Tijdschrijven wordt geschrapt in de jeugdzorg, luidde eind vorige week het nieuws. Het was een belangrijk resultaat van de schrapsessies in de jeugdzorg, want tijdschrijven stond met stip op nummer 1 als grootste ergernis van jeugdhulpverleners. Vanwege de belasting, maar zeker ook vanwege het wantrouwen dat veel jeugdhulpverleners erbij ervaren. ‘We zien deze stap als een eerste belangrijke, maar nog voorzichtige mijlpaal’, reageerde FNV-jeugdzorgbestuurder Maaike van der Aar zuinigjes. Ze noemde het schrappen ‘een paracetamolletje.’
Uren verantwoorden
Ook ambulant jeugdhulpverlener Karen Buursen staat niet gelijk te juichen. Bij haar werkgever, Pactum Jeugd- en Opvoedhulp, gaat het tijdschrijven niet op de minuut, maar elke dag moet ze wel haar uren verantwoorden in niet-cliëntgebonden en cliëntgebonden uren. Alleen die laatste zijn declarabel, weet ze. Alleen daarvoor krijgt haar organisatie geld van de gemeenten.
Ze is blij dat nu is afgesproken dat dit tijdschrijven wordt afgeschaft, maar ze tempert ook gelijk te hoge verwachtingen. Want ten eerste zal het pas worden afgeschaft als oude contracten met de gemeenten aflopen en nieuwe worden afgesloten. Immers tijdschrijven is geen wettelijke verplichting, maar een afspraak die gemeenten met organisaties maken. En ten tweede vraagt ze zich af: Wat komt er voor in de plaats? ‘Ik ben er bang voor dat er alsnog een vorm van verantwoording komt, die net zoveel ergernis oplevert.’
Kloof
Buursen vindt het ook een nog wat mager resultaat van de – inmiddels derde keer – dat zo’n schrapsessie werd gehouden. De eerste twee keer ging het om een dag, dit keer om een hele week. ‘Misschien waren de verwachtingen ook wat te hoog gespannen, maar vooralsnog levert het mij en mijn collega’s op de werkvloer niks op.’
Het goede aan de schrapsessies, vindt Buursen, dat het iedereen bij elkaar bracht: gemeenten, het ministerie, beleidsmakers en de mensen van de werkvloer. Maar het viel haar daarbij vooral ook op hoe iedere partij zijn of haar eigen belang heeft, en een andere taal spreekt. Buursen: ‘Ik heb het over jongeren, ouders gezinnen, de gemeenten alleen maar over geld, regels en protocollen. Soms dacht ik echt: waar hebben ze het over? Er werd veel langs elkaar gepraat.’
Een voorbeeld van de kloof noemt ze een uitspraak van een beleidsmedewerker over een tijdens de tweede schrapdag, dat mensen door een financiële prikkel harder gaan werken, ‘zo werkt het ook in het bedrijfsleven.’ Buursen viel bijna van haar stoel: ‘Als we gevoelig waren voor financiële prikkels, hadden we wel een ander vak gekozen’, schampert ze.
Verantwoorden
Het is voor haar symptomatisch voor hoe het nu gaat in de jeugdhulpverlening. ‘Het gaat niet meer over de inhoud, maar alleen nog maar over geld, en of je wel declarabel bent. En dat verhoogt de werkdruk en verpest je werkplezier.’ Want in het verlengde daarvan moeten jeugdhulpverleners zich uit ten treuren verantwoorden, voor wat ze (willen) doen en gedaan hebben, en voor als ze meer tijd of meer geld willen dan dat er voor een traject is vastgesteld. Buursen werkt al dertig jaar in de jeugdhulpverlening. De laatste jaren houdt ze zich vooral bezig met complexe scheidingen. ‘Daar staat bij een gemeente bijvoorbeeld vijftig uur voor, met twee bemiddelaars, ongeacht het traject. Maar voor je de mensen zo ver hebt dat ze überhaupt bij elkaar aan tafel willen zitten, ben je soms al vijftig uur verder.’
De verantwoordingsprocessen stonden ook in de top zes van administratieve ergernissen, net als alle controlerende instanties en de verschillende regels, tarieven tussen gemeenten waardoor jeugdhulpmedewerkers dezelfde informatie heel vaak op net verschillende manieren in net verschillende systemen moeten invoeren en aanleveren. Voor Buursen is het zeer herkenbaar. ‘Er zijn zoveel complexe en onnodige administratieve handelingen die veel tijd kosten en je belemmeren om je werk te doen.’ Hoop dat de schrapsessies daar een eind aan gaat maken, heeft ze niet. ‘Er zijn zoveel partijen en vooralsnog gaat niemand het anders doen.’
Op de schop
Als het aan haar ligt komt er eerst erkenning vanuit de politiek dat de decentralisatie is mislukt, en gaat vervolgens ‘alles op de schop.’ Te beginnen met de marktwerking en de aanbestedingen.
De hulpverlener het gezin, de jongere en de hulpvraag moeten weer centraal, zegt ze. ‘Mijn grootste wens zou zijn dat als ik een proces aanga met een gezin dat daar aan het begin een verwijzer – iemand van de gemeente – bij aanschuift en dat hij of zij vervolgens ook bij de evaluatiegesprekken is. Dat is dan de verantwoording. Op inhoud: dan gaat het weer over de burger en zijn/haar hulpvraag. Voelt hij zich geholpen? En die gemeentemedewerker kan dan achter de schermen de financiën regelen, zodat ik daar geen bemoeienis meer mee heb. En stel, ik heb meer tijd of geld nodig, dan weet hij of zij waar het over gaat, en kan dat zo geregeld zijn, zonder al die administratieve rompslomp.’
Winst
Volgens haar levert zo’n samenwerkingsmodel voor alle partijen winst op. ‘Er kunnen heel veel mensen tussenuit – dat scheelt geld. En de lijnen worden weer korter, wat toch de bedoeling van de hele transitie was. De burger met de hulpvraag heeft met veel minder partijen te maken. En tenslotte doe je ook weer recht aan de professionaliteit van de werkers op de werkvloer.’