. Vaak intuïtief en improviserend in de dagelijkse praktijk, maar ook weloverwogen bij het kiezen van de juiste strategie of methodiek. Een vakman/vrouw werkt met geïnternaliseerde vakkennis en kennis van methoden en technieken. Er gaat nu teveel tijd op aan het analyseren en ontwerpen van de juiste aanpak, wat leidt tot uitstelgedrag en onnodig problematiseren. De eerste vraag is nu nog vaak of iets wel past in de opdracht van de instelling of de financier in plaats van de vraag waarmee bewoners of cliënten uit de voeten kunnen. Gewoon doen, dus. Maar wel op basis van gedegen vakmanschap en regelmatige reflectie om scherp te blijven.
Als docent aan een HBO-opleiding voor sociaal werkers ervaar ik juist dat veel van mijn studenten al te eenzijdig doeners zijn, die vaak geneigd zijn te snel mee te gaan met de aanvankelijke vraag. Een goede sociaal werker onderscheid zich volgens mij echter juist in het zelfstandig en vanuit verschillende perspectieven kunnen doordenken van situaties en vragen. Van der Lans doet de beroepsidentiteit tekort als hij de ‘doener’ als ideaaltype neerzet.
Wat ik in het stuk verder mis, is de overweging dat wijkgericht teams niet zezelden met een maatschappelijke opdracht de wijk ingaan: de opdrachtgevende gemeente of woningcorporatie heeft ook zo z’n legitieme belangen. Hoe gaat een ‘doener’ zorgvuldig om met die soms strijdige belangen? Wellicht toch wat meer ruimte voor zelfstandig denken?
Beste Jos,
Opnieuw en met belangstelling het interview en jouw altijd weer interessante visie op samenhang en samenleving gelezen. Toch begrijp ik enkele cryptische omschrijvingen deze keer niet én wil ik graag een aansluitend theoretisch inzicht lanceren.
Ik citeer : ‘De professional moet meer in dienst van het probleem zijn zoals dat door de burger zelf wordt ervaren, vervolgt Van der Lans –> prima te volgen en volledig mee eens. Maar dan kom je met een soort afweging die mij triggert en die ik niet kan plaatsen. Wat bedoel je hiermee ? Waarom is dit een of/of-vergelijking ?
‘Het is heel anders of je namens een instelling of je professie een wijk in gaat of dat je de kennis die je hebt, deelt met degene die je helpt.’ Verder opnieuw een prachtige frase die ik helemaal onderschrijf ; ‘En dat je, omdat je met andere professionals met een andere deskundigheid samenwerkt, eindelijk kunt erkennen dat de oplossing van iemand anders beter is.’
Ooit haalde ik een groot deel van mijn visie op samenwerken en samenleven uit het altijd interessante gedachtengoed van de Interaktie Akademie in Antwerpen. Van hen is de stelling : ‘Adequaat samenwerken impliceert een gezamenlijke focus op het maatschappelijk probleem en niet op het interne product, waarbij de moed is vereist om af te zien van het eigen gelijk.’
En daarin herken ik veel van jouw opvattingen !!
Hartelijke groet.
Mooi inzicht. Maar.. de professional moet wel de ruimte krijgen. Van zijn of haar manager of teamleider, en/of directeur: z’n werkgever. En die werkgever, meestal een organisatie van redelijke of grote omvang, moet de ruimte krijgen van z’n geldverstrekker. Begint ermee dat die instellingen meer ruimte gaan vragen om ‘problemen’ in breder perspectief te mogen oppakken. Dus zichzelf omvormen; meer generalistisch, meer verschillende specialismen onder één dak, in staat meer verschillende doelgroepen te bedienen?