In de Zoetermeerse wijk Palenstein staat een grote herstructurering gepland. Hoe ondergaan de bewoners de op stapel staande veranderingen? Om hun ervaringen en wensen in kaart te brengen, wil welzijnsinstelling MOOI Zoetermeer de hulp inroepen van studenten van de InHolland School of Social Work in Den Haag. Zij gaan in de buurt enquêtes afnemen. Daarnaast geven de studenten voorlichting en organiseren activiteiten voor de bewoners.
De plannen voor de inzet van studenten in de Zoetermeerse wijk Palenstein zijn exemplarisch voor de samenwerking tussen de Hogeschool InHolland en de drie welzijnsorganisaties MOOI Escamp, MOOI Laak en MOOI Zoetermeer. ‘We werkten al langer samen met de instellingen,’ zegt Peter Peeters, opleidingsmanager van de School of Social Work van de locatie Den Haag, ‘maar dit kan nu meer structureel gebeuren. De vrijblijvendheid is weg. De school heeft een korte lijn met het werkveld en andersom kunnen de instellingen sneller een beroep doen op studenten van de Social Work-opleidingen. Dit moet resulteren in een naadloze aansluiting van theorie op dagelijkse praktijk.’
De studenten van de hbo-opleidingen van de School of Social Work deden ook in het verleden een beroep op de drie welzijnsinstellingen in de regio Haaglanden. De studenten van de drie takken van de sociaal-agogische opleidingen – Culturele Maatschappelijke Vorming (CMV), Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) – maakten gretig gebruik van de beschikbare stageplaatsen. Regiodirecteur Hans Roskam van MOOI Zoetermeer en MOOI Escamp: ‘Dat ging heel ad hoc en min of meer toevallig. Het derde jaar was voor een student hét stagejaar. Wij hadden de stageplaatsen, dus dit was zo geregeld.’
Vernieuwing
Vorig jaar werd de samenwerking beklonken in een convenant dat spreekt van minstens drie jaar intensieve samenwerking. Hoewel het eerste jaar er vooral een is van aftasten en opstarten, verzorgen de welzijnsinstellingen inmiddels een vast aantal stageplaatsen voor studenten van de hogeschool in Den Haag. Daarnaast bieden ze specifieke arrangementen aan van activiteiten, projecten en opdrachten, waarmee studenten de nodige kennis en vaardigheden voor de praktijk kunnen verwerven.
Volgens opleidingsmanager Peeters wil het overigens niet zeggen dat voorheen de kloof tussen de theorie en de dagelijkse praktijk ontstellend groot was. Desondanks hebben studenten van InHolland in Den Haag de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening voor de Keuzegids Hoger Onderwijs 2004-2005 ‘maar’ met een totaalscore van 6.42 beoordeeld. Met name de kwaliteit en de inhoud van de opleiding (5.8) en de voorbereiding op de loopbaan (6.0) vonden ze zeer matig. In de praktijk blijken deze bevindingen vaak een aanleiding te zijn voor samenwerking met het werkveld. ‘In ieder geval kan door de huidige samenwerking sneller en duidelijker in kaart worden gebracht wat er van een student verwacht wordt.’
Analoog aan het welzijnsjargon ligt de nadruk bij de student op het verwerven van een negental competenties: methodisch werken, samenwerken, verantwoorden, legitimeren, profileren, managen, ondernemen, innoveren en professioneel ontwikkelen. ‘We draaien het onderwijs eigenlijk 180 graden om,’ zegt Peeters. ‘Het is niet meer zeven weken lessen en daarna word je overhoord door middel van een tentamen. Maar het is: dit moet je kunnen en hoe ga je dit bewerkstelligen en inrichten.’
Studenten kunnen zelf kiezen op welke manier ze hun negen competentieonderdelen verwerven. Dit kan, naast de ‘traditionele’ cases op school, in de praktijk gebeuren. De drie welzijnsinstellingen leveren zogeheten praktijkkaarten waarop vermeld staat welke competenties er kunnen worden behaald bij een bepaalde activiteit. Op welk gebied wil de student actief zijn, welke leerdoelen wil hij behalen en waar gaat hij deze uitvoeren. Studenten kunnen zo gericht intekenen voor korte en krachtige stages. Bijvoorbeeld: een student kan een eigen project opzetten in een buurthuis wanneer hij de competentie “managen” wil verwerven.’
Zowel voor de hogeschool als de welzijnsinstellingen gaat de omslag naar meer samenwerking met horten en stoten. ‘Studenten krijgen meer regie over hun eigen opleiding en dat wordt soms als lastig ervaren. Aan de andere kant worden ze enthousiaster wanneer ze inzien wat de mogelijkheden zijn,’ weet opleidingsmanager Peeters. Welzijnsdirecteur Roskam benadrukt dat docenten zich anders moeten opstellen nu studenten steeds meer buiten school hun vaardigheden en kennis vergroten. ‘Met name de begeleiding van deeltijdstudenten kan beter. Die is nog beneden de maat.’ Ook voor MOOI Escamp, MOOI Laak en MOOI Zoetermeer brengt de verbintenis veranderingen teweeg. ‘De welzijnsinstellingen moeten veel flexibeler optreden. Want de in- en uitstroom van studenten doet denken aan een duiventil. Dat levert de nodige onrust op. Tegelijkertijd wordt van het welzijnswerk verwacht dynamisch te zijn en flexibel te reageren op de wensen en signalen uit de omgeving. Eigenlijk worden wij hier alleen maar beter van.’
Projecteren
‘Het welzijnswerk is jarenlang een min of meer vrije beroepsgroep geweest,’ stelt Roskam. Waarmee hij maar wil zeggen dat de welzijnswerker continu bijscholing nodig heeft. De sector stelt nieuwe eisen aan de professional, en dat ziet Roskam als een uitdaging. ‘Nu we scherp in kaart brengen wat er van een sociaal werker wordt gevraagd, wat de competenties zijn, kunnen we dit ook projecteren op onze eigen werknemers. Bijvoorbeeld: Je moet kunnen verantwoorden wat je doet, en bovendien zul je moeten beseffen dat je onderdeel bent van een organisatie. Dat zijn echt punten waar we als beroepsgroep nog van kunnen leren. Ook het werken in resultaatgerichte samenwerkingsverbanden behoort tot de kerntaken van een sociaal werker of welzijnswerker.’
Eind van deze maand volgt een evaluatie van het afgelopen jaar. Hierin wordt vastgesteld welke resultaten zijn gerealiseerd. Tevens komen er nieuwe resultaatgerichte afspraken voor de komende periode, die tenminste nog twee jaar zal duren. Zoals methodiekontwikkeling die de kennis over welzijnswerk en sociaal werk vastlegt en vergroten, of meer gastcolleges op Hogeschool InHolland door mensen uit de praktijk over inhoudelijke zaken en de bedrijfsvoering,
Ondertussen vindt regelmatig overleg plaats in de Beroepenveldcommissie om de samenwerking nog meer handen en voeten geven. En ook in breder verband zitten de drie welzijnsinstellingen en de Hogeschool InHolland met elkaar aan tafel. De Stichting Centrum Competentie Ontwikkeling Welzijn Zuid-Holland ziet op provinciaal niveau toe op de kwaliteit van de aansluiting van opleiding en werkveld. Daarnaast kijkt welzijnsdirecteur Roskam of hij meer samenwerkingsverbanden aan kan gaan met andere opleidingen. ‘Want een welzijninstelling kent immers ook een financiële en een P&O-afdeling.