Samenwerken in de jeugdzorg. Waarom wil dit maar niet lukken? De landelijke discussie over jongeren die niet strafrechtelijk veroordeeld zijn maar met een crisisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting (JJI) belanden, is al een tijd gaande. In een crisisconvenant uit 2001 spraken de justitiële jeugdinrichtingen af om jongeren, die acuut opgevangen moeten worden, binnen enkele weken te plaatsen. Het aantal van deze niet-strafrechtelijke (civiele) plaatsingen is de afgelopen jaren gestegen van enkele tientallen in 1995 naar bijna zevenhonderd in 2003.
Na protesten van Tweede Kamerleden over slechte doorstroom, schreven minister Donner en staatssecretaris Ross uiteindelijk in juli een brief aan de Kamer waarin ze de problematiek erkenden. Jongeren met een civiele plaatsing moeten sneller doorstromen. Voor 1 januari 2005 moet er een plan van aanpak op tafel liggen. Inmiddels zijn jeugdzorginstellingen in verschillende regio’s projecten gestart om tot een goede aanpak te komen.
Doorstroming
Voordat de discussie in alle hevigheid losbarstte, zijn vijf Brabantse instellingen al op zoek gegaan naar oplossingen. Met het project Paljas (Project aanpak lastige jongeren met antisociaal gedrag), dat in maart 2002 van start ging, vervult de provincie een voortrekkersrol. Het project zorgt ervoor dat jongeren sneller kunnen doorstromen van de gesloten opvang in JJI Den Hey Acker in Breda naar een open setting, of dat jongeren langer in de open behandeling kunnen blijven. Een nauwe samenwerking tussen JJI Den Hey Acker, Bureau Jeugdzorg, Novadic/ Kentron (verslavingszorg), Saltho (behandelinstituut voor licht verstandelijk gehandicapten), BJ Brabant Vreekwijk en Tender-Lievenshove is de basis van het project. ‘Door de samenwerking met Den Hey Acker hebben de residentiële instellingen een “correctieplaatsing” achter de hand. Paljas-jongeren worden binnen de reguliere capaciteit geholpen, maar we kunnen door de nauwe samenwerking meer bieden voor deze jongeren en kunnen nu een net iets zwaardere doelgroep aan,’ zegt Ilse Hessels. Zij is naast haar werk als kinder- en jeugdpsycholoog bij de instelling voor residentiële jeugdzorg Tender-Lievenshove in Oosterhout, projectcoördinator van Paljas. ‘Erg belangrijk is dat we de justitiële jeugdinrichting achter de hand hebben, doordat er een machtiging is voor gesloten plaatsing. Gaat het niet lekker met de jongere en ziet de begeleider het even niet meer zitten, dan kan hij voor een correctieplaatsing van twee weken terug naar Den Hey Acker. Bovendien kunnen we de JJI gebruiken als stok achter de deur. Tijdens de correctieplaatsing kijken we met de andere instellingen naar oplossingen. Soms kan het betekenen dat een andere instelling de jongere overneemt. Dit gaat zonder al te veel problemen, want de overdracht verloopt soepel zonder nieuwe intake.’
Hessels pleit voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid. ‘Je moet de verantwoordelijkheid echt met alle partners op je nemen en bovendien ligt de regie ook bij de vijf instellingen. We doen het samen. Samenwerking tussen instellingen begint bij de directie. Je heb commitment nodig om daadwerkelijk iets te doen. Dit geldt voor de medewerkers, maar het moet ook ingebed zijn in de structuur.’ Bij Paljas zitten alle directieleden van de vijf instellingen in een stuurgroep. En elke betrokken instelling levert een lid aan de begeleidingsgroep die elke zes weken bij elkaar komen. Elk dossier wordt in deze groep besproken. De leden bespreken moeilijkheden en samen zoeken ze naar een oplossing.
Vanaf het begin gaat de samenwerking goed, zegt Hessels. ‘De instellingen spreken elkaar kritisch aan en onder regie van de projectcoördinator worden afspraken ook nagekomen en ontstaat er een passend traject voor de jongere. Samenwerking gaat volgens mij bij veel instellingen mis doordat de directie bij voorbaat al weerstand en twijfels heeft. Dit is helemaal niet nodig als je maar duidelijke afspraken maakt en gestructureerd aan de slag gaat.’ Paljas heeft extra geld gekregen van Justitie en de provincie. Maar ook door de instellingen zelf wordt geld bijgelegd. ‘Het gaat erom dat er een oplossing gevonden wordt voor de toekomst. Daarvoor wil iedereen een bijdrage doen.’
