Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Psychogerontoloog Huub Buijssen over verwaarlozing thuiswonende ouderen: ‘We betalen de prijs voor het recht op zelfbeschikking’

Steeds meer ouderen blijken zichzelf en hun woning te verwaarlozen. Vaak gaat het om mensen met psychosociale en psychiatrische problemen die zich niet willen laten helpen. ‘We willen mensen langer thuis houden. Vereenzaming en verwaarlozing is de prijs die we we daarvoor betalen,’ aldus Huub Buijssen, psychogerontoloog van de ggz-instelling Altrecht in Utrecht.

Ouderen krijgen de helft minder ggz-hulp dan

volwassenen onder 65 jaar. Desondanks komen psychische problemen bij ouderen net

zo vaak voor dan bij jongeren. Op dit verschijnsel wijst Huub Buijssen,

psychogerontoloog en klinisch psycholoog van de divisie ouderenpsychiatrie van

ggz-instelling Altrecht, in zijn onlangs verschenen boek Psychologische

hulpverlening aan ouderen.

Ook in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde werd onlangs alarm

geslagen over het groeiend aantal ouderen dat zichzelf verwaarloost. Landelijke

cijfers ontbreken, maar op haar afdeling Ambulante Ouderenpsychiatrie

Utrecht-Stad van Altrecht komen zo’n één tot twee meldingen per week binnen. Het

gaat om ouderen met ernstige psychiatrische, somatische en psychosociale

problemen, die veelal hulp afwijzen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau meldde

onlangs dat psychische problemen bij ouderen te weinig worden onderkend en

behandeld. Volgens het SCP lijden tweehonderdduizend ouderen aan ernstige

psychiatrische stoornissen zoals dementie, depressie en angststoornissen.

Daarnaast gaan er nog eens enkele honderdduizenden gebukt onder lichtere

stemmingsstoornissen, die zonder behandeling tot forse en chronische problemen

kunnen leiden.

Waarom krijgen ouderen minder psychische

hulp?
‘Wil een oudere gespecialiseerde ggz-hulp krijgen, dan

moet hij eerst drie hindernissen nemen. Eerst moet hij het psychische probleem

bij zichzelf herkennen en ermee naar de huisarts gaan. Dan moet de huisarts het

als een psychisch probleem herkennen. Vervolgens moet de huisarts hem verwijzen

naar de ggz. Huisartsen beschouwen veel problemen van ouderen als een normale

reactie op de leefomstandigheden. Zij zouden het immers ook moeilijk hebben als

hun vrouw was overleden, de familie ver weg woonde en de gezondheid achteruit

ging.’

‘Veel huisartsen denken ook dat psychotherapie bij ouderen niet zo veel zin

heeft, ze vinden dat ze ouderen hiermee niet moeten lastig vallen. Maar voor het

toenemend aantal ouderen dat zichzelf verwaarloost omdat ze niet behandeld

worden, is nog een andere reden. Die ligt in het recht op zelfbeschikking.

Voorheen werden psychiatrische patiënten eerder en langer opgenomen. De

afgelopen vijf, zes jaar is bij onze ouderenpsychiatrie de helft van het aantal

bedden verdwenen. Sommige verblijfsafdelingen zijn helemaal opgeheven. Het

beleid is om deze patiënten zo snel mogelijk naar huis, naar een beschermende

woonvorm of een verzorgingshuis te sturen. Als ze zich thuis isoleren en

verwaarlozen kun je ze niet zomaar dwingen tot een behandeling. Pas als de

situatie echt gevaarlijk wordt – bij ondervoeding, onacceptabele overlast of

vervuiling van het huis – kun je ingrijpen. Maar het grijze gebied waarbij dat

niet zomaar kan, is groot. Als iemand zich maar één keer per jaar doucht, zich

eens per maand laveloos drinkt, zijn dat redenen voor een gedwongen

behandeling?’

‘Hulpverleners die bij de mensen thuis komen willen dat vaak veel eerder.

