Man doodt zijn vrouw en drie kinderen. Wat drijft hem tot zo’n daad? Het onvermogen te reflecteren, na te denken over zijn eigen gedachten, zegt Justine van Lawick, gezinstherapeut in Haarlem. ‘Die mensen verkeren in de waan dat hun waarheid de absolute waarheid is. In deze fase worden mensen gestuurd door de meer primitieve delen van het brein, waarbij niet meer wordt gereflecteerd. Dan overheersen vecht- en vluchtmechanismen. Ik ben ervan overtuigd dat elk mens in principe in staat is tot grensoverschrijdend gedrag. Bekend is het naoorlogse experiment, waarbij alle onderzoekspersonen zonder uitzondering elektrische schokken gebruiken om proefpersonen ertoe te brengen bepaalde dingen te leren.’
Escalatie
Maar elk gezinsdrama is anders, ook al ervaart de toeschouwer dit niet zo, benadrukt Van Lawick. Er is niet één beweegreden waarom mensen dat wat hen het meest dierbaar is – hun kinderen – vermoorden. ‘Het kan gaan om escalatie van geweld tussen partners, maar ook om eerwraak of zeer ernstige depressies. Iemand die diep ongelukkig is in het leven, kan ervan overtuigd zijn dat hij of zij dat leven zijn kinderen niet mag aandoen. Ik heb in mijn praktijk ernstig depressieve vrouwen gehad dat expliciet zeiden: “Ik wil uit het leven stappen, maar niet zonder mijn kinderen”.’Van Lawick is medeoprichter van Het Lorentzhuis, een particuliere praktijk voor systeemtherapie, opleiding en consultatie. Over huiselijk geweld, en de rol van mannen en vrouwen daarin, schreef zij met collega-gezinstherapeut Martine Groen het boek ‘Intieme oorlog. Over de kwetsbaarheid van familierelaties’.
Spiraal van geweld
De verhoudingen volgen, aldus het boek, een vast patroon dat leidt tot een spiraal van geweld tussen partners. Huiselijk geweld begint bij een romantisch ideaal van beide partners over hun relatie en de verstoring van dat ideaal door de verschillen tussen de partners. Vrouwen brengen hun ongenoegen eerder ter sprake, maar frustreren daarmee hun partner. Want deze ervaart het als kritiek. Veelal bindt de vrouw in en redt de relatie, maar wordt tegelijkertijd steeds gefrustreerder. Dat roept nog heftigere frustratiereacties op van de partner. Frustratie wordt woede en leidt tot geweld, wat er weer voor zorgt dat de vrouw zich verder isoleert van haar partner. En dat leidt weer tot meer geweld. Het geweld binnenshuis kan zeer ernstige vormen kan aannemen. Toch is er volgens Van Lawick geen duidelijk verband tussen huiselijk geweld en de gezinsdrama’s die de afgelopen jaren een trend lijken te zetten. ‘De gezinsdrama’s zijn uniek wat hun achtergrond betreft en komen maar sporadisch voor. Huiselijk geweld komt heel vaak voor en daar is wel degelijk een patroon in te herkennen.’
Je zou zeggen dat gezinsdrama’s vaker voorkomen dan vroeger?
‘Dat geloof ik niet, daar zijn geen harde bewijzen voor. Gezinsdrama’s zijn van alle tijden, ze komen nu alleen meer in de media. Het probleem vind ik dat altijd met de beschuldigende vinger wordt gewezen naar de hulpverlening. Die had het moeten voorkomen. Dat kan niet, dat gaat nooit lukken. Ook al wil je de zaken nog zo goed organiseren, je kunt niet alle risico’s uitsluiten. Als je terugkijkt op een hulpverleningsproces zul je altijd fouten vinden. Ik denk tijdens intervisie ook vaak: “Dat had ik beter anders kunnen doen”. Je bent je bewust van de risico’s, maar je kunt je niet voortdurend bezig houden met je cliënten. Het is ook nodig om afstand te nemen. Je kunt niet werken als je steeds moet denken: “Zou het wel goed gaan in dat gezin?” Ik waag het te betwijfelen dat betere hulpverlening het aantal gezinsdrama’s doet afnemen. Omdat heel veel problemen niet eens bij de hulpverlening terecht komen. Er zijn zó veel complexe echtscheidingen die in ingewikkelde familiegevechten ontaarden, maar die nooit een hulpverlener hebben gezien.’
