Nellie Dooper, zorgcoördinator van woning 9, is net
begonnen met het katheteriseren van meervoudig gehandicapte Mariska wanneer de
wijkverpleegster de woning betreedt om diezelfde klus te klaren. Er blijkt een
fout op het rooster te staan, de wijkverpleegster heeft voor niets de reis
gemaakt naar het terrein van zorginstelling Talant in het Friese dorp Stiens. De
verpleegster is hier duidelijk niet blij mee. Dooper legt haar uit: ‘Het komt
door ziekte, maar daar heb jij natuurlijk geen boodschap aan’. Dat heeft de
wijkverpleegster inderdaad niet, ietwat gepikeerd verlaat ze de woning.
‘Het komt door de werkdruk,’ verklaart Dooper later. De zorgcoördinator
is een van de weinige medewerkers van woning 9 die bevoegd is om te
katheteriseren. Ze had vanavond geen dienst. Maar doordat een medewerker zonder
verpleegkundige achtergrond ziek is geworden, moet zij deze avond wel werken, en
is de wijkverpleegster dus overbodig. ‘Als er iemand ziek wordt, moet er veel
geregeld worden. Dan schieten er wel eens dingen bij in, zoals het afbellen van
de wijkverpleging. Dat is vervelend.’
Mee naar huis nemen
De werkdruk in de verstandelijk gehandicaptensector is een groot
probleem. Vorig jaar is op initiatief van het comité ‘Zorg voor iedereen’ een
enquête gehouden onder werkers in de gehandicaptenzorg. De uitkomsten zijn
verontrustend. De meerderheid van de werkers vindt dat de grenzen van
verantwoorde zorg in zicht zijn gekomen. Ruim tweederde is van mening dat er
steeds meer sprake is van mensonwaardige situaties in de gehandicaptenzorg. En
bijna zeventig procent overweegt een andere baan te zoeken. Als belangrijkste
redenen worden de hoge werkdruk en het te kort schieten van de zorg genoemd.
Dooper is niet op zoek naar een andere baan. Ze werkt al achttien jaar
met gehandicapten, en zou niet zonder kunnen. Toch kan ze de uitkomsten van de
enquête wel begrijpen. ‘Haar’ woning telt normaliter negen bewoners, terwijl de
internationale norm zes bewoners is. Een van de bewoners is tijdelijk elders
ondergebracht, vanwege psychische problemen. Dit verhoogt de werkdruk. De
bewoner moet door Dooper en haar collega’s bezocht worden, en daar is eigenlijk
geen tijd voor. ‘We voelen ons hier zeer verantwoordelijk voor de bewoners. Het
gaat mij aan het hart dat iemand zo in de knoop zit, en dat ik daar niets aan
kan doen. Dat heb ik de laatste tijd mee naar huis genomen. Laatst ging bij mij
thuis de telefoon, toen zei mijn dochtertje: ‘dat is tòch mem haar werk’. Jonge
kinderen pikken veel op. Toen wist ik dat er iets niet goed zat.’
Er zit veel meer niet goed in de gehandicaptenzorg. Veel van de
deelnemers aan de enquête, waarvan de uitkomsten enige tijd geleden bekend
werden, gaven aan dat gehandicapten een doelloos bestaan lijden. Hoewel Dooper
vindt dat dit niet opgaat voor de gehandicapten in ‘haar’ woning, kan ze zich
hier wel wat bij voorstellen. ‘De bewoners hier kunnen zichzelf vermaken. Als
gehandicapten met een lager niveau vermaakt moeten worden, kan ik me voorstellen
dat daar de tijd niet voor is en dat zij dus een doelloos bestaan kunnen
leiden.’
Spontane zorg
Volgens het onderzoek over werkdruk is er alleen maar tijd voor
basiszorg, niet voor extra aandacht. Alles moet gepland worden, er is geen
ruimte voor spontane zorg. Een avond in Stiens bevestigt dit beeld. Terwijl
Dooper een telefoontje pleegt, kruipt bewoonster Mariska haar aan. Ze streelt de
arm van haar begeleidster en is duidelijk blij met het stukje gedeelde aandacht
dat ze krijgt. Maar veel tijd voor knuffelen is er niet. Het eten moet bereid
worden, de tafels dienen gedekt te worden en de bewoners moeten tafelgereed
gemaakt worden. Dooper staat friet te bakken als een bewoner met zijn broek naar
beneden vanuit het toilet de gang op komt schuifelen. Zowel Dooper als haar
collega Mariëlle Groeneveld zien de jongen niet. Bewoonster Mariska heeft beter
zicht op de situatie. Zij weet uiteindelijk met behulp van een sprekend
elektronisch toetsenbord de aandacht te trekken. Dooper schiet de jongen te
hulp.
Tegen een uur of zes kan men aan tafel. Dooper neemt plaats aan een
tafel met drie bewoners, haar collega Groeneveld eet met de overige vijf
bewoners. Dit lijkt een oneerlijke zorgverdeling. Maar Dooper moet twee bewoners
voeren, terwijl de bewoners aan de andere tafel zichzelf redden. Ze neemt plaats
op een stoel met wieltjes. Zo kan ze zich snel heen en weer bewegen tussen de
bewoners die hulp nodig hebben. Terwijl ze hen voert, eet ze zelf.
