Roelof Hortulanus (64) is directeur van het Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie (LESI), dat postdoctorale opleidingen aanbiedt en onderzoeksopdrachten uitvoert. Sinds 2007 is hij een dag in de week bijzonder hoogleraar ‘Sociale interventie en lokaal sociaal beleid’, aan de Universiteit voor Humanistiek.
In zijn oratie ‘Ambivalenties in het sociale domein’ pleit Hortulanus voor een veel flexibeler model voor opdrachtgeverschap, professionele autonomie en resultaatmeting in welzijn.
Hortulanus signaleert de drang om steeds een nieuw systeem te ontwikkelen voor het welzijnsbeleid. ‘Daarmee bedoel ik de relatie tussen de opdrachtverlener en de organisatie die zich moet verantwoorden en de manier waarop je de resultaten meet. Dat is een heilloze zaak, omdat het sociale domein uit zo’n scala aan diensten bestaat dat je verschillende relaties tussen opdrachtverlening, verantwoording en impactanalyses moet hebben. Op dit moment wordt gedacht dat we vooral via evidence based praktijken greep op deze zaken krijgen, maar dat is een illusie.’
Volgens Hortulanus is het voor eenvoudige diensten – zoals schuldhulpverlening – wel goed om een evidence based model van opdrachtverlening, verantwoording en resultaatmeting te hanteren. ‘Maar meer ingewikkelde hulpverlening, zoals de opvang van zwerfjongeren, of collectieve diensten zoals sociale cohesie en leefbaarheid, zijn daarvoor te complex. Bij evidence based praktijken moet je een heel duidelijk beeld hebben van de beginsituatie en de eindsituatie, en je moet precies weten welke interventies daartussen gepleegd zijn. We moeten niet de illusie geven dat dat werkt. Dan krijg je snel managers die opportunistisch handelen, die de gemeente als opdrachtgever bedienen, maar tegenover de medewerkers toegeven dat het niet werkt.’
Waarom uw pleidooi voor ambivalenties in het sociale domein?
‘We zijn altijd sterk geneigd om ambivalenties te overwinnen. Twijfelen wordt vaak negatief beoordeeld, geassocieerd met niet kunnen handelen, niet sterk zijn. Maar twijfelen kan ook betekenen: iets echt onderzoeken, iets echt tot je laten doordringen. Ook reflectief naar je zelf. Ik schrik ervan hoe weinig professionals kunnen reflecteren op hun eigen handelen, op hun eigen opvattingen.’
‘Neem het bekende voorbeeld van de krachtwijk. Maatschappelijk werkers hebben heel lang gezegd dat ze voor individuele casussen zijn. Opbouwwerkers doen juist collectieve projecten. Je hoeft niet echt gestudeerd te hebben om te snappen dat die twee soms met elkaar te maken hebben. Ik heb welzijnsinstellingen gezocht die maatschappelijk werkers willen interesseren voor collectieve fenomenen. Opbouwwerkers wilden we verleiden om individueel werken te combineren met iets collectiefs. Sommige organisaties hebben opbouwwerk en maatschappelijk werk nu afgeschaft en vervangen door gebiedsprofessionals. Die moeten nu als generalisten leren kijken naar wat er aan de hand is. Hier wordt een beroepsbeeld tegen het licht gehouden en worden werksoorten afgeschaft. De jongeren in de organisatie maken het wel mee, maar de ouderen hebben het er moeilijk mee.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nr 5, mei 2011.
Bron: Foto: Herbert Wiggerman
We hebben een discussiegroep geopend op Linkedin om maatschappelijk werkers, opbouwwerkers, hulpverleners en anderen te laten praten over de vorming van een nieuw beroep (?) of wellicht het ontstaan/noodzaak van een nieuwe beroepsvereniging waarbij alle werkers zich thuis voelen.
De Linkedingroep heet: Social Work Nederland. Iedereen is daar welkom.
Ik herken me beslist wel in het artikel dat werkers niet genoeg reflecteren. Wat dat betreft valt er zeker nog wel wat te doen in het werk. Je mag hier werkers als manager, of als directe collega’s best op aanspreken. En helaas vaak wordt soms ook veel “nagepapagaaid”, zonder enige (wetenschappelijke) onderbouwing. En er wordt inderdaad teveel voor burgers gewerkt in plaats van faciliterend (Van der Lans/Nico de Boer). Bij Code 2.0 zijn we blij dat die discussie verder wordt aangezwengeld op verschillende fronten.
Niettemin, kun je je tevens afvragen in hoeverre werkers daarvoor de ruimte krijgen bij ambtenaren en andere beleidsmakers om daadwerkelijk zaken goed tegen het licht te houden. In die zin geef ik Roelof Hortulanus gelijk. ‘Het resultaat’ is heilig. Als de ambtenaren en de wethouder”s maar tevreden zijn. Dan lopen we ook geen kans bezuinigd te worden.”, vind ik de budgetafspraken domineren. Niet genoeg de kwaliteit.
