Eind november eiste een vrouw uit het Brabantse Sint
Oedenrode voor de rechtbank dat de Stichting Thuiszorg Brabant Noordoost de hulp
aan haar zwaar hulpbehoevende man zou hervatten. De thuiszorginstelling had de
zorg stopgezet omdat ‘de bemoeizucht van de echtgenote voor een onwerkbare
situatie zorgde’. De vrouw ontkende dat er sprake is van te vergaande
bemoeienis, maar de advocaat van de stichting omschreef het gedrag van de
echtgenote als intimiderend en beledigend. Geen van de twintig verplegers die de
laatste jaren bij het gezin over de vloer is geweest, wilde er ooit nog naar
terug. ‘Zo ver zal het in de meeste gevallen niet komen’, zegt onderzoekster
Gerrie Wagemakers. Maar dat de communicatie tussen mantelzorgers en
professionals beter kan en moet, staat voor haar buiten kijf. Uit het onderzoek
van Wagemakers ‘Kwaliteitsmeting Thuiszorg West-Brabant, ervaringen van
mantelzorgers’, waarvan de resultaten onlangs werden gepubliceerd, blijkt dat
mantelzorgers te weinig worden betrokken bij de verzorging van de cliënt. Verder
is er een gebrek aan onderling overleg en afstemming met de professional voor en
tijdens de zorgverlening.
Stroeve communicatie
Wagenmakers onderzocht in opdracht van het Regionaal
Patiënten/Consumenten Platform West-Brabant de wijkverpleging en
wijkziekenverzorging van zeven verschillende thuiszorgorganisaties. De reacties
van mantelzorgers logen er niet om. ‘Wij hebben er voor geleerd en u niet’, werd
er soms tegen hen gezegd. Of de professional besloot dat een man die dag onder
de douche moest, terwijl de mantelzorger juist aangaf dat douchen niet wenselijk
is omdat de echtgenoot een zeer slechte nachtrust had gehad. Wagemakers: ‘De
wijkverpleging moet ophouden haar eigen expertrol centraal te stellen. Ze moet
meer aandacht en begrip tonen voor de ervaringsdeskundigheid van de
mantelzorger.’
De onderzoekster zegt dat thuiszorginstellingen met name de uitwonende
mantelzorgers te weinig in het vizier hebben. ‘Die mensen worden soms heel zwaar
belast met de verzorging, maar weten vaak niet eens bij wie ze terechtkunnen als
het spaak loopt. Het zou al helpen als instellingen duidelijkheid gaven over wie
de contactpersoon is in geval van nood en dat er zo eens in de twee maanden,
afhankelijk van de situatie, een overleg is met de mantelzorger. Dat geeft meer
rust.’
‘Ik noem het wel eens ‘krommunicatie’, de communicatie tussen mantelzorgers
en professionals,’ zegt Marjolein Morée, coördinator van het programma Cliënt en
Mantelzorg bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Bij haar is de
problematiek ‘overbekend’. ‘Met name verpleegkundigen hebben nogal eens de
neiging om hun eigen beroepsnormen op te leggen aan mantelzorgers, meer dan
verzorgenden. Ze houden te weinig rekening met de eigenaardigheden van de
huishoudens waarin ze terechtkomen. Meestal omdat ze vinden dat ze moeten
voldoen aan kwaliteitsnormen. Daarmee gaan ze vaak voorbij aan de gebruiken en
de jarenlange ervaring van de mantelzorger. Een beroepskracht moet zich bedenken
dat hij niet altijd een graag geziene gast is. Mantelzorgers vragen vaak
schoorvoetend hulp en meestal pas als ze tegen hun eigen grenzen zijn
aangelopen. Ze moeten toch een stuk privacy opgeven.’
Uit onderzoek dat Morée deed, bleek dat er soms zelfs competentiestrijd
ontstaat tussen mantelzorger en professional over de wijze van verzorging. ‘Je
krijgt dan conflicten over hoe je een cliënt wast en of hij perse twee maal per
week moet douchen als de mantelzorger zegt dat hij daar chagrijnig van
wordt.’
Volgens Morée worden stroefheden in de communicatie nog te weinig
benoemd en uitgesproken. Het is aan de professional om dat te doen, vindt ze.
‘Dat is niet eenvoudig en vergt een enorme hoeveelheid tact. Je moet talent
hebben om bedekte signalen op te vangen. Als je dan ook nog onder tijdsdruk
werkt, is dat niet eenvoudig.’
