Eén jongere van de harde kerngroep in Utrecht kwam weer op het rechte pad; hij kreeg een vast vriendinnetje. De andere 43 onderzochte harde kernjongeren werden weliswaar direct gestraft, maar gingen gewoon weer verder waar ze daarvoor opgehouden waren. Dat blijkt uit de evaluatie van het HAK-project in Utrecht (Heldere Aanpak harde Kernjongeren).
Stichting Herstelling in Amsterdam meldt in haar jaarverslag dat de uitstroom van dit werkproject voor probleemjongeren daalt. Belangrijkste reden: de doelgroep wordt steeds problematischer. Stichting Herstelling begeleidt zo’n honderd probleemjongeren, onder een strak regime, die werken aan het herstel van forten rondom de hoofdstad. Ook uit Amsterdam komen ‘signalen’ dat de Halt-straf, een alternatieve straf voor jongeren tussen 12 en 18 jaar, meer terugval kent dan de dertig procent waar men van uit gaat. Hebben al die projecten om jongeren uit ‘het circuit’ te halen nog wel zin?
Het HAK-project heeft niet tot verandering van het gedrag van de jongeren geleid. ‘Ze hebben geen zin meer zich te laten begeleiden naar een beter leven,’ verklaart de jeugdofficier van justitie in Utrecht, Margo Somsen. Deze jongens zijn te oud, ze zitten te lang en te diep in het criminele leven. ‘De harde kern heeft enorme bindingskracht, criminaliteit is een levenswijze. Je kunt aan die jongens gaan trekken, maar ze komen niet los uit de groep, die ook een enorme aanzuigende werking voor nieuw ‘talent’ heeft. Het is strafrechtelijk gezien moeilijk ze te pakken, vanwege de aard van de delicten, waarbij ze vaak op heterdaad betrapt moeten worden.’
Toch heeft het Utrechtse project wel degelijk iets opgeleverd, vindt Somsen. ‘Het doel was om door snelle en goede wederzijdse informatie beter met de ketenpartners samen te werken, met de Raad voor de Kinderbescherming, met de jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg, politie, volwassenenreclassering en met de gemeente. Dat is gelukt. We hebben als een gesloten keten om de jongeren heen kunnen staan. We hebben methodieken ontwikkeld om ze aan te pakken. Door snel en consequent te handelen hebben de jongeren ook gemerkt dat ze aangepakt werden.’
Hardnekkig
Problemen die jongeren in vijftien, zestien jaar opbouwen zijn niet in anderhalf jaar te veranderen. Criminoloog Henk Ferwerda stelt dat de verwachtingen van de projecten voor probleemjongeren veel te hoog zijn. ‘Gedragsverandering kost tijd, probleemgedrag zit diep in de levens van die jongens geslepen. Dat is niet met een of twee jaar opvoedingsinternaat om te turnen. Maar de maatschappij verwacht dat wel.’
De vraag of programma’s voor probleemjongeren effectief zijn, is moeilijk te beantwoorden volgens Ferwerda. Er zijn namelijk weinig evaluaties en het is lastig de effecten te onderzoeken. De criminoloog is ook directeur van het advies- en onderzoeksbureau Beke, gespecialiseerd in dit soort onderzoek. ‘Dan moet je zo’n probleemjongere enkele jaren volgen, vóór, tijdens en na het project. Van veel projecten weten we niet of ze werken, dan wel hoe ze werken. Maar er gaat wel veel belastinggeld in om. Programma’s worden vaak populair omdat ze in de media veel aandacht krijgen als zijnde een prima nieuwe aanpak. Ik heb nog weinig onderzoek naar de effectiviteit gezien.’
Een mogelijkheid voor intensieve begeleiding van probleemjongeren op school wordt nu opgezet door Horizon in Rotterdam, instituut voor jeugdzorg en onderwijs. Het gaat om het educatief centrum – in de volksmond: ‘tuchtschool’ – voor 12 tot 18- jarigen die (bijna) in aanraking zijn geweest met de politie of niet passen in het onderwijs voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Doel is de weerzin van de jongeren tegen onderwijs om te buigen door gestructureerd en praktisch onderwijs te koppelen aan toeleiding naar werk.
