De spreekwoordelijke tissues staan nog altijd op de
tafel in de werkkamer. ‘Hebt u kinderen?,’ vraagt de professor psychiatrie
wanneer het gesprek op de oorzaken voor kindermishandeling komt. ‘Kinderen zijn
prachtig, de evolutie heeft hen onweerstaanbaar gemaakt.’ Maar niet voor
iedereen, getuige de meer dan tachtigduizend mishandelingen per jaar in
Nederland. ‘Wordt u nooit heel erg boos op uw kinderen?’
‘Gisteren nog, ik heb haar opgepakt en naar binnen gedragen,’ luidt het
antwoord.
‘U kunt uw impulsen beheersen, maar niet alle ouders zijn daartoe in staat.
Dat kan genetisch bepaald zijn, of omdat je niet hebt geleerd je te beheersen.
Alcohol is ook vaak een oorzaak voor mishandelingen. Iedereen wil zijn kinderen
wel eens het raam uitgooien, u ook. Maar uw geheim is veilig bij mij,’ glimlacht
de emeritus hoogleraar Andries van Dantzig. Eens een psychiater, altijd een
psychiater.
Hij is voorzitter van de stichting Raak: de Reflectie- en Actiegroep Aanpak
Kindermishandeling, bestaande uit een groep wetenschappers. En fervent strijder
in zijn missie om een structurele aanpak van kindermishandeling van de grond te
krijgen. ‘Ik was enige tijd geleden bij mevrouw Vliegenthart, die mij vertelde
dat ze negenentwintig projecten heeft lopen tegen kindermishandeling. Dan vraag
ik: welke is dan het goede middel tegen de kwaal? Dat is het probleem: de stap
naar een landelijke invoering van de juiste aanpak wordt niet gezet. Dat wilden
wij nu met het Raak-voorstel (waarin een proefregio al werd bepleit, red.)
bewerkstelligen.’
Minimale opvoeding
Er gaat nu een proefregio komen waarin de kinder- en jeugdzorg al datgene
kan doen wat ze moét doen, zonder last te hebben van financiële en
organisatorische beperkingen. Dat is het Raak-voorstel. Dus geen wachtlijsten –
nu moet een kind zes maanden wachten en duurt het vervolgens een jaar voor het
in behandeling kan worden genomen. En niet meer een
van-het-kastje-naar-de-muur-gestuur. Ieder kind en iedere ouder krijgt direct
hulp en informatie. Er moet intensief contact worden opgebouwd met gezinnen (in
wording), te beginnen door de consultatiebureaus. ‘Dat betekent dus ook dat de
consultatiebureaus daar de ruimte en de tijd voor moeten krijgen,’ bepleit Van
Dantzig. ’96 Procent van de ouders bezoekt een consultatiebureaus. Nu heeft men
acht minuten per maand per kind de tijd.’
Als ouders terecht kunnen met hun opvoedings- of emotionele problemen, kan
dat het geweld tegen kinderen mogelijk tegenhouden. ‘Wij menen dat
kindermishandeling een symptoom is van de ontoereikendheid van veel ouders hun
kinderen een minimaal verantwoorde, laat staan goede, opvoeding te geven,’
schreef Raak in een brief aan de minister-president eind vorig jaar. De brief
was ondertekend door tientallen wetenschappers in Nederland.
Boos verscheen professor Van Dantzig medio april in de media. Het
ministerie van Sociale Zaken wilde het Raak-voorstel voor een structurele aanpak
van kindermishandeling – ‘het zal enkele tienduizenden euro kosten’ – niet
financieren: ‘het potje voor projecten was op’. Van Dantzig: ‘Terwijl elke week
een kind in Nederland overlijdt aan de gevolgen van mishandeling. Het is bizar
dat er voor een inentcampagne tegen meningokokken wel direct enkele miljoenen
neergelegd kunnen worden.’ Van Dantzigs indringende oproep werd gehoord: het
ministerie heeft inmiddels groen licht gegeven voor de proefregio. Jo Hermanns,
hoogleraar in de pedagogiek, zal de uitvoering van het project, dat drie jaar
gaat duren, gaan leiden.
Onderdrukte minderheid
Inmiddels de 81-jarige leeftijd bereikt, is de emeritushoogleraar
psychiatrie nog volop actief in het ‘ggz-circuit’. Hij heeft zitting in besturen
van instellingen en wordt regelmatig gevraagd te adviseren over een onderzoek of
een nieuw voorstel van een ministerie. Waarom heeft hij ervoor gekozen de strijd
tegen kindermishandeling aan te voeren?