Pas om zeven uur hebben de laatste bewoners hun toetje op. Voor hen
breekt een moment van ontspanning aan. Sommigen trekken zich terug in hun kamer,
anderen kijken in de woonkamer televisie. De begeleiders beginnen met de afwas.
Terwijl Groeneveld grote ovenschalen staat af te drogen, vertelt ze over haar
werk: ‘Ik ben oproepkracht, er is een zieke waarvoor ik inval. Ik wil hier heel
graag in vaste dienst komen. Ik vind het vooral leuk om meer dan het
noodzakelijke te doen. Om bijvoorbeeld te puzzelen met een bewoner.’ En daar is
nou juist vaak geen tijd voor.
‘Ze krijgen hun natje en hun droogje, maar dat is het dan ook vaak,’
stelt Dooper. Hoewel de bewoners allemaal een volwassen leeftijd hebben, zoeken
ze vaak nog niet eens hun eigen kleren uit. ‘Ik werk hier nu twee jaar en ben
nog maar een keer met een bewoner de stad in geweest. Als ik met mijn eigen
kinderen de stad in ga, neem ik nog wel eens wat mee voor een van de bewoners.
Zo doe je altijd dingen in je eigen tijd. Daar moet je voor waken, anders denkt
de baas dat je daar geen moeilijkheden mee hebt. En dat is natuurlijk niet de
bedoeling.’
Van bovenaf
Tijdens de koffie werkt Dooper de huisagenda bij. ‘Mariska vraagt mij
al sinds gister haar afspraak met de logopedist in de agenda te zetten, ik heb
er nu pas tijd voor. Na de koffie, vanaf een uur of acht, worden de eerste
bewoners naar bed gebracht. ‘Dat is erg vroeg, maar anders redden wij het niet
voor half elf. Sommige bewoners zijn ook echt moe om acht uur. Maar ik vraag me
wel eens af of dat niet gewoon komt doordat ze al jaren vroeg naar bed worden
gebracht’.
Hoewel het onderzoek naar de werkdruk geen vrolijk beeld schetst, is
het niet alleen kommer en kwel in de gehandicaptenzorg. De gehandicapten in
Stiens ogen gelukkig. Tijdens het koffiedrinken kletst een bewoonster er vrolijk
op los. ‘Toen ik hier kwam, kon zij amper spreken. Nu praat ze. Dat toont dat ze
het naar haar zin heeft. Daar doe je het voor,’ vertelt Dooper trots.
Bovendien zijn de leefomstandigheden van de bewoners sinds vorig jaar
verbeterd. ‘Met veel passen en meten hebben we ervoor gezorgd dat we nu op
zaterdagavond met zijn tweeën in de woning zijn. Voorheen was er op
zaterdagavond maar één begeleider aanwezig. Daardoor moest er ’s middags warm
gegeten worden. Dan kwamen de laatste bewoners om elf uur uit bed, en moesten ze
om twaalf uur aan de snert. Om zeven uur hadden ze hun pyjama al aan, omdat
degene die er ’s avonds voor stond dat niet alleen af kon. Nu kunnen we ze
tenminste een leuk weekend geven.’
Dooper zou graag meer dingen anders zien, maar daar is tijd voor nodig. Om
tijd te besparen, zouden de begeleiders naar haar mening methodischer kunnen
werken. ‘Omdat wij hier met mensen met verschillende opleidingsniveaus op de
groep staan, moet je veel dingen eerst uitleggen, methodisch werken schiet er
vaak bij in. Als je eerst naar de voorraadkamer gaat om slabben te halen en
vervolgens om theedoeken te halen, kost dat onnodige tijd. Als ik slabben ga
halen, kijk ik eerst of er nog andere dingen nodig zijn.’
Ook belangenorganisaties willen de problemen in de verstandelijk
gehandicaptensector aanpakken. Zo tracht de AVVV, de koepel van
beroepsorganisaties, met een lijst met kwaliteitscriteria de problemen in de
sector te lijf te gaan. De vereniging heeft het Trimbos-instituut opdracht
gegeven een lijst op te stellen, waarmee personeel in instellingen zelf kunnen
meten of bewoners verantwoorde zorg krijgen. Hiermee kan het personeel zelf
aangeven wanneer de grens is bereikt, zodat maatregelen genomen kunnen worden.
Eind dit jaar wordt de lijst in gebruik genomen.
Vooralsnog heeft Dooper niets gehoord over een lijst met
kwaliteitscriteria. Ze reageert sceptisch op het idee: ‘Alle initiatieven zijn
meegenomen. Maar vanuit de praktijk gezien weet ik dat veranderingen die van
bovenaf worden opgelegd niet altijd even goed werken.’
Om redenen van privacy is de naam Mariska gefingeerd/Lisette
Douma