Eerder al zette Movisie allerlei gegevens uit arbeidsmarktonderzoek op een rijtje – en dat stemde niet vrolijk. Uit onderzoek naar arbeidsmarktproblematiek (TNO, november 2019) blijkt dat 44 procent van de mensen werkzaam in het primair proces binnen vijf jaar de sector verlaat. ‘Dat vind ik schokkend’, zegt Sonja Liefhebber. ‘Dat duidt niet alleen op ontevredenheid, het betekent bovendien dat het verloop gigantisch is.’ Dit wordt ook bevestigd in recent onderzoek van Regioplan. Hieruit blijkt dat binnen twee jaar 39 procent van de werknemers in zorg en welzijn vertrekt bij de eigen werkgever – de meesten van hen blijven overigens wel in de sector.
Zijn deze cijfers de aanleiding voor deze eerste grote raadpleging?
Sonja Liefhebber: ‘Onder andere. Er zijn meer ontwikkelingen en signalen die aanleiding geven om eens echt goed in te zoomen op de beroepsgroep sociaal werk, in de breedste zin van het woord. Zo ervaart ruim één op de drie sociaal werkers een (veel) te hoge werkdruk. Dat vind ik nogal wat. Ook is er ontevredenheid over de arbeidsvoorwaarden en ervaren sociaal werkers gebrek aan autonomie. Overigens zegt ook 90 procent het werk inhoudelijk leuk te vinden – daar ligt het dus niet aan. Maar de afgelopen vijf jaar is er, mede door de decentralisaties, veel veranderd in het werk van sociaal werkers. Wij willen graag weten: wat heeft dit voor hen betekend, hoe ervaren zij dit zelf?’
Wat is er zoal veranderd in de werkzaamheden?
‘Sociaal werk is natuurlijk een hele diverse doelgroep, maar over het algemeen kan je zeggen dat zij veel tijd besteden aan de individuele ondersteuning van cliënten, en dat samenlevings- en opbouwwerk en preventie er een beetje bij inschieten. En in wijkteams lijkt bijvoorbeeld veel nadruk te liggen op de probleemanalyse, het keukentafelgesprek, en daardoor soms minder op zelf hulp en steun verlenen of op het voorkomen van sociale problemen. Dit zijn allemaal ontwikkelingen waarvan we ons afvragen: Speelt dit in veel gemeenten? En wat vinden sociaal werkers hiervan?
Waar richten jullie je op in de vragenlijst?
‘Er zijn zes thema’s: professionele autonomie, functieverandering en taken, de overheid als werkgever, beroepsidentiteit, leren en ontwikkeling en samenwerking. Het gaat daarbij om vragen als: Welke veranderingen in de werkzaamheden ervaren sociaal werkers? Welk effect hebben de opdrachtgever en de organisatievorm op de beroepsuitoefening? Hoe ervaart de professional zijn/haar beroepsidentiteit en professionele autonomie? En wat is het effect ervan op zijn/haar vitaliteit en toekomstbeeld?’
De overheid als werkgever – is dat zo’n grote verandering?
‘Dat is wat we gaan onderzoeken: hoe ervaren sociaal werkers de gemeente als werkgever en welk effect heeft dat op hen? Met de gemeente als werkgever – en dat geldt dan met name voor de mensen in de wijkteams – kan je als professional ook te maken krijgen met politieke en financiële afwegingen die die gemeente maakt, en die ook invloed hebben op jouw werk. Dat kan effect hebben op – en ook botsen met – je professionele autonomie en onafhankelijkheid, ook omdat de burger jou wellicht ziet als verlengstuk van de gemeente.’
Door sociale partners worden al veel arbeidsmarktonderzoeken gedaan, wat voegt deze raadpleging toe?
‘Die onderzoeken zijn vaak heel breed en richten zich op de sector als geheel. Wij zoomen echt in op de sociaal werkers. Daarnaast willen wij een laag dieper kijken. Arbeidsmarktonderzoek gaat bijvoorbeeld erg over cijfers, over hoeveel, wij vragen meer naar hoe: hoe is het voor jou als sociaal professional. Wat is het effect op jouw werk, hoe ervaar jij het?’
Wat is belangrijk richting de toekomst van het sociaal werk?
‘Door de almaar doorgaande ambulantisering, neemt de zorg in de wijk toe én wordt deze steeds complexer. Er wordt dus steeds meer gevraagd van de sociaal professionals terwijl tegelijkertijd een gigantisch tekort dreigt. Oftewel: steeds minder sociaal professionals moeten steeds meer en complexer werk doen. Dat is een enorm vraagstuk waar het sociaal domein voor staat.’
Wat hebben individuele sociaal werkers aan de raadpleging?
‘Ik heb een vragenlijst ingevuld samen met een sociaal werker en hij vond het sowieso prettig om te doen. Het bood hem een reflectiemoment, zelfbesef: even stil staan bij je vak en er op een andere manier naar kijken. Daarnaast is het een kans om je stem te laten horen, om een signaal af te geven en ook om te ervaren: je bent niet alleen. De raadpleging vertegenwoordigt straks ‘het geluid dan de beroepsgroep’ en is daarmee een krachtig signaal: dit is er aan de hand en hoe kunnen we dat verbeteren?’