Eén van de eerste dingen die Wilma Gillis-Burleson van
het hart moet is dat ze zich mateloos geërgerd heeft aan de discussie over ‘het
multicultureel drama’, die eind januari werd aangezwengeld door PvdA-publicist
Paul Scheffer. In NRC Handelsblad schreef hij dat het Nederlands
allochtonenbeleid niet deugt. Scheffers idee is dat een multiculturele
samenleving een illusie is. Volgens hem zou het huidige beleid zo snel mogelijk
moeten worden verlaten; anders zou dat ‘ideaal’ wel eens kunnen uitlopen op een
multicultureel drama. Wanneer allochtonen in het kader van hun integratie hun
eigen cultuur op de eerste plek blijven zetten, lopen ze nooit hun sociale
achterstand in, meent hij. Gillis-Burleson uit scherpe kritiek op deze gedachte.
‘De discussie gaat alleen maar in op problemen rond allochtonen en niet op wat
de aanwezigheid van verschillende culturen een samenleving kan bieden. Het is
typisch Nederlands de nadruk te leggen op problematieken. We moeten eens
ophouden mensen één-dimensionaal te benaderen. Iemand van buitenlandse afkomst
is meer dan een allochtoon.
Sinds ruim een jaar geeft Gilllis-Burleson leiding aan Veelkleurige
Stad. Dit programma van de gemeente Rotterdam wil juist de mogelijkheden van
mensen zoveel mogelijk benutten. Overigens gaat het diversiteitsbeleid, dat in
het kader van Veelkeurige Stad wordt gestimuleerd, voor een groot deel over de
personeelssamenstelling van instellingen. Dit moet zoveel mogelijk een
afspiegeling van de samenleving zijn. Maar ook richt het zich op communicatie-
en kwaliteitsbeleid.
Gillis en haar medewerkers stimuleren intercultureel personeelsbeleid,
bevorderen de participatie van zowel allochtonen als vrouwen, jongeren en
arbeidsgehandicapten in algemene instellingen, jagen het cultuurbeleid aan en
ondersteunen het ondernemerschap van genoemde groepen. Het afgelopen jaar lag de
nadruk vooral op intercultureel personeelsbeleid. De Veelkleurige Stad streeft
ernaar Rotterdam koploper te maken op het gebied van diversiteitsbeleid. ‘De
stad leent zich er goed voor, want het heeft een schat aan culturen. We kunnen
het goede voorbeeld geven aan andere steden,’ zegt Gillis. ‘Aan de ene kant
vraagt de krapte op de arbeidsmarkt om een divers personeelsbestand. Maar dat is
ook noodzakelijk vanwege de veranderende clientèle. Als een verzorgingshuis
allochtone ouderen onderdak biedt, moet het bijvoorbeeld wel iets weten over de
levenswijze van deze mensen.’
Het programma draait nu ruim een jaar, wat hebben jullie
intussen bereikt?‘We zijn begonnen met het stimuleren van
diversiteitsbeleid binnen de gemeentelijke diensten. We kunnen natuurlijk niet
van instellingen in de stad verlangen dat ze daaraan doen, als we zelf niet het
goede voorbeeld geven. We willen dat diensten en instellingen, die door de
gemeente worden gesubsidieerd, hun organisatie en aanbod beter afstemmen op de
gemêleerde bevolking. Het moet dan ook een integraal onderdeel worden van het
in- en externe gemeentebeleid. Binnen de gemeentelijke diensten merk ik
overigens al dat een voorzichtige kentering ontstaat.’
Dit jaar willen we meer naar buiten treden en dat is ook hard nodig.
Uit een eerste inventarisatie die we maakten van gesubsidieerde instellingen
over de positie van migranten blijkt dat zij sterk ondervertegenwoordigd zijn.
Het minst zijn ze in besturen van instellingen te vinden. Tweederde van de ruim
tweehonderd instellingen in de stad die gereageerd hebben op de enquête heeft
geen beleid om de participatie van deze groepen te verbeteren. Erger nog, ze
hebben daarin helemaal geen interesse. Maar één procent van de gesubsidieerde
organisaties rapporteert in jaarverslagen over diversiteitsbeleid, terwijl een
dergelijke rapportage wel werd voorgeschreven door de twee jaar geleden
ingevoerde Wet Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden (SAMEN). En de helft
maakt niet eens het verplichte jaarlijkse verslag van het aantal allochtonen dat
zij in dienst heeft.’
Hoe komt het dat gesubsidieerde instellingen in Rotterdam nog
zo weinig werk maken van het in dienst nemen van
allochtonen?‘Ze fixeren zich vaak teveel op het behouden van
hun subsidie. Ook vinden ze dat ze het te druk hebben om zich bezig te houden
met diversiteitsbeleid. Of ze zeggen dat ze er geen geld voor hebben. Maar vaak
zien instellingen gewoon als een berg tegen diversiteitsbeleid op en weten zo
niet hoe ze het vorm moeten geven. Ik denk dat veel organisaties bang zijn voor
verschillen; het ondermijnt hun zekerheden. Ze beseffen dikwijls nog niet dat
divers personeel ervoor zorgt dat er binnenshuis op meerdere wijzen naar een
probleem gekeken kan worden en dat er meestal ook meerdere oplossingen gevonden
kunnen worden. Veel allochtone ouders gaan bijvoorbeeld vaak anders om met de
handicap van hun kind dan nederlandse ouders. Als je als instelling die kennis
in huis hebt, kun je daar makkelijker op anticiperen.’
Zet diversiteitsbeleid deze groepen juist niet weer in een
bijzondere positie? Ahmed Aboutaleb, directeur van Forum, die ook als extern
adviseur van Veelkleurige Stad optreedt, zei onlangs in Trouw bijvoorbeeld dat
migranten niet meer de zielige allochtoon uit moeten hangen die overal bij
geholpen moet worden, maar die zelf zijn positie weet te
bevechten.‘Een deel van hen vindt inderdaad zijn eigen weg.
Maar, vooral als je het hebt over bestuursfuncties en banen in beleid en
management, is het informele circuit vaak belangrijk. Migranten beschikken niet
altijd over de juiste contacten. Er is toch nog steeds sprake van het
old-boys-network. Afgelopen december organiseerde Veelkleurige Stad daarom een
bijeenkomst waarbij vertegenwoordigers van gesubsidieerde instellingen konden
kennismaken met Rotterdamse organisaties die bemiddelen in vrijwillige
bestuursleden. Ook hebben we een in een boek profielen gemaakt van allochtone
bestuurders. Het is nodig om instellingen te helpen bij het werven van hoger
opgeleide kandidaten. Want de kwestie is vaak dat ze niet weten waar ze moeten
zoeken.’
U bent zelf een geslaagde zakenvrouw. (Burleson ontving in 1997
de titel van zwarte zakenvrouw van het jaar, JW). Gebruikt u uw eigen ervaringen
wel eens als voorbeeld?‘Daar leg ik liever niet de nadruk op.
Waarom het met mij goed gaat? Ik ben gewoon ambitieus. Door de aandacht op
mezelf te vestigen, word ik weer als een uitzonderingsgeval gezien. En dat is nu
juist niet de bedoeling. Ik heb een goede baan en ik ben toevallig vrouw en
zwart. Ik hoor ook nog bij de eerste generatie allochtonen. We moet mensen niet
in hokjes plaatsen, dan schep je een statisch beeld. Dat is wat mensen doen die
het hebben over een multicultureel drama.’/Jeannine
Westenberg