Als Sandra Doevendans 23 jaar is, heeft ze een schuld van bijna 100.000 euro. Ongeveer twee jaar ervoor kocht ze vol enthousiasme een kroeg in hartje Amsterdam. Het café liep door verschillende redenen niet goed, waardoor Doevendans het uiteindelijk verkoopt met bijna een ton verlies. Ze zoekt hulp bij de schuldhulpverlening, en ziet zo met eigen ogen wat er anders kan.
Boek
Inmiddels is Doevendans 38 jaar, schuldenvrij en Statenlid voor de PvdA in Noord-Holland. Ze publiceert in januari 2021 het boek ‘Schone lei’, waar inmiddels een derde druk van verschijnt met extra hoofdstukken over de coronacrisis. In haar boek laat Doevendans verschillende mensen aan het woord over hun geldproblemen. Ook staan er tips in het boek voor mensen met schulden: van je administratie ordenen tot het zoeken van hulp.
Slapeloze nachten
Ook wijdt ze in haar boek een aantal hoofdstukken aan wat er beter kan in de schuldhulpverlening. Want daar zijn volgens Doevendans wel wat ‘blinde vlekken’. ‘Gelukkig is er een hoop verbeterd sinds ik schulden had’, haast ze zich te zeggen, ‘maar toch merk ik nog steeds dat er weinig aandacht is voor de enorme druk en stress die iemand met geldproblemen ervaart.’ Zo beschrijft ze in haar boek hoe ze zelf slapeloze nachten had, en zich continu zorgen maakte. Ook toen ze zwanger was van haar eerste kind, een tijd die helaas niet zorgeloos was.
Burn-out
‘Als je schulden hebt, sta je in een overlevingsstand en ben je constant aan het knokken om je hoofd boven water te houden. Kun je je woning houden, voor je kind blijven zorgen? Intussen schaam je je ontzettend. Het put je uit, de meeste mensen krijgen er een burn-out van’, vertelt Doevendans. ‘Dan heb je opeens een schuldhulpverlener tegenover je zitten die je vraagt een overzicht te maken van allerlei zaken… Dan zakt de moed je in de schoenen en denk je algauw: waar ben ik aan begonnen?’ Het zou beter zijn als hulpverleners de ander meer aan de hand nemen, vindt Doevendans. Ze somt op hoe je dat doet: checken hoe iemand erbij zit, niet direct een hele lijst meegeven, desnoods dingen verdelen, een vrijwilliger inschakelen voor mentale ondersteuning, het kan allemaal schelen qua belasting.
Volgens Doevendans duurt het gemiddeld vijf jaar voordat iemand met een grote schuld hulp zoekt. Dit betekent dat diegene jarenlang in zijn uppie worstelt met geldproblemen. Als hij vervolgens éindelijk aan de bel durft te trekken, is er de stille hoop dat de geldzorgen direct voor hem worden opgelost. Doevendans: ‘Maar dit is niet zo: zo’n traject duurt vaak jaren. Daardoor kan het aanvoelen als een never ending story. Het helpt wanneer de hulpverlening investeert in lichtpuntjes waar je naartoe kunt werken.’ Zoals een beloningssysteem, waarbij je om de zoveel tijd beloond wordt met een cadeaubon. ‘Dat klinkt suf, maar er zijn verschillende gemeenten die dit doen en het werkt’, aldus Doevendans. ‘De mens is dopamine-geprogrammeerd, dus zulke prikkels dragen zeker iets bij.’
Ongemotiveerd
Aha, dus je moet dingen bedenken om mensen gemotiveerd te houden? ‘Ho, het is een vooroordeel, ook soms bij hulpverleners, dat mensen met schulden ongemotiveerd zijn’, reageert Doevendans. ‘Ze zijn niet ongemotiveerd, ze zijn gewoon óp. Jarenlang schrik je als de deurbel gaat, of als er een nieuwe envelop binnenkomt. Omdat je bang bent voor een deurwaarder, of een nieuwe aanmaning. Terwijl je niets te bieden hebt. Je bent bang om je auto, je huis en zelfs de voogdij over je kind te verliezen. Als je dan eindelijk tegenover een hulpverlener zit, dringt informatie niet altijd tot je door. Check als hulpverlener dus regelmatig of de ander nog begrijpt wat je hebt gezegd.’
Onvriendelijk
Ook belangrijk om te beseffen als hulpverlener: dat je cliënt met schulden wellicht niet heel vriendelijk op je reageert. Doevendans legt uit dat er in het begin veel wantrouwen kan zijn jegens overheidsinstanties. ‘Het is dus belangrijk dat je het vertrouwen van de ander wint. Dat kan dus betekenen dat het eerste gesprek helemaal niet over geld gaat. Wees oprecht geïnteresseerd in de persoon tegenover je. Dat kost in het begin tijd, maar maakt het traject erna makkelijker voor jullie allebei.’
Een andere oorzaak voor weerstand bij je cliënt, kan de confirmation bias zijn: onze natuurlijke neiging om meer te geloven in (en focussen op) bewijs dat past bij onze bestaande overtuigingen. Oftewel: we geloven sneller wat we wíllen geloven. ‘Als je cliënt jarenlang in de shit zit, zijn zijn gedachten automatisch negatiever’, legt Doevendans uit. ‘Hij denkt ook negatief over zichzélf. Want hij schaamt zich voor de geldproblemen. Als de hulpverlener tegenover je dan een moment wat chagrijnig uit haar ogen kijkt, denkt de ander algauw: zie je wel, zij vindt mij ook een loser.’ Wees hier alert op, en blijf checken wat de ander denkt of voelt, zodat je dit eventueel kunt rechtzetten, adviseert Doevendans.
Tot nu toe heeft Doevendans het over mensen die al in beeld zijn bij de hulpverlening. Maar een groot deel worstelt zonder hulp verder, door grote gevoelens van schaamte. Die schaamte wordt grotendeels veroorzaakt door onze cultuur, vermoedt Doevendans. ‘Je mag alles van ons weten, behalve geldzaken. De maatschappij kijkt naar schulden alsof het een individueel probleem is. Het zit ‘m al in het woord ‘schuld’: je bent schuldig aan moord en iemand is de ander geld verschuldigd… Het heeft een heel negatieve klank. In Engeland hebben ze hier wél een ander woord voor: guilty of murder, in debt of money.’ Hoe we ‘schuld’ eigenlijk zouden moeten noemen? ‘Geldstress’, zegt Doevendans resoluut. ‘Dat klinkt minder negatief en minder zwaar.’
Schaamte
Hoe krijg je mensen in het vizier die nu door schaamte nog onder de radar blijven? Het kan helpen contact te zoeken met kleinschalige initiatieven in de wijk, denkt Doevendans: ‘Dus niet alleen de wijkteams, buurtteams of jongerenwerkers. Maar ook de kleine zelforganisaties, prachtige mensen in de wijk die bijvoorbeeld een naaiclubje starten. Daar is vaak wél vertrouwen om dingen met elkaar te delen. Het is dan belangrijk dat degene die de naaiclub organiseert niet zelf gaat proberen om de ander te helpen, maar doorverwijst naar een schuldhulpverlener. Maar dan moet die schuldhulpverlener wel bekend zijn bij de naaiclub.’