De uitspraak van de rechter is de uitkomst een proces dat de ggz-instelling De Meren heeft aangespannen tegen de gemeente Amsterdam. De dienst Werk en Inkomen had de bijstandsuitkering van een gedwongen opgenomen ggz-patiënt stopgezet en van een ander de bijstandsuitkering niet toegekend. Doel van het proces was duidelijkheid te krijgen over het recht op bijstand van deze groep.
De gemeente Amsterdam legt bij het oordeel van de rechter de nadruk op het feit dat gedwongen opgenomen ggz-patiënten geen recht op bijstand hebben. GGZ Nederland benadrukt juist de omissie die de rechter constateert in de Wet werk en bijstand wat betreft de rechten van ggz-patiënten. Die lezing wordt ondersteund door het oordeel van dezelfde rechter dat de gemeente Amsterdam de betrokken ggz-patiënten wel zou moeten doorbetalen op grond van het gelijkheidsbeginsel.
Ggz-patiënten kunnen door het wegvallen van inkomsten zich niet meer verzekeren tegen ziektekosten. Voor ggz-patiënten die in het kader van de Wet Bopz (Bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen) zijn opgenomen, betaalt de gemeente Amsterdam de bijstandsuitkering namelijk wel door.
Uit de uitspraak blijkt dat de Wwb de positie van gedwongen opgenomen ggz-patiënten niet expliciet is geregeld, waardoor deze mensen tussen wal en schip vallen. De gemeente Amsterdam wil nu bij het rijk aankloppen om voor deze groep een oplossing te zoeken.