‘Uitzonderingen daargelaten, geloof ik dat de meeste psychiaters onvoldoende verstand hebben van farmacologie. Hun diagnoses zijn uiterst subjectief en hun kennis van het menselijk brein is over het algemeen gering.’ Dat stelt Rogi Wieg (40) in zijn indrukwekkende roman ‘Kameraad scheermes’ waarin hij kritisch verslag doet van zijn psychiatrische verleden. Op dit moment maakt Wieg samen met zijn psychiater Bram Bakker, waarbij hij zijn levensdrift hervond, een lezingentoernee om aandacht te vragen voor de problemen van depressieve patiënten.
Verklaren kan Rogi Wieg zijn eigen depressie niet, hij kan hooguit de aanloop schetsen. ‘Ik had een relatie met een vrouw. Ze beëindigde de relatie. Ik miste de kinderen, had geen huis meer en kreeg vreselijk last van mijn ogen. Ik durfde de straat niet meer op, begon mezelf te verwaarlozen. Dacht steeds meer aan zelfmoord. Toen bleek dat die vrouw een andere man had, was ik extra gekwetst. Daarbij kreeg mijn boek “Liefde is een zwaar beroep” slechte kritieken. Ik was gekrenkt, teleurgesteld in de liefde en had allerlei mislukkingen. Die opsomming was voor mij opeens niet meer te verdragen. Je legt honderd kilo op je schouders, je houdt het een tijd vol en dan zak je in elkaar.’
Minachting
In een dramatisch interview in Vrij Nederland kondigde Rogi Wieg begin 2001 zijn zelfmoord aan. Hij had drie pogingen achter de rug, een opname in een Duitse kliniek, een kort verblijf in de Valeriuskliniek (Amsterdam) en een lange opname in het Sint Lucas-ziekenhuis (eveneens Amsterdam). Daar kreeg hij elektroshocks. Niets hielp. Na de geboorte van zijn kind wilde hij van een flat springen. Vervolgens krabbelde hij juist weer een beetje uit het dal.
In Kameraad scheermes laat Wieg zien hoe de gezondheidszorg omgaat met patiënten die zelfmoordpogingen doen. Zo zag het hoofd van het crisiscentrum Koninginneweg niet dat hij ernstig depressief was, nam hem niet serieus en stuurde hem weg. ‘Ik kwam daar als een wandelend lijk. Volslagen onbegrijpelijk wat daar gebeurde. De psychiater concludeerde dat ik iemand was die misschien aan een randpsychose leed en “een gedecompenseerde obsessive disorder” had. Dat betekende dat mijn dwangneurose niet meer werkte.’
Na zijn derde suïcidepoging weigerde een collega-psychiater die vanuit de Valeriuskliniek in het VU-ziekenhuis werkte, hem op te nemen. ‘Die zag me met verbonden polsen en was ijskoud. Ze overlegde met de Valeriuskliniek. We hadden haar verteld dat ik de volgende dag een afspraak had in Duitsland. Ze zei gewoon: “Als je een eind aan je leven wil maken, doe je dat maar, we nemen je niet op.”
Even daarvoor had een ambulancebroeder, die Wieg met doorgesneden polsen naar het VU-ziekenhuis bracht, hem uitgescholden voor ‘lul’. ‘Die was ontzettend boos omdat hij de hele dag mensen ophaalt die zware ongelukken hebben gehad. Nu krijgt hij een knaap in zijn auto, die met opzet zijn slagaders doorsnijdt.’ Ook het medisch personeel van de eerste hulp reageerde met minachting. ‘Ik vroeg om een glas water en ze verdomde het om me dat te geven. Ik was een klootzak omdat ik mijn leven wilde beëindigen, daarin niet geslaagd was en hun werk bezorgde. De enige die lief was, was de chirurg die me opereerde. Die naaide mijn pezen aan elkaar, maakte mijn slagaders weer in orde en zei: “Dit is een hele zware zelfmoordpoging en ik heb oprecht medelijden met je. Iemand die zichzelf dit aandoet, trekt geen aandacht, maar is van plan zichzelf te doden”.’
Masker
‘Iedereen die een beetje verstand heeft van “major depression”, had met één blik kunnen zien dat ik levensgevaarlijk depressief was,’ schrijft Wieg. ‘Het is volstrekt onbegrijpelijk dat die psychiater een verkeerde diagnose stelde en haar co-assistente ook. Ze hadden me moeten opnemen op de gesloten afdeling. De dokter in Duitsland zag het onmiddellijk. Hij zei: “hij heeft hoogstens nog drie weken, dan pleegt hij zelfmoord”. Hij gaf me een heel zwaar medicijn en combineerde dat met een antidepressivum. De kans bestond dat mijn bloeddruk enorm ging stijgen en ik een hersenbloeding kreeg. Maar als ik dit risico niet neem, is hij zeker dood. Dat risico durfden ze in Nederland niet te nemen.’