Paljas begon met 13 plaatsen, maar is inmiddels uitgebreid tot 20. Na een tussentijdse evaluatie blijkt dat niet alle jongeren geschikt zijn voor deze open setting. Als het gaat om jongens met zware verslavingen, met wegloop gedrag, die heel berekenend zijn of al een hele geschiedenis van gesloten plaatsingen achter de rug hebben, dan blijkt een meer gesloten setting beter. Verder blijkt dat in plaats van zes maanden vaak een jaar nodig is om de jongeren goed te helpen. ‘Of Paljas op de lange termijn effect heeft, moet de toekomst uitwijzen. Inmiddels zijn zo’n veertig jongeren opgevangen. Wel merken we nu al dat jongeren gestabiliseerd en gemotiveerd zijn voor een ander traject. In andere provincies is nog niet echt gezocht naar een oplossing, dat begint pas nu te komen. Wat wij doen is nog niet echt doorgesijpeld in de rest van Nederland. Dat gaat heel langzaam,’ zegt Hessels.
Draagvlak
De justitiële jeugdinrichtingen gaan samen met de ministeries van VWS en Justitie op zoek naar een plan van aanpak. Sectordirecteur JJI’s Ben Geerdink van VWS noemt Paljas een interessant samenwerkingproject, maar ziet een goede samenwerking niet als enige oplossing voor de slechte doorstroom. ‘Alleen focussen op samenwerking heeft geen zin. Het gaat om moeilijke problematiek met meerdere oorzaken. Hiervoor bestaan dus ook meerdere oplossingen. Er is een groot gat in het zorgaanbod. De nadruk is komen te liggen op extramurale zorg, terwijl intramurale voorzieningen deels zijn afgebroken. Er is veel te weinig plek. Samenwerking is natuurlijk nodig, maar we weten uit ervaring dat veel kinderen een vorm van structuur nodig hebben. Ze knappen echt zienderogen op als ze een tijdje vaste regels en discipline gehad hebben. Dat kunnen wij goed bieden. Maar de doorstroom moet veel sneller.’
Veel vormen van samenwerking lopen mis bij de overdracht, zegt Geerdink. ‘Deels ligt dit bij het moeilijk kunnen loslaten van de cliënt, maar ook bij de organisatie. Maar hoe organiseer je een goede samenwerking? Ik heb hier geen antwoord op. Bij Paljas merk je dat mensen echt bereid zijn over de eigen grenzen heen te kijken. Met een goede organisatie kom je een heel eind, maar je blijft afhankelijk van mensen. De bereidheid moet er zijn om voor een ander wat te doen. Dit moet over alle lagen gelden. Je kunt nog zulke enthousiaste hulpverleners hebben, als de directie niet achter je staat dan houdt het op.’ Of Paljas een voorbeeld is voor de aanpak in andere regio’s, kan Geerdink nog niet zeggen. ‘We moeten eerst duidelijk op een rijtje hebben waar precies behoefte aan is.’
Het huidige project Paljas stopt eind dit jaar, maar de instellingen hebben een nieuw vervolgproject ingediend bij Donner en Ross. Dit project, Paljas-Plus, wil hiermee onder andere de capaciteit uitbreiden. Nieuw is dat in samenwerking met Den Hey Acker gekeken wordt naar een besloten opvang op het terrein van de jeugdzorg als onderdeel van het Paljas-traject. De JJI krijgt volgens de plannen als het ware een soort kleine dependance bij de residentiële jeugdzorg. Jongeren kunnen door dwang- en drangmaatregelen zo gemakkelijker gecorrigeerd worden, zonder dat ze terug hoeven naar de jeugdinrichting. Ilse Hessels: ‘Er zijn weinig besloten behandelplaatsen, terwijl dit de manier is op deze jongeren te helpen. Bij jongeren die vluchtgedrag hebben kun je ’s nachts de slaapkamerdeur op slot doen. Je haalt hiermee prikkels weg, zonder dat iemand echt opgesloten zit. In een besloten setting kun je langzaam de controle afbouwen en jongeren steeds meer zelfstandigheid geven.’ Hessels vindt dat het nieuwe project goed aansluit bij de behoefte die de bewindslieden hebben uitgesproken. Ben Geerdink wil niet op de zaken vooruit lopen. ‘Begrijp me goed: ik draag Paljas een warm hart toe. Maar het zoeken naar oplossingen moet je in eerste instantie los zien van bestaande projecten. De verleiding is groot om in te zoomen op het bestaande project, maar even cru gezegd: het moet natuurlijk niet zo zijn dat wie het eerst komt het eerst maalt.’