Aanzet tot het project kwam van Theo Roes, in zijn rol als voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers(NVMW). In 2005 nam hij samen met beroepsorganisatie PHORZA en de Beroepsvereniging Opbouwwerkers Nederland (BON) initiatief tot het platform voor sociaal-agogische beroepen. (Foto: Paul Vlaar)
Paul Vlaar: ‘Roes pleitte toen ook voor een landelijk investeringsprogramma voor beroepsontwikkeling. Dat wordt nu gekoppeld aan de beroepsontwikkeling van sociaal-agogische professionals die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wmo.’
Beter in meedoen
Het pleidooi van Theo Roes leidde uiteindelijk tot een vijfjarig programma getiteld ‘Professionaliteit verankerd’. Samen met de programmalijnen ‘Effectieve interventies’, ‘Vernieuwend Welzijn’ en ‘Iedereen telt mee’ is het onderdeel van het landelijke VWS-programma ‘Beter in meedoen’. ‘Professionaliteit verankerd’ loopt van 2008 tot en met 2012.
Kwaliteitsnormen
Paul Vlaar: ‘Het doel is de ontwikkeling van kwaliteitsnormen voor alle zorg- en welzijnsdiensten die onder de Wmo vallen. Dan gaat het om vragen als: wanneer zijn de betrokkenen bijvoorbeeld tevreden als een probleem rondom jongeren is opgelost? Of wanneer doen gehandicapten op een goede manier mee? Zo willen we voor de prestatievelden in de Wmo een set kwaliteitskenmerken vaststellen.’ ‘Dit jaar nemen we drie thema’s onder de loep: jongerenparticipatie in de wijk, maatschappelijke participatie van gehandicapten en het voorkomen van uitsluiting van gemarginaliseerde groepen, zoals daklozen.’
Olympiades
De kwaliteitskenmerken worden eerst via zogeheten ‘olympiadeconferenties’ door deskundigen geformuleerd: door bewoners en gebruikers, professionals, managers, beleidsmakers en onderzoekers. Vlaar: ‘Zij geven dus allemaal aan welke kwaliteitseisen bijvoorbeeld jongerenwerk in een wijk moet voldoen. Daarmee heb je per prestatieveld een kader waaraan je de praktijk kunt toetsen.’
Competenties
De handreikingen geven straks de norm aan voor de kwaliteit van de dienstverlening en de daarbij vereiste professionaliteit. ‘Dan gaat het om het bij de tijd brengen van de competenties van de huidige professionals. Daarnaast benoemen we de vereiste competenties die nodig zijn om aan die kwaliteitscriterea te kunnen voldoen. Verder gaan we ook omschrijven welke competentie-eisen voortkomen uit het werken met effectieve interventies. Samen met hogescholen zetten we vervolgens een modulair systeem op van bij- en nascholing voor de huidige professionals.’
Verankering
Als de kwaliteitskenmerken in de praktijk zijn getoetst en in competenties zijn vertaald, worden ze in samenwerking met beroepsverenigingen en de branches in de praktijk verankerd. ‘Deze cyclus in het programma is heel breed en daardoor complex’, schetst Vlaar: ‘Het moet kwaliteitsindicatoren opleveren voor alle uitvoerenden in de Wmo. In hoeverre iedereen alle nieuwe kwaliteitsstandaarden zal ondersteunen, moet natuurlijk nog blijken.’
Landelijke standaarden
Als de kwaliteitskenmerken moeten gelden als landelijke standaarden, dan dienen de partners in de sector zich eraan te verbinden. Dat kan nog wel even duren, verwacht Vlaar. ‘De kwaliteitsstandaarden moeten een plaats krijgen in een groter geheel. Denk aan koppeling met HKZ certificering en beroepsregistratie. Het maatschappelijk werk heeft bijvoorbeeld wel een beroepsregister, maar andere beroepsgroepen en branches niet.’
Selectiecriteria
Ook kunnen de gemeenten de kwaliteitsstandaarden gaan gebruiken bij aanbestedingen. ‘Ze kunnen bijvoorbeeld vooral in zee gaan met instellingen die werken met kwaliteitsstandaarden, die HKZ-gecertificeerd zijn en die geregistreerde beroepskrachten in dienst hebben. Maar zover is het nog niet.’
Partners
Het project wordt uitgevoerd door MOVISIE in samenwerking met de vakbonden Abvakabo/FNV en CNV Publieke Zaak, brancheorganisaties GGZ Nederland, MOgroep, Federatie Opvang en VGN en het Platform Sociaalagogische Beroepsverenigingen (BON, Phorza, NVMW).