Bijna twintig jaar bekleedde Roos van de Wetering*
verschillende leidinggevende functies in de thuiszorg, en met veel plezier.
‘Maar de afgelopen twee jaar vroeg ik mij steeds vaker af: wil ik dit nog wel?’
De laatste tijd werkte ze als teamleidster van een groep wijkverpleegkundigen.
‘Ik vond het werk op zichzelf nog interessant, maar er werden van bovenaf steeds
meer eisen gesteld en ik kreeg er zo weinig voor terug. De nadruk in de zorg
komt steeds meer te liggen op productiviteit en het halen van de gestelde
normen. Als ik eens ergens mee zat, moest ik het zelf maar uitzoeken, dan was
het mijn verantwoordelijkheid. Ik heb weinig steun gevoeld van het
management.’
Aan het bijhouden van zorgplannen, dossiers en andere administratieve taken
kwamen Van de Wetering en haar team vaak niet toe. ‘Dat waren de eerste dingen
die bleven liggen. Mijn medewerkers kozen in de spaarzame tijd die ze hadden
liever voor de basale zorg voor de cliënt. Natuurlijk met mijn instemming. Maar
vervolgens kreeg ik van bijvoorbeeld een Riagg-medewerker die ook bij die cliënt
over de vloer kwam, te horen dat mijn mensen niet zorgden voor een goede
overdracht. En daar moest ik hen dan natuurlijk weer op
aanspreken.’Uiteindelijk nam Van de Wetering ontslag. ‘Als ik mijn taken
goed wilde uitvoeren, moest ik wel voorbij gaan aan het welzijn van mijn
personeel. Ik raakte daar zo gefrustreerd van dat ik een andere baan heb
aangenomen.’
Klokkenluiders
Het middenkader in de zorg verkeert in een weinig benijdenswaardige
positie. In een tijd van oplopende werkdruk, hoog ziekteverzuim en krapte op de
arbeidsmarkt krijgen zij van het management steeds scherpere targets op en mogen
ze en passant proberen hun overbelaste medewerkers warm te krijgen voor het
invoeren van een kwaliteitssysteem of wat nieuwe protocollen. En waar de
directies vrijelijk in de media kunnen klagen over politieke tegenwerking of
gebrek aan middelen, doen de middenmanagers er meestal het zwijgen toe. Als zij
hun grieven in de publiciteit brengen, kunnen ze immers sancties tegemoet
zien.
Met naam en toenaam in de krant, dat willen de meeste middenmanagers daarom
liever niet. Maar ze willen wel graag reageren op de bevindingen van het
Gereformeerd Maatschappelijk Verbond. Het GMV concludeerde op grond van een
enquête onder uitvoerend werkers in de zorg dat slecht leidinggeven een
belangrijke oorzaak is van ziekteverzuim in de sector. Sociale innovatie in
zorginstellingen is daarom een thema dat veel hoger op het prioriteitenlijstje
van het zorgmanagement zou moeten staan, vindt het Verbond.
Helemaal mee eens, zeggen de middenmanagers die in dit artikel aan het
woord komen. ‘Maar dan moet daar wel ruimte voor zijn, en die is er in de
huidige situatie nauwelijks,’ verzucht één van hen. ‘In de zorg gaat de aandacht
steeds meer uit naar systemen, beheersbaarheid en kosten. Daardoor komt het
personeelsbeleid steeds meer op de tocht te staan. We hebben gewoon een groot
probleem, al mag ik dat niet hardop zeggen van de directie. We krijgen steeds
meer taken op ons bordje. Tegelijkertijd wordt er van ons verwacht dat we het
weinige personeel dat we nog hebben, niet over de kling jagen. Ik heb al eerder
mijn zorg uitgesproken via de media en ben toen op het matje geroepen. Als ik er
nu weer in de openbaarheid over praat, volgen er zeker maatregelen. Als
klokkenluider ben je al snel een querulant.’
