Nieuwe autosloperijen, wietkwekerijen, uitkeringsfraude, schietpartijen, illegaal gedumpt afval… De problemen die Eindhoven schetst in haar voortgangsrapportage over het woonwagenbeleid klinken bekend. Het overgrote deel van de woonwagenbewoners is werkloos en veel jongeren verlaten de school vroegtijdig. Het aantal families dat verhuisd is naar reguliere woningen is veel kleiner dan verwacht. Het zijn overigens geen typisch Eindhovense problemen, ze spelen in het hele land.
Tot eind jaren zeventig kende Nederland vooral grote woonwagenkampen van 150 tot 250 wagens. Er was per regio een woonwagenschap, dat de terreinen beheerde en toezicht hield. De gemeenschappen hadden eigen kerken en scholen. Vanuit het welzijnswerk waren er speciale functionarissen die de woonwagenbewoners kenden, ondersteunden en activeerden. Toen vatte het idee post dat het wijzer was kleine centra te stichten van maximaal vijftien wagens. De bewoners moesten gebruik gaan maken van gewone kerken en reguliere scholen. Dat zou leiden tot integratie in de burgermaatschappij.
‘In ruimtelijke zin is de decentralisatie van het woonwagenbeleid is wel geslaagd, maar de sociale component is dat niet,’ zegt Welschen. ‘Langzaam is duidelijk geworden dat het gevolg van het gevoerde beleid fragmentatie is, verminderde aandacht. De hele beheersstructuur en kennis over de gemeenschap is afgebrokkeld. Steeds meer organisaties zijn opgehouden met hun werk voor woonwagenbewoners. Niet alleen de woningbouwverenigingen en de politie zouden de woonwagencentra meenemen, maar ook het algemeen maatschappelijk werk, het welzijnswerk en het jongerenwerk. Maar wat blijkt: als woonwagenbewoners zelf niet komen dan gebeurt er niets. Het schoolverzuim is groot, de deelname aan de peuterspeelzalen is ver beneden peil. Dat zijn de dingen die we nu aanpakken. Er is een project Spel in de Wagen, waarbij ouders en kinderen leren spelen. Er is extra begeleiding voor kinderen op scholen en niet alleen op het moment dat ze gestrand zijn, maar vanaf het eerste moment dat je ziet dat er problemen komen. We proberen ouders in scholingstrajecten te krijgen, want velen van hen zijn analfabeet. En we begeleiden een aantal mensen die een eigen bedrijf willen beginnen.’
Wat is volgens u de taak van het welzijnswerk in dezen?‘Ik vind het belangrijkste signaal van de rapportage dat het zo moeilijk het is om binnen grote generieke organisaties de activiteiten voor grote doelgroepen op scherp te houden. Hoe houd je een groep die op een gegeven moment als prioriteit geformuleerd staat in de aandacht? Mede als gevolg van de bezuinigingen van de afgelopen jaren heeft het welzijnswerk nog maar minimale aandacht voor woonwagenbewoners. Er is een keer per week een spreekuur voor ze. Dat moet echt uitgebreid worden. Het AMW moet de woonwagenbewoners als basistaak zien.’
Het AMW moet al zo veel. Men zal ongetwijfeld zeggen: kom maar op met extra geld.‘Dat zal binnen de gemeenteraad dan ook zeker aan de orde komen. Het kan tot de conclusie leiden dat extra aandacht voor de woonwagenbewoners met deze mankracht niet te runnen valt. Het gaat echter niet alleen om extra geld, om meer van hetzelfde. Ik zeg dat ook in het kader van het grotestedenbeleid. Het moet anders, er moeten nieuwe methodieken komen, nieuwe coalities op buurtniveau. Een ontwikkeling als brede scholen is ook van belang voor woonwagenbewoners. Een keten van professionals moet de verantwoordelijkheid gaan nemen. Effectief werken is niet meer de boodschap aan de instellingen, die zijn nu wel voldoende doorgelicht, maar de ketens moeten worden versterkt. Je kunt wel extra uren steken in de begeleiding van kleine kinderen, maar als die vervolgens op school blijven steken schiet je niet op.’
Waarom werkt het woonwagenbeleid op het gebied van huisvesting beter dan dat op het gebied van sociale zaken, welzijn en onderwijs?‘Het versterken van de sociaal-economische structuur is moeilijk, dat zie je ook in het grotestedenbeleid. Er is weinig wetenschappelijke onderbouwing van het beleid, er is geen goede analyse van de problemen, geen effectmeting. Dat is ook het probleem van Van Boxtel. Zijn de maatschappelijke analyses over sociale structuurversterking wel goed? Zijn bestuurders, ambtenaren en directeuren van instellingen hberhaupt wel op de hoogte? Zijn het veranderingsmanagers? Er worden nota’s genoeg geschreven, maar wie kent ze? Het is niet de kunst een nota te schrijven of aan te nemen, maar wel om ze te implementeren.’
Jos Overbekking schreef een paar jaar geleden een goede analyse van het gevoerde woonwagenbeleid, maar zijn studie is in een la verdwenen. Volgens hem blijft er centrale sturing vanuit de Rijksoverheid nodig.‘Wat is nu centrale sturing? Dat bestaat uit een doeluitkering en de plicht tot extra jaarverslagen. Ik zie niets in categoriaal woonwagenbeleid dat uit Den Haag geregisseerd wordt. Waar aandacht voor nodig is is vernieuwing op lokaal niveau. Er dient een goed concept te komen hoe dat moet. Er moeten sleutelfiguren komen die dat oppikken en ook volhouden. Dat geldt niet alleen voor het woonwagenbeleid maar voor elke minderheid.’/Lucie Th. Vermij