Volgens Hans du Prie, directeur van Horizon, is het niet zozeer de problematiek van de jongeren die zwaarder wordt, maar de omstandigheden waarin de jongeren opgroeien: ‘Kinderen leren niet om gezag te accepteren, niet op school, niet thuis, niet op straat. We leven in een onderhandelingsmaatschappij.’ Verder moeten instanties meer onderscheid maken tussen de aard van de gedragsproblemen. Het educatief centrum richt zich niet zozeer op meer regeltjes leren, maar ander gedrag aanleren. Belangrijk is, benadrukt Du Prie, de ouders te betrekken bij de begeleiding van de jongeren. ‘Zij moeten aangesproken worden op hun opvoedingsverantwoordelijkheid en betrokken worden in het behandelplan.’
De toename van jongeren met steeds complexere problemen leidt er bij de Herstelling in Amsterdam toe dat de uitstroom van jongeren naar een vaste baan en een ‘gewoon’ leven daalt. Directeur Albert van der Lugt van de stichting Herstelling constateert dat bijna alle ‘uitvaljongeren’ uit zeer problematische gezinnen komen. ‘Wij komen regelmatig tegen dat ouders niet eens op de hoogte zijn van dat hun zoon bij ons werkt.’ Verder zijn er ook economische factoren die meespelen, zegt Van der Lugt. ‘Een aantal jaren geleden werden jongeren niet zo snel van school gestuurd, men had daar meer geduld met hen. En bovendien kregen jongeren onder de 23 jaar tot 1998 nog een uitkering. Dat is nu heel moeilijk, dus jongeren vallen sneller tussen wal en schip.’
Perspectief geven
De problemen worden groter, de criminaliteit en overlast van probleemjongeren ook. De politieke en ook de maatschappelijke teneur neigt naar harder straffen, langer opsluiten. Maar veel begeleiders van deze jongeren zijn daar faliekant tegen. Wat dan wel te doen?
De oplossing ligt, volgens Ferwerda, bij de zo vroeg mogelijke signalering van problemen, op school, thuis, in de wijk. De problemen moeten vervolgens zo snel mogelijk aangepakt worden. Uit een onderzoek dat Ferwerda in 1996 deed, bleek dat het bij probleemkinderen op 7 tot 9-jarige leeftijd al fout gaat. ‘Iemand moet de verantwoordelijkheid nemen om actie te ondernemen voor dat kind en in dat gezin. Iedereen wijst dan gelijk naar Bureau Jeugdzorg, maar in de praktijk gebeurt dat niet.’
Nu is vroegsignalering een hot item in het jeugdbeleid, dus er is hoop? ‘Iedereen roept dat het belangrijk is,’ zegt Henk Ferwerda, ‘maar je moet met de loep door Nederland om een project te vinden waarin de signalen vanuit verschillende disciplines bij elkaar komen en waar tevens een integrale aanpak aan is gekoppeld. Preventie scoort niet zo goed. Kun je aantonen dat dat achtjarig jongetje door gezinsinterventies uit de criminaliteit is gehaald? Nee.’
Albert van der Lugt van Stichting Herstelling vindt ook dat hulpverlenende instanties snel moeten inspringen en samenwerken. ‘Wij krijgen hier jongeren die drie verschillende begeleiders hebben, die van elkaar niet weten dat ze dezelfde cliënt hebben.’ Daarnaast is het belangrijk dat de jongeren een eigen leven kunnen opbouwen. ‘Door ze naar een opleiding en naar werk te begeleiden. Natuurlijk willen ze allemaal Nikes en een scooter. Je moet voortdurend uitleggen waarom het belangrijk is dat ze nu voor 120 euro per maand werken. Door een vak te leren kunnen ze op termijn wel al die dingen kopen. Uiteindelijk willen ze allemaal een rustig leven hebben.’
Dat bevestigt ook Hans du Prie van Horizon. ‘Ze moeten zelf inzien dat ze er voordeel bij hebben hun gedrag te veranderen. Dat voordeel kan zijn dat ze zich kunnen handhaven in hun werk. Het ontbreekt hen vaak aan perspectief, dat moeten zij hen proberen te geven.’
Zelfs de harde kernjongeren in Utrecht willen uiteindelijk een huisje, boompje en beestje, denkt de jeugdofficier van justitie Somsen. Ondanks dat het HAK-project geen verandering in de groep teweeg heeft kunnen brengen, wil ze deze groep niet opgeven: ‘Het belangrijkste is dat deze jongeren vroegtijdig herkend en begeleid worden. Langer straffen heeft geen zin. Je kunt ze hooguit tijdelijk uit de maatschappij halen, waardoor de criminaliteit korte tijd daalt. Op dit moment hebben we slechts één middel tegen de harde kern: repressie. Maar we moeten blijven zoeken naar perspectief voor deze groep, want er komt een moment dat ze dat criminele leven zat worden.’