Vervolgens kwam Wieg terecht in een half gesloten afdeling van het Sint Lucas Ziekenhuis. Het dagbestedingprogramma dat de psychiatrische afdeling aanbood was zinvol, zegt Wieg. Hij was echter te depressief om eraan deel te nemen. In deze periode kreeg hij twaalf elektroshocks, die hem alleen geheugenverlies opleverden. ‘In Nederland is men niet bereid om te shocken terwijl iemand benzodiazopines (kalmeringsmiddelen) slikt. Je moet daarvan eerst afkicken. Meestal zie je na twee shocks al resultaat. Na twaalf shocks zijn zwaar depressieve patiënten een stuk minder depressief. Ik heb mensen gezien die na zes elektroshocks fantastisch opknapten. De stroomstoten geven de neurotransmitters in je hersenen een rotschop, zoals serotonine en endorfine. De negatieve gedachten worden afgeremd en de positieve worden beter doorgelaten. Het vervelendste is dat als je bijkomt een geheugenstoornis hebt. Alleen, door de benzo-ontwenningsverschijnselen werkte het bij mij niet.’
Psychiaters leren tijdens hun studie te weinig hoe het brein werkt, constateert Wieg. Vaak gaan ze niet echt een relatie aan met de patiënt, stellen zich niet open. ‘Dan hebben ze een masker van “ik ben de dokter, jij bent de patiënt”. De arts geeft zichzelf niet bloot, en laat ook niet blijken dat hij zich ontzettend irriteert aan zo’n patiënt.’ Psychiater Bram Bakker deed dat wel. Hij was de laatste psychiater die Wieg toegewezen kreeg, alle anderen hadden het opgegeven. ‘Bram zei: “Ik voel je depressie niet. Je status is verschrikkelijk, maar er hangt geen aura van depressie om je heen. Je bent te verbaal, je zit hier een rol te spelen. Zoals je nu voor me zit, heb ik geen gram medelijden met je. Dan denk ik: zoek het maar uit. Je zegt wel dat je van je vrouw houdt, maar is dat ook zo?”’
Door zijn gevoelens te uiten, maakte de psychiater gevoelens bij Wieg los. ‘Toen voelde ik voor het eerst woede. Ik dacht: waar haalt die klootzak het lef vandaan om dit te zeggen? De volgende keer was ik een gebroken man, trok nauwelijks mijn mond open. Inderdaad gedroeg ik me nou niet als iemand die van zijn vrouw houdt. Toen zei Bakker: “Nu voel ik wel dat je depressief bent, er hangt een aura om je heen. Nu zie ik dat je heel erg zwaar ziek bent en als ik je niet help, zul je sterven.”
Wieg voelde voor het eerst weer woede en een nieuwe levensdrift. ‘Zijn eerlijkheid riep sympathie bij mij op en andersom. Als mijn eerlijkheid antipathie bij Bram had opgeroepen, dan had hij al in een heel vroeg stadium gezegd: “Sorry, ook al bevindt jij je in je laatste fase van je leven, ik kan je niet helpen. Want ik raak geblokkeerd als jij binnenkomt.” Bram bespreekt ook zijn eigen problemen met je. Op een gegeven moment gaf hij me gympen cadeau en zei: “Ga maar hardlopen”. Hij gaf me de sleutel van zijn fiets en zei ga maar bewegen.’
Empathie
Met zijn harde opstelling nam Bakker risico’s en andere psychiaters zouden dat ook moeten doen. ‘Bram zei: “Je zit al zo lang op de halfgesloten afdeling, we hebben besloten dat je naar een gesloten verblijfsafdeling moet. Daar pleeg je toch zelfmoord, dat moet je niet doen. Je moet dus naar huis, hier houden kan niet langer, de gezondheidszorg staat het niet toe.” Ik kwam in mijn flat in Amsterdam-Zuid en ineens had ik rust, ik kon alleen slapen. Toen zei mijn vrouw: ik wil van je scheiden. Ik voelde een enorme opluchting. Twee maanden later kwam ik Judith tegen. Dat klikte zo goed, we werden verliefd. Vanaf dat moment ging het beter met me.’
Op dit moment maakt Wieg samen met Bram Bakker een lezingentoernee om aandacht te vragen voor de problemen van depressieve patiënten. Hij pleit voor een aparte privé-kliniek voor deze groep, waar ook ziekenfondsverzekerden terecht kunnen. ‘Dan moet er wel veel geld in de gezondheidszorg worden gepompt. Depressieven horen bij elkaar en niet tussen andere psychiatrische patiënten.’
Depressieve mensen moeten zelf leren niet zo te zeuren, vindt Wieg. ‘Zeg niet steeds: “Ik ben zo somber”. Ze willen zich laten verzorgen, maar je moet zelfstandig blijven. Ga sporten, blijf actief. Depressieve mensen houden zich niet aan tips, dat is het probleem. Dat doorbreek je als psychiater alleen door empathie voor jezelf te kweken. Bram zegt: ga elke dag twintig minuten hardlopen. Doe ik dat drie keer niet, dan is hij boos. “Verdomme, ik sloof me voor je uit, maar jij doet gewoon niet wat je zegt.” Hij slaat met de vuist op tafel, andere psychiaters doen dat niet.’/Martin Zuithof