Inderdaad, zij moeten de rotzooi opruimen, zij treffen de man of vrouw in een

verwaarloosde toestand aan. Maar mensen zijn vrij zelf sturing te geven aan hun

leven. Het is de keerzijde van het beleid om psychiatrische patiënten eerder de

samenleving in te sturen. Verwaarlozing en vereenzaming is de prijs die we

daarvoor betalen. Zelfs in het psychiatrisch ziekenhuis stuit je op dat dilemma.

Sinds drie jaar hebben opgenomen patiënten een eigen kamer. Sommigen laten geen

arts binnen. Ze wassen zich nauwelijks, ze maken een puinzooi van hun kamer. Dat

wij bijvoorbeeld een wekelijkse douche en schone kleding noodzakelijk vinden, is

onze norm, niet altijd de hunne. Hulpverleners zijn het er onderling ook vaak

niet over eens zijn wat nog verantwoord is.’

Moet je die verwaarlozing dan maar als een gegeven

accepteren?
‘Nee. Hulpverleners moeten beter leren

onderhandelen met zo’n patiënt. Ze moeten deskundigheid verwerven om de oudere

die zich verwaarloost te overreden hulp te aanvaarden. Want er zijn inmiddels

veel mogelijkheden om hen te helpen.’

Met 716 pagina’s is de derde editie van uw boek vier keer zo

dik als de eerste.Waarom?
‘Behalve dat er veel meer psychische

en psychiatrische problemen worden besproken geeft de laatste editie veel meer

aan wat je aan die problemen kunt doen. Het vak ouderenpsychiatrie heeft de

laatste jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Men weet inmiddels dat

ouderen net zo goed zijn te behandelen als jongere mensen. En dat gebeurt

gelukkig ook. Op de ouderenafdelingen van de Riaggs bijvoorbeeld hielden

sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen zich vroeger voornamelijk bezig met de

zorg voor dementerenden. Die zorg wordt steeds meer overgedragen aan

verpleeghuizen. Daardoor komt er meer ruimte voor behandeling van andere

problemen, zoals depressie, persoonlijkheidsstoornissen en angststoornissen.

Hoewel er nog steeds veel minder psychiaters en psychotherapeuten op de

ouderenafdelingen werken dan op de volwassenenafdelingen, krijgen ouderen meer

psychotherapie dan vroeger. Daarnaast zijn er andere positieve ontwikkelingen,

zoals de toenemende samenwerking tussen de klinische en ambulante zorg. Tot

enkele jaren geleden kregen ouderen met chronisch psychiatrische problematiek óf

ambulante behandeling óf ze werden opgenomen. Nu zijn er meer tussenvormen zoals

deeltijdbehandeling, psychiatrische intensieve thuisverpleging of bed op recept.

Thuiswonende patiënten krijgen ook vaker een hulpverlener toegewezen die alle

zorg rondom hen coördineert.’

Dit lijken vooral organisatorische veranderingen, niet zozeer

veranderingen op het gebied van behandelen.
‘Dat moet je niet

zeggen. Als je een depressieve oudere zo ver kunt krijgen dat hij naar de

dagbehandeling in een psychiatrisch ziekenhuis gaat, krijgt hij wel degelijk

therapie. Mensen met psychische problemen, van wat voor aard dan ook, hebben

drie dingen gemeen. Hun startmotor is stuk, ze hebben moeite met contacten en

met het structureren van hun leven. Door de dagbehandeling staat hij ‘s morgens

op, komt onder de mensen en heeft een bezigheid. Psychische hulp aan ouderen,

met name die groep die zich thuis verwaarloost, is vaak heel pragmatisch. Met

het helpen bij schuldsanering, het schoonmaken van het huis, het regelen van een

gehoorapparaat, kun je al veel bereiken.’

Waren deze mensen niet beter af met

opname?
‘Sommigen die nu thuis vereenzamen, deden dat ook in

het ziekenhuis. Anderen voelen zich thuis prettiger, gaan niet meer gebukt onder

het medisch regime of worden niet meer lastig gevallen door mede-patiënten. Er

zijn tal van methodieken om vereenzaming tegen te gaan, maar daar zijn grenzen

aan. Sommige problemen zijn nu eenmaal niet op te lossen.’/Maria van

Rooijen

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.