Jeugdrechters kunnen niet beslissen wat de beste plek is voor een kind dat niet meer thuis kan wonen. Na uithuisplaatsing heeft de rechter bovendien onvoldoende zicht op wat er wordt gedaan om het kind met ouders te herenigen. ‘Dit is problematisch, kinderen zijn gebaat bij stabiel en doorgaand contact met ouders’, stelt hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning van Universiteit Leiden.
Op verzoek van de Tweede Kamer en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen stelde Bruning samen met dr. Kartica van der Zon (afdeling jeugdrecht), prof. Lenneke Alink en dr. Sabine van der Asdonk (pedagogische wetenschappen) een factsheet op over uithuisplaatsingen. De wetenschappers, allemaal verbonden aan de Universiteit Leiden, focusten zich daarin vooral op de huidige juridische en gedragswetenschappelijke inzichten.
Rechtsbescherming
Het “belangrijkste knelpunt” is volgens de Leidse wetenschappers de rechtsbescherming
Voor 1995 was de kinderrechter de belangrijkste pilaar bij de uitvoering van de OTS. Het was de kinderrechter die heerste. Hij stuurde het hele proces over de jeugdige aan. Een gezinsvoogd bracht verslag uit aan de rechter en die besliste wat er moest gebeuren. De rechter besliste dus niet alleen over het opleggen van de maatregel, maar was ook verantwoordelijk voor de uitvoering.1 Door een wetswijziging in 1995 veranderde de positie van de kinderrechter. Deze rechter was vanaf toen niet meer verantwoordelijk voor de uitvoering van de OTS, maar beperkte zich tot zijn rechtsprekende taak. Een gezinsvoogdijinstelling werd verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregel.2 Door de invoering van de WJZ in 2005 werd BJZ de verantwoordelijke instelling. Het jeugdrecht staat op dit moment opnieuw aan de vooravond van een ingrijpende wijziging. Het is de bedoeling dat vanaf 1 januari 2015 de kinderbeschermingsmaatregelen herzien worden en de transitie jeugdzorg voltooid is. Het Wetsvoorstel Herziening kinderbeschermingsmaatregelen verandert de gronden van de OTS en roept een maatregel in het leven waardoor er eerder in het gezinsleven ingegrepen kan worden.3 Door de transitie van de jeugdzorg krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid over de uitvoering van alle zorg voor kinderen, jongeren en hun ouders. Gemeenten krijgen na de transitie ook de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de OTS.
Misschien de positie van de Kinderrechter weer terug naar voor 1995? Dubbele pet op was toen niet meer gewenst voor de Kinderrechter.
Toch denk ik dat dit op zijn minst opnieuw bekeken moet worden.
Ook bij een vechtscheiding is een rechter doof, blind, handelingsverlegen om in te grijpen bij de verstotende ouder. Niks waarheidsvinding of straffen van boete, cel.