Professionaliseren
‘Wij zijn er allereerst voor de cliënt,’ zegt Odette van de Velde van
Thuiszorg West-Brabant in Roosendaal. ‘Als die in staat is zelf afspraken te
maken, gaan we daar eerst op af. Daarnaast proberen we zoveel mogelijk rekening
te houden met de mantelzorger. Als thuiszorg kunnen wij niet zonder de steun van
naasten. We hebben elkaar nodig. Maar het komt ook voor dat cliënt en
mantelzorger het al niet eens kunnen worden over hoe en wanneer de zorg geleverd
moet worden. Dan kiezen we toch voor de cliënt.’ Van de Velde zegt dat Thuiszorg
West-Brabant het rapport van Wagemakers serieus neemt. Maar ze vindt het
moeilijk inhoudelijk te reageren. ‘Er zijn maar zo’n tien mantelzorgers
ondervraagd waarmee wij te maken hebben, terwijl wij zorg leveren binnen
honderden huishoudens in de regio. (Wagemakers interviewde in totaal 37
mantelzorgers, waarvan 31 geheel aan de onderzoekscriteria voldeden, red.). Het
is wel een heel kleine steekproef. Al zijn de meeste kritiekpunten bij ons
bekend en maken we er wel werk van. Dit jaar is bijvoorbeeld het product
ondersteuning mantelzorg in het productenboek van thuiszorginstellingen
opgenomen. Zo kunnen wij het professionaliseren.’
Jeannette Kamps, medewerkster bij het Steunpunt Mantelzorg van Kruiswerk
Gezinszorg Breda: ‘Er is wel degelijk steeds meer oog voor de mantelzorger en
diens eigen normen en waarden. Beroepskrachten komen zelf naar me toe met vragen
hoe ze tot betere communicatie met mantelzorgers kunnen komen. Ze zijn zich
bewust van het probleem. Ze zitten veelal vol goede bedoelingen om er wat aan te
doen. Ze zien ook dat het er niet makkelijker op wordt als mantelzorgers zich
van hun afkeren.’ Uit het onderzoek van Wagemakers blijkt echter dat de
organisatie met alle strakke regels en protocollen niet meewerkt.
Kamps geeft scholing aan medewerkers van de thuiszorg in het omgaan met
mantelzorgers. Ze raadt haar cursisten altijd aan niet te snel te oordelen over
een mantelzorger. ‘Er kan veel spelen, waar zij geen weet van hebben. Het is ook
niet eenvoudig om de zorg voor je naaste over te dragen aan een onbekende. Dan
is het belangrijk dat de professional vanuit respect voor de mantelzorger zijn
eigen deskundigheid deelt. Dus bijvoorbeeld zegt: vindt u het goed als ik u eens
laat zien hoe u uw man uit bed kunt tillen zonder dat u last krijgt van uw rug?
Alles valt of staat met de benadering.’
Mythe
Morée vindt de effecten van de inspanningen die steunpunten mantelzorg
tot nu toe hebben geleverd tegenvallen. ‘Veel mantelzorgers weten niet eens van
hun bestaan, laat staan dat ze weten waar ze te vinden zijn’. Staatssecretaris
Margo Vliegenthart stelde eerder al tweeënhalf miljoen gulden beschikbaar voor
het ontwikkelen van steunpunten. In de notitie ‘Zorg Nabij’ van afgelopen juni
legde zij verschillende voorstellen van het kabinet over mantelzorgondersteuning
aan de Tweede Kamer voor. Daarin staan onder meer voorstellen voor versterking
en ondersteuning van mantelzorgers, tegemoetkomingen in de financiën en het
verhogen van de aandacht van professionele instellingen voor mantelzorg.
Morée: ‘VWS organiseert volgend jaar een conferentie, waar
zorginstellingen, brancheverenigingen, gemeenten en provincies opgeroepen zullen
worden hun verantwoordelijkheid in de ondersteuning van mantelzorgers op zich te
nemen.’ Ze hoopt dat betrokkenen zullen besluiten een voorbeeld aan Engeland te
nemen. Daar bestaan inmiddels duidelijke richtlijnen voor zorgorganisaties en
zijn professionals verplicht checklists te gebruiken bij de ondersteuning van
mantelzorg.
Wagemakers: ‘Een mantelzorger dient als serieuze gesprekspartner te
worden benaderd. Als hun mening in het proces een rol speelt, ontstaat en blijft
er betrokkenheid. Mantelzorgers stellen zich over het algemeen niet vragend op
en trekken vaak pas aan de bel als hun grenzen zijn bereikt. Ze vrezen soms dat
de cliënt de dupe wordt als zij hun mond opentrekken. Dus het beeld van een
zeurende en bemoeizuchtige echtgenoot is eerder uitzondering dan regel.’ Morée:
‘Het idee van de mondige mantelzorger is een mythe.’/Jeannine
Westenberg