In uw boek pleit u voor een meer prominente rol voor de ‘meest geschoolde therapeuten’ in de hulpverlening. Wat is er mis met de eerstelijnsaanpak?
‘Die echelons – eerste, tweede en derde lijn – werken niet goed. Mensen komen bij de huisarts met hun problemen, worden doorgestuurd naar maatschappelijk werk, die na enige tijd constateert dat ze de cliënt niet verder kunnen helpen. Vervolgens wordt de cliënt doorgestuurd naar de tweede lijn, maar inmiddels is de situatie veel ernstiger geworden. Dat gaat van kwaad tot erger, tot psychiatrische problematiek aan toe. Waarom niet de psychotherapeuten aan de poort zetten van de psychische zorg? Die kunnen de problematiek goed in kaart brengen en direct hulp bieden. De zaak hoeft dan niet uit de hand te lopen, wat weer langdurige én dure hulpverlening voorkomt. Minder ernstige problematiek kunnen ze doorverwijzen naar maatschappelijk werk. Het is ook mensvriendelijker als cliënten niet de lange weg door het circuit hoeven te doorlopen, lijkt me.’
Gender, het verschil in visie, gedrag en verwachtingen tussen seksen, wordt in uw boek in verband gebracht met huiselijk geweld. Is dat niet achterhaald?
‘Dat hebben we in een herdruk van het boek meer genuanceerd. In onze praktijk worden wij ook steeds meer met vrouwelijk geweld geconfronteerd. Het is nog steeds zo dat mannen meer en eerder geweld gebruiken dan vrouwen, en dat meer mannen hun vrouw vermoorden dan andersom. Maar er zijn diverse onderzoeken waaruit blijkt dat vrouwen aan een inhaalslag bezig zijn. Uit een bevolkingsonderzoek in Nieuw-Zeeland kwam zelfs dat de vrouwen in hun relatie gewelddadiger waren dan de mannen. Het verschil wordt kleiner, een uitvloeisel van de emancipatie. Vrouwen zijn hoger opgeleid, komen meer voor zichzelf op en nemen nu ook in een relatie de dominante rol op die eerder de man opeiste. Dat zie je terug in gebruik van geweld.’
Geweld heeft ook te maken, zegt u, met de toenemende onmacht om met frustraties om te gaan.
‘Ik denk dat we veel minder tolerant zijn geworden. Omdat we met onze welvaart alles kunnen kopen. Dus denken we ook dat we overal recht op hebben. Dat leren we onze kinderen al aan. Ze krijgen alles, vragen is krijgen. Kinderen leren niet meer dat ze hun wens moeten uitstellen of dat die wens überhaupt niet in vervulling gaat en dat dat dus vervelend is. Ze moeten vooral geweldig zijn, goed kunnen leren, sporten, er goed uitzien. Ouders proberen kinderen in een ideaal plaatje te plakken. Maar als dat niet lukt, als het kleine etterbakjes blijken te zijn, dan kunnen er klappen vallen. Gaat het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. Zo leren we dus niet op een goede manier met frustraties om te gaan als in de relatie de verwachtingen anders blijken uit te pakken.’
Wat maakt familierelaties zo kwetsbaar en hoe kun je het geweld tegen gaan?
‘De relatie met je familie gaat over je eigen existentie. De familie is de eerste plek waar het recht van je eigen bestaan wordt gevierd of bestreden. Wordt er van je gehouden, ben je de moeite waard? Dat zijn basale bouwstenen voor je bestaan. ‘Over de vraag wanneer familierelaties dan oorlog worden zijn al dikke boeken geschreven. Het heeft te maken met de bagage die je meekrijgt in je opvoeding en je omgeving. Het heeft zeker ook te maken met aanleg, ben je met een kort of langer lontje geboren. Dan hangt het van je omgeving af in hoeverre dat korte lontje wat langer kan worden. In onze praktijk leren we mensen de situaties te herkennen waarin ze opgefokt raken. Dat merk je aan jezelf, ook lichamelijk. Dan kan je ze ook leren om uit die opgefokte toestand te stappen en te kalmeren. De laatste tijd richt ik mij ook op de bewustwording van cliënten dat ze offers moeten brengen. Bijvoorbeeld dat je jezelf ook in kan houden ter wille van de ander. Mensen zijn soms erg behept met het idee dat alles maar leuk moet blijven en dat je toch zo nodig alles moet kunnen zeggen wat je voelt.’