Ook Ellen Terstege*, zorgmanager bij een instelling in het noorden van het
land, zegt zeker te weten dat ze wordt ontslagen als ze vrijuit onder haar eigen
naam zou spreken. In het afgelopen jaar heeft Terstege een zwaarder takenpakket
gekregen. De caseload van haar team is bijna verdubbeld. ‘Toch houd ik het nog
prima uit en mijn personeel ook, maar dat komt omdat ik een keuze heb gemaakt.
En wel dat mijn personeel en ikzelf op de eerste plaats komen. Dat heeft
natuurlijk gevolgen. Cliënten moeten bijvoorbeeld langer wachten voordat ze hulp
krijgen en administratieve klussen blijven liggen. Vaak denk ik: hoe we dat
hebben afgehandeld, kan er eigenlijk maar net mee door. Maar dat moet dan maar,
want ik wil niet dat het personeel zich over de kop werkt. Daar pas ik
voor.’
Terstege erkent dat een deel van haar collega-managers slecht omgaat met
het personeel. ‘Het zijn de autoritaire types, daar schaam ik me bijna voor. Het
is denk ik niet uit onwil dat ze op zo’n ouderwetse manier managen, eerder uit
angst. Ze zijn bang de touwtjes uit handen te geven, omdat ze vrezen anders het
productiepercentage niet te halen. Ze willen vrienden blijven met de directie.
Nou, dan maar geen vrienden, vind ik.’ Terstege heeft nog geen commentaar gehad
van haar baas over de kwaliteit van haar werk. ‘Krijg ik kritiek, dan leg ik
gewoon uit wat er aan de hand is,’ zegt ze nuchter.Wat Terstege het meeste
betreurt is dat ze nauwelijks meer tijd heeft voor de kleine dingen die in het
persoonlijk contact met medewerkers zo belangrijk zijn. ‘Als iemand 25 jaar
getrouwd was, ging ik daar vroeger even aan huis langs met een bloemetje. Nu
krijgt zo’n medewerker de bloemen overhandigd tijdens een werkoverleg.’
Heel betuttelend
Elsbeth van Straaten is hoofd volwassenen- en ouderenzorg van Kruiswerk
Mark en Maas in West-Brabant. Het is haar ervaring dat de vele veranderingen en
de verzakelijking in de zorg bij de medewerkers op weerstand stuiten. ‘Daar moet
je als leidinggevende rekening mee proberen te houden anders krijgt je personeel
minder plezier in het werk. Voeling houden met mijn team, goede
ziekenbegeleiding en het frequent voeren van functioneringsgesprekken zijn voor
mij middelen om knelpunten op te sporen. Ik moet natuurlijk wel mijn targets
halen. Maar ik bepaal wel samen met mijn personeel hoe we dat doen, binnen de
door het management bepaalde richtlijnen. Ik probeer mijn keuzes tegenover het
personeel altijd zo goed mogelijk te motiveren met inhoudelijke argumenten. Ik
geeft ze zoveel mogelijk inspraak en betrek ze bij mijn beslissingen. Mensen
verantwoordelijkheid geven werkt, is mijn ervaring. Maar ik realiseer me dat ik
makkelijk praten heb, omdat ik over voldoende personeel beschik.’
Dat het middenkader vaak steken laat vallen, bevestigt Lies Zuidema,
interim-manager bij de thuiszorg in Gouda. Naar haar overtuiging hebben veel
middenmanagers moeite met de balans van verantwoording geven en nemen. Zuidema:
‘Het middenkader is bang werk uit handen te geven. Vaak bepalen zij van te voren
al of hun personeel iets aankan of niet, heel betuttelend. Ze moeten het eerst
maar eens proberen en uitgaan van de mogelijkheden van mensen.’ Zuidema
benadrukt dat verantwoordelijkheid geven niet hetzelfde is als taken afschuiven.
Dat geldt zeker ook voor directies. ‘Het management moet het goede voorbeeld
geven en zorgen dat het middenkader zich gewaardeerd voelt. Teamleiders,
afdelingshoofden en coördinatoren moeten bij hen kunnen aankloppen als er
problemen zijn, zodat ze er niet het gevoel hebben er alleen voor te
staan.’
* gefingeerde naam/Jeannine Westenberg