Door Ephraïm Patty – Het klinkt misschien raar, maar waar andere jongens droomden over professionele voetbalcarrières, was het mijn droom om anderen te helpen zodat ze verder kunnen komen in de huidige maatschappij. Ik wilde jongerenwerker worden. Dat idee kreeg ik rond mijn vijftiende. In die tijd deed ik niet echt mijn best op school en haalde ik, om het maar even zachtjes uit te drukken, ontzettend veel kattenkwaad uit.
Thuis probeerden ze me wel te sturen, maar ik was gewoon eigenwijs en koppig. Wel kwam ik vaak in het buurthuis, daar kon ik mezelf zijn. En daar wist een jongerenwerker bij mij de juiste snaar te raken. Ik zag hem als rolmodel en wat hij deed, wilde ik ook. Vanaf die tijd was ik ook als vrijwilliger te vinden in het buurthuis.’
‘In mijn beginperiode als vrijwilliger was het soms wel even vreemd. Ineens moet je als zestienjarige vrijwilliger leeftijdsgenoten uit je eigen buurt aanspreken op hun gedrag. Ze nemen niet gauw iets van je aan en je krijgt reacties als: ‘Hé Rachid, wie denk je dat je bent?’ Maar die spanning was al snel verdwenen. Hoe? Door iedereen altijd met respect te behandelen en door eerlijk te blijven. Dat is ontzettend belangrijk in het omgaan en werken met tieners.’
‘Ik merk dat ik gegroeid ben in mijn werk. Dat is ook wel logisch, als je bedenkt dat ik al bijna de helft van mijn leven in het jongerenwerk bezig ben. Na verloop van tijd leer je steeds beter hoe je de jongeren moet benaderen, hoe je ze aanspreekt. Voor de meeste activiteiten die we hier organiseren, moet je je inschrijven. Als ik dan bij inloopmiddagen andere jongens zie, spreek ik ze aan en probeer ik ze mee te laten doen aan andere activiteiten. Maar als ze niet willen, dan houdt het op. Dat leerde ik ook te accepteren.’
Afstand
‘Het was vroeger wel even wennen om de juiste beroepshouding aan te nemen. Natuurlijk moet je een goede band hebben met de jongeren, maar er moet ook een gepaste afstand worden bewaard. Nu gaat dat al veel beter. Na verloop van tijd weet je gewoon wat het inhoudt om een professional te zijn. Je moet je realiseren dat de jongeren in je doelgroep, hoe sterk die band met hen ook is, geen vrienden van je zijn. Anders wordt er niets meer van je aangenomen en kun je je doelen niet meer halen.’
‘Ik voel me hier, bij buurthuis Wester Volkshuis aan het Spartaplein, als een vis in het water. Zo sta ik achter de methodieken die DISCK gebruikt; activiteiten worden altijd gepland met een achterliggende gedachte. Het koken en de sport en spelactiviteiten zijn er bijvoorbeeld op gericht om jongeren meer samen te laten werken. In de loop der jaren ben ik twee keer benaderd om ergens anders als jongerenwerker aan de slag te gaan. Ik kon beide keren meer verdienen, maar geld is niet alles. Gevoel is bij mij ontzettend belangrijk, ook in mijn werk trouwens. Natuurlijk doet het je goed als je zulke aanbiedingen krijgt, het bevestigt alleen maar dat je op de juiste weg bent en dat je het goed doet. En het is natuurlijk niet zo dat ik enorme bedragen heb laten lopen hoor. Want voor het geld hoef je niet in het welzijnswerk te gaan.’
Activiteiten
‘Sinds de invoering van de Wmo merk je ook dat er veel is veranderd in ons werk. Er is veel meer op ons bordje terechtgekomen. Zo heb je het wijkaanbod. Jongeren komen hier met de meest uiteenlopende problemen. Als tienerwerker moet je daar genoeg tijd aan kunnen besteden. Daarnaast heb je nog de Brede Schoolactiviteiten. Dat houdt in dat je tijdens of na schooltijd activiteiten op school voor leerlingen organiseert. Docenten kunnen leerlingen indelen bij activiteiten waar ze aan bepaalde competenties kunnen werken en waarbij zij later in de maatschappij baat hebben.’
‘Naast het wijkaanbod en de Brede Schoolactiviteiten hebben we ook te maken met vakantieactiviteiten, vergaderingen met wijkpartners, contacten met bewoners en ouders en meer van zulke zaken. Die moeten worden gepromoot, er moeten rapportages en verslagen van komen … Per week zit ik nu zo’n anderhalve dag achter de pc, dat was eerst niet zo. In principe moeten jongeren nu ook een afspraak met me maken. Dat is natuurlijk niet ideaal. Zo creëer je een drempel, terwijl ze eigenlijk zo bij je naar binnen moeten kunnen lopen.’
‘Ondanks al die veranderingen houd ik nog ontzettend veel van dit werk. Ik zie mezelf ook wel oud worden in het welzijnswerk. Er waren tal van mogelijkheden binnen DISCK om verder te groeien of om er wat anders te gaan doen, maar dat heb ik niet gedaan. Ik heb het gevoel dat ik hier aan het Spartaplein nog niet klaar ben. De contacten met ouders en bewoners zijn gemaakt. Wijkpartners weten mij niet alleen te vinden, maar vinden het ook prettig om samen met mij aan hetzelfde doel te werken. De jongeren in mijn doelgroep ken ik bijna allemaal en ik weet wat er speelt, Naar mijn idee kan ik op deze plek meer voor jongeren betekenen dan als ik opeens wat anders zou gaan doen.’
Rolmodel
‘Een rolmodel kan belangrijk zijn voor jongeren. De meesten die hier komen zijn van Marokkaanse afkomst. Hen houd ik dan bijvoorbeeld voor dat ze de toekomstige burgemeester Aboutaleb als voorbeeld kunnen nemen. Maar ik merk dat sommigen mij juist als rolmodel beschouwen. Want ja, Aboutaleb staat toch wel ver van hen af, het is niet zo dat ze met problemen bij hem aan kunnen kloppen. Ze zoeken het dichter bij huis. Zag je bijvoorbeeld die jongen die hier net was, Izzy? Hij was gestopt met school en wilde alleen maar voetballen. We hebben hem een spiegel voorgehouden, hij is uiteindelijk een opleiding gaan volgen en nu gaat hij zelf aan de slag als jongerenwerker. Hij ziet de toekomst zonnig tegemoet, hij weet wat hij wil. En daar doe ik het allemaal voor.’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazinenummer 12, december 2008
Bron: Foto: Claudia Kamergorodski