Wat dat betreft bepleit ik ook dat directeuren meer lef tonen om de beschouwingen en twijfels van werkers te ventileren in de publieke opinie, zodat ook de buitenwereld (lees oppositie, woordvoerders coalitiepartijen, stemmers) meer ziet in welke complexe situaties werkers komen.
Als laatste onderstreep ik dat het goed zou zijn om het beroep opbouwwerk en maatschappelijk werk in elkaar te laten schuiven zodat meer op maat kan worden gewerkt. Daarvoor zijn nog bergen in te verzetten, doordat velen bang zijn in te leveren.
Ik bepleit daarom ook voor een nieuwe beroepsdiscussie en zeker ook een nieuwe beroepsvereniging Social Work (gebaseerd om nieuwe communicatiemiddelen), die nieuw durft aan te kijken tegen wat de markt vraagt en wat zinvol en haalbaar is.
Ik ben dus blij met deze voorzet die Roelof Hortulanus doet.
Marco van Stralen (voorzitter CODE 2.0 beroepsvereniging voor sociaal cultureel werk, opbouwwerkers en andere wijkontwikkelaars)
Mijn ervaring is ook, dat mensen zich verschuilen achter evidence based: het programma is goed, dus wat ik doe is goed.
daar mis ik ook de reflectie, soms moet je iets anders dan een bestaand programma aanbieden. En een mens is altijd meer dan een methode!!
Ik begrijp de relatie tussen titel en tekst van dit artikel niet. Wie zouden moeten reflecteren, volgens Dhr. Hortulanus? Zijn dat de beleidsmedewerkers bij de gemeente, die welzijnsorganisaties een beschikking geven? Dan heeft hij gelijk! de beleidsmedewerkers (vooral binnen het domein van WMO noemen zij zich ook hulpverleners) zijn vaak niet in staat om de kwaliteit van de hulpverlening te waarderen en kijken strikt naar kwantiteit. Dat is hun opdracht. Zijn het de managers in de welzijnsorganisaties die moeten reflecteren? Dat klopt: de heren managers zijn veelal niet in staat tot enige mate van reflectie: dames managers overigens (aangetoond) wél! Management is tezeer aanbod gericht, een voortvloeisel uit de marktwerking in zorg en welzijn. Het aanbod telt, niet de vraag. Of zijn het de hulpverleners, die meer mogen reflecteren? Dan heeft hij ongelijk. Maar nergens in het artikel gaat het om het omvermogen om te reflecteren: het gaat om het aanbod van collectieve ondersteuning. Het gaat over aansluiten van twee onderdelen in het werk van de professional: opbouwwerk (de belangenbehartiger) en maatschappelijk werk (de hulpverlener. Natuurlijk hebben de twee werkwijzen overlap. Moet daarover gereflecteerd worden?
Ik roep meneer Hortulanus op tot reflectie op zijn artikel. Reflectie overigens, die aangeboden wordt in coaching en supervisie. Dat zijn twee kwaliteitsondersteunende handelingen, die al héél lang zijn wegbezuinigd.
Ik ben het niet eens met Roelof. Ik deel wel zijn verbazing over zelfreflectie van professionals (voor mij al heel lang een weet), maar niet zijn opvatting dat evidence based praktijken niet werken. De redenatie erachter dat je begin en eind en tussenliggende interventies niet kan managen is een professional als hijzelf m.i. onwaardig. Waar het om gaat is dat je je doelen concreet kan stellen, je interventies begrenst op een manier die alle projectdeelnemers begrijpen en dat je je ambities goed formuleert. Op die manier – is mijn eigen ervaring – kan je voor elk project een sluitend plan schrijven en feilloos na afloop aantonen waarom en hoe je je eindresultaat hebt bereikt. Dat kan met criminele jongeren en de opvang van zwerfjongeren ook. Er is één centrale randvoorwaarde, namelijk een projectleider die kan ingrijpen bij elke partner en in elke fase van het proces. Tsja, en er zijn nog steeds welzijnswerkers die hun werk onmeetbaar belangrijk vinden. En die pas ‘nieuwe stijl’ gaan na het verschijnen van de onnavolgbare 8 peilers in de wmo, die zo ongeveer op middelbare schoolniveau zijn geformuleerd. Zoals integraal werken, de vraag achter de vraag en nog zo wat. Net zoals de opmerkingen over individueel en collectief werken hierboven. Die gaan helemaal niet over inhoud, maar over het bestaansrecht. van onprofessionele werkers. Maar daarvoor hebben we dan weer een subsidiërende gemeente die zo nodig kan ingrijpen….