‘Mishandelde kinderen behoren tot een onderdrukte minderheid. Zij kunnen
pas rechten krijgen door een emancipatiestrijd te voeren, zoals vrouwen en
homoseksuelen dat gedaan hebben. Maar kinderen kunnen die strijd niet zelf
voeren, dat moet iemand voor hen doen. Dat is de strekking van een betoog, dat
ik heb gehouden tijdens een symposium eind 1998. Dat overigens werd gehouden
naar aanleiding van de promotie van jurist en psycholoog Jan Willems (onder meer
werkzaam bij het Centrum voor de rechten van de Mens van de Universiteit
Maastricht, red.) op zijn proefschrift: ‘Wie zal de opvoeders opvoeden?’ De
directeur van Defence for Children International aldaar aanwezig, kwam na afloop
naar mij toe en zei: ‘Die handschoen pak ik op’. Zo is Raak ontstaan.’
‘Iedereen is het erover eens dat moet gebeuren wat nodig is,’ zegt Van
Dantzig. Maar er gebeurt te weinig, de cijfers stijgen. ‘Omdat niemand
verantwoordelijk is. De Tweede Kamer geeft budgetten aan het ministerie, het
ministerie moet dus de instellingen budgetteren, de manager in de jeugdzorg moet
binnen de begroting blijven. Wie komt er dan in opstand tegen mishandeling? Ik
vind dat de werkers in de jeugdzorg dat moeten doen.’
Het is volgens professor Van Dantzig zeer de vraag of meer geld het enige
middel is om de kinder- en jeugdzorg zodanig uit te rusten dat zij de strijd
tegen kindermishandeling kunnen opnemen. Ook aan de organisatie en aan de
deskundigheid kan nog het een en ander verbeteren. ‘Een groot probleem in
organisaties is de verkokering en het heen en weer schuiven van cliënten. Een
belangrijke reden hiervoor is dat de verschillende beroepen in de jeugdzorg
zelfstandig zijn ontstaan, en dat men later moest gaan samenwerken. Dat botst,
evenals de bevoegdheden, die niet altijd even duidelijk zijn. De deskundigheid
van professionelen moet ook te allen tijde worden aangepast aan de stand van
onderzoek en wetenschap. Hulpverleners die slachtoffers van seksueel misbruik
behandelen, worden bijvoorbeeld extra opgeleid. Dat is ook een vrij nieuw
werkgebied. Seksueel misbruik kwam vroeger niet voor, dat wil zeggen: het kwam
niet aan de oppervlakte. Het gezin had een sacrale, door God gegeven, plaats in
de samenleving. Alles wat niet goed ging, werd als een individuele zaak
beschouwd: de ouders schieten moreel tekort. In de hiërarchische maatschappij
werd niet gevraagd naar de beleving van de ondergeschikte, en zo werd een kind
gezien. Pas met de democratisering heeft het individu en zijn beleving een
plaats gekregen.’
Stap vooruit
De ministerraad heeft net ingestemd met en aanscherping in de regelgeving
voor de advies- en meldpunten kindermishandeling (amk). Er moet ook meer
aandacht voor preventie van kindermishandeling komen. Opvoedingsondersteuning
staat inmiddels op de agenda van de politiek. Maar Van Dantzig blijkt niet onder
de indruk: ‘Leren lezen is in de eerste plaats niet preventief tegen
analfabetisme, maar het is belangrijk voor de gehele intellectuele ontwikkeling
en voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. Zo is een betere opvoeding
niet alleen een wapen tegen kindermishandeling, het is belangrijk ter
bevordering van de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen.’ De professor is
niet tegen de verbetering van de werkwijze van de amk’s, maar ‘de implicatie dat
je tevreden kunt zijn als je alle kindermishandelingen kunt opsporen, is
gevaarlijk. Het suggereert dat als je die gezinnen maar hebt gevonden, de rest
goed is. Dat is een misvatting: alle ouders kunnen iets leren over opvoeding.
Iedereen kan wel iets vertellen over wat zijn ouders beter hadden kunnen doen.’
Als de jeugdzorg maar goed contact heeft met ouders en gezinnen, dan zouden
de misstanden met kinderen niet ontstaan, zo is de overtuiging van Van Dantzig.
Is dat niet wat rooskleurig? ‘Natuurlijk is het dat, maar het is wél een
structurele manier om het probleem aan te pakken. Het zal moeten blijken of het
zo werkt. Als het aantal mishandelingen over vijf jaar met de helft minder is,
is dat een grote stap vooruit. Nu stijgt het aantal mishandelingen nog
altijd.’/Caroline Stam