Het is goed gebruik dat bij aantreden van een nieuw kabinet gemeenten en Rijk afspraken maken. Het bestuursakkoord hierover bevat nieuws voor gemeenten over nieuwe taken. Gemeenten verworden zo tot een uitvoeringsorgaan van Haags beleid en dat verschaft Den Haag de legitimiteit om bezuinigingen ook eenvoudigweg te laten realiseren door diezelfde uitvoeringsorganen.
Maar: gemeenten kennen een eigen democratische borging en systeem. Dat wringt. Decentralisaties zijn feitelijk fikse bezuinigingen die verkocht worden als goede bedoelingen. En we weten allemaal: ‘de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.’
Het slechte nieuws heeft vooral betrekking op de sociale zekerheid. De invulling van het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ gebeurt door het overhevelen van taken op het gebied van de Sociale Zekerheid in de vorm van de Wet Werken naar Vermogen. De rekening van de bezuinigingen komt onevenredig terecht bij mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Er wordt 900 miljoen (2015) bezuinigd op budgetten voor re-integratie, Bijstand, Wajong en sociale werkvoorziening. Dit is des te onrechtvaardiger omdat er alternatieven zijn die de rekening eerlijker verdelen en ook nog eens bijdragen aan wat iedereen wil: een beter werkende arbeidsmarkt.
Gemeenten moeten voorkomen dat ze hun eigen karakter verliezen, en een uitvoeringsorgaan worden van het Rijk. En daarom niet de crisis van het Rijk betalen en uitvoeren. Zeker niet omdat het Rijk zelf een alternatief bedacht, dat beter en rechtvaardiger is. Ze krijgen dat alternatief alleen niet rond, en decentraliseren daarom de uitvoering.
Wat is dan dat alternatief? Begin 2010 hebben ambtelijke werkgroepen op verzoek van toenmalig minister Bos voorstellen gedaan om de overheidsfinanciën op orde te krijgen. De ideeën van deze werkgroepen hebben een belangrijke rol gespeeld in de verkiezingsprogramma’s van de verschillende politieke partijen.
Eén werkgroep had als onderwerp: werkloosheid. Centrale boodschap is dat de WW een arbeidsmarktfunctie is in plaats van een inkomensvoorziening. Dat betekent dat de WW een overbrugging is tussen twee banen. Dat rechtvaardigt vervolgens de een verkorting van de WW en aanpassingen van het ontslagstelsel. Daarvoor zijn 4 varianten uitgewerkt.
De variant die de laagste besparing oplevert gaat uit van 12 maanden WW-duur met een vervolguitkering op bijstandsniveau van 6 maanden. Ontslagvergoedingen zijn maximaal een jaarsalaris en 75.000 euro. Dit levert een besparing van 900 miljoen op in 2015 en structureel 1,2 miljard.
Waarom is dit beter dan de huidige voorstellen? Omdat zo de functie van het vangnet fundamenteel verandert: het is gericht op bereiken van de gewenste situatie (werkzekerheid) in plaats van subsidiëren van de ongewenste situatie (werkloosheid). Waarom is het rechtvaardiger? Omdat het alle werkende treft, mensen die kunnen werken en tijdelijk geen werk hebben. Niet alleen mensen die dat niet kunnen vanwege een handicap.
Nu wordt er door het kabinet en straks ook misschien door gemeenten gekozen voor een alternatief dat uiteindelijk minder besparingen oplevert en de rekening eenzijdig neerlegt bij de zwakste groepen op de arbeidsmarkt.
Betekent dit dat de Wet Werken naar Vermogen niet moet worden ingevoerd? Nee! Alleen de enorme kortingen moeten niet daar gehaald worden. We moeten het hele stelsel heroverwegen, en beschikbare middelen rechtvaardig verdelen.
Waarom wordt dat alternatief dan niet gekozen?
1. Een politieke blokkade
In het verkiezingsprogramma van de VVD 2010 staat letterlijk: ‘de WW-uitkering wordt verhoogd, maar de duur verkort zodat de prikkel om snel ander werk te vinden wordt verhoogd.’ En over het ontslagstelsel: ‘Door in de wet een vaste ontslagvergoeding van twee weken per gewerkt jaar op te nemen (met een maximum van één jaarsalaris), wordt het ontslagrecht eerlijker en eenvoudiger.’ Dat is in lijn met het idee dat de ambtelijke werkgroep heeft uitgewerkt.
Het CDA verkiezingsprogramma is zo mogelijk nog duidelijker: ‘Na de loondoorbetalingsperiode komen werknemers in de WW waarbij de duur wordt gemaximeerd tot een jaar.’
Als het aan VVD en CDA had gelegen waren er maatregelen genomen om de sociale zekerheid te hervormen die in lijn van het advies van de ambtelijke werkgroep zijn. Maar gedoogpartner PVV heeft roet in het eten gegooid. De PVV is – zoals wel vaker – helder en tegen in haar verkiezingsprogramma: ‘wij rommelen niet aan de hypotheekrenteaftrek en
de WW, geen versoepeling van het ontslagrecht.’ Wat dan wel de voorstellen zijn om de sociale zekerheid te hervormen is – zoals wel vaker – onduidelijk.
2. Werkgevers en werknemers willen niet
Nog los van het idee dat de werkloosheid als gevolg van de crisis snel zou oplopen en daarom ingrijpen in de WW nodig is om het betaalbaar te houden, heeft het kabinet geen zin in nog een ruzie met werkgevers en werknemers naast het ‘pensioenprobleem’. De vakbonden hebben al eerder laten weten niet te willen praten over aanpassingen van WW of ontslagrecht. Het kabinet kiest er nu voor om die discussie ook niet aan te gaan en legt de rekening bij gemeenten.
Het Rijk weet wel hoe het beter kan, maar weet het dus niet te regelen. En gooit dan maar de hele boel over de schutting naar gemeenten en bezuinigt op de onderkant. Gemeenten moeten daar niet in mee gaan.
Eric Dorscheidt is adviseur lokale overheid voor BMC-groep en adviseert op het gebied van participatie, sociale zekerheid en welzijn.