De opvoeding van kinderen is een hot item. Niet in de
laatste plaats omdat de jeugd zo ‘ontspoord’ lijkt. Regels en gedragsnormen
lijken vaak niet meer voor jongeren te gelden. En dat gaat van kwaad tot erger;
tot aan het criminele circuit toe. Jan Gerris, hoogleraar gezinspedagogiek aan
de Katholieke Universiteit Nijmegen, is één van degenen die vindt dat de ouders
aan de basis staan van het aanleren van ‘goed gedrag’ van kinderen.
Moet de moeder dus weer thuisblijven? ‘Niet per definitie,’ vindt Gerris,
‘het kan een uitkomst zijn van een keuze die ouders maken. Ik ben vóór gelijke
rollen bij de opvoeding van mannen en vrouwen, en vóór gelijke kansen op de
arbeidsmarkt. Belangrijk is dat ouders kúnnen kiezen voor de opvoeding van hun
kinderen. Helaas komt het er nu meestal op neer dat de vrouw thuis blijft of de
kleinere baan heeft. Maar je kunt ook denken aan een duobaan.’
Dagelijkse interactie
De maatschappij moet de mogelijkheid dat vaders en moeders hun kinderen
zelf opvoeden als uitgangspunt nemen, vindt Gerris. ‘Dan neem je ook de
structurele belemmering weg voor vrouwen om steeds in de moederrol gedrukt te
worden.’ Maar het ontbreekt volgens de hoogleraar aan maatregelen om dat te
bereiken. Gerris geeft het voorbeeld van Duitsland, waar mannen en vrouwen vijf
jaar betaald opvoedingsverlof kunnen opnemen. Met de garantie dat je na vijf
jaar in een functie op hetzelfde niveau terug kunt komen. Door wie dat
opvoedgeld betaald moet worden, dat is volgens Gerris een kwestie van
uitwerking: Als we dat als samenleving willen regelen, dan kunnen we daar ook
een oplossing voor bedenken.’
De Nijmeegse hoogleraar – voormalig voorzitter van de wetenschapscommissie
voor gezins- en jeugdbeleid van het CDA – koppelt deze opvoedingsdiscussie
nadrukkelijk aan het ‘waarden en normenprobleem’. Volgens Gerris is er meer
dagelijkse interactie tussen ouders en kinderen nodig zodat deze normen en
waarden kunnen aanleren. Daarbij stelt hij dat ‘het aanleren van gewenst gedrag
van kinderen tijd en aandacht vergt van ouders.’
De tijd, die ouders volgens Gerris te weinig aan hun kinderen besteden,
moet de samenleving creëren. Aldus de hoogleraar. Dat betekent ook meer betaalde
verlofregelingen en flexibelere werktijden, af te stemmen op schooltijden. Daar
zullen werkgevers niet blij van worden. ‘Het gaat erom het uitgangspunt naar
voren te brengen,’ vindt professor Gerris. ‘We praten over de emancipatie van
familierelaties, om creatieve en volwaardige burgers groot te brengen. Dat is
niet binnen twee jaar geregeld.’
Ouders besteden juist veel tijd aan hun kinderen, stelt Olga Fles,
voorzitter van de Nederlandse Gezinsraad. Deze onafhankelijke stichting is het
expertisecentrum op het gebied van ontwikkelingen rondom het gezin en kan
gevraagd en ongevraagd advies geven aan de regering. Olga Fles vindt het onzin
te stellen dat de waarden en normen van kinderen achteruit hollen. En dat het
gebrek aan tijd van ouders voor hun kinderen daar de oorzaak van zou zijn. ‘Het
aantal mensen dat voltijds werkt daalt. Het overgrote deel van de vrouwen werkt
in deeltijd. Samen met de ongeveer 40.000 alleenstaande moeders die meer dan 32
uur per week moeten werken, komt het aantal moeders met een fulltime baan op
ongeveer 200.000.’
Fles deelt de mening van professor Gerris dat de ouders een cruciale rol in
het aanleren van waarden en normen. Maar ze bestrijdt dat ouders onvoldoende
tijd en aandacht aan hun kinderen besteden. ‘Uit onderzoek naar de
tijdsbesteding van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat ouders meer tijd
aan hun kinderen besteden dan vroeger. Met het merendeel van de Nederlandse
kinderen gaat het goed. Wanneer kinderen in problemen komen, vindt dat vaak zijn
oorzaak in psychische problemen, in mishandeling, alcohol- en drugsmisbruik van
de ouders. Van de 2,4 miljoen gezinnen in Nederland verkeren er tussen de 64.500
en 110.000 gezinnen in moeilijkheden. Die problemen zijn van heel uiteenlopende
aard, van niet goed op school meekunnen tot crimineel gedrag. Voor die gezinnen
en die kinderen moet snelle en adequate hulp zijn. Laten we daar tijd en geld in
steken.’
Standvastigheid
Of het gebrek aan opvoedingstijd nu echt een oorzaak is voor latere
ontsporingen van de jeugd is voor professor Gerris geen vraag, eerder een weet.
‘De verinnerlijking van waarden en normen vraagt meer tijd én aandacht van
opvoeders dan er nu aan wordt besteed. Het is niet vanzelfsprekend dat kinderen
thuis, of op school, of op de sportclub worden geconfronteerd met een aantal
basale gedragsregels.’
Volgens Gerris is het nodig om het probleemgedrag bij jongeren
maatschappelijk breed te trekken. Hij vindt het belangrijk dat er daarom – zoals
het CDA en GroenLinks willen – één bewindspersoon komt die integraal jeugdbeleid
kan coördineren. ‘Een aparte minister voor Grotestedenbeleid heeft ook succes
geboekt. Je moet een bewindspersoon hebben die verbindingen tussen de
ministeries legt, die een platform voor discussies biedt en het gezag heeft
verbindingen verplichtend op te leggen.’
Volgens Rineke Oomen is het probleem met de probleemjongeren niet groter
geworden in de afgelopen tien jaar. Maar wordt het door mensen zo ervaren omdat
er buitensporig veel nadruk op wordt gelegd in de media en politieke partijen.
‘Er is in de loop der jaren wel wat veranderd in de opvoeding. Jongeren hebben
meer vrijheid dan vroeger, worden in een “onderhandelingshuishouden” opgevoed.
Dat hoeft geen aanleiding voor problemen te zijn. Het vraagt van ouders wel een
goede, standvastige begeleiding. Rekening houden met elkaar, respect voor elkaar
begint in het klein thuis. Maar ook op het kinderdagverblijf, op school en op de
sportclub.’ De afstemming tussen maatschappelijke voorzieningen voor kinderen en
jeugd vindt Oomen wel een punt van zorg.
Zowel Oomen als Fles valt Gerris bij in zijn roep om een bewindspersoon
voor jeugdzaken. Oomen zegt echter nadrukkelijk dat de overheid niet diep mag
ingrijpen in de opvoeding in het gezin. ‘Dan krijg je communistische toestanden.
Wie gaat het ‘sociaal wenselijk gedrag’ formuleren? De overheid moet voorwaarden
scheppen, zodat kinderen zich kunnen ontplooien. Tot nu toe heeft ze daarop
bezuinigd.’
Voor de ondersteuning van ouders bij de opvoeding is er volgens Olga Fles
al heel wat tot stand gebracht. ‘Er is verschrikkelijk veel voorlichting voor
ouders. Het consultatiebureau is een belangrijk medium om eventuele problemen
bij baby’s vroeg te onderkennen. Er zijn allerlei mogelijkheden voor
opvoedingscursussen. Laten we versterken wat we hebben.’/Carolien
Stam