De subsidie voor het peuterspeelzaalwerk staat in vele gemeenten op losse schroeven. Lokale overheden bezuinigen op hun welzijnsbudget en berekenen dat door naar de peuterspeelzalen. Gevolg is dat peuters op straat komen te staan, of dat de ouderbijdrage flink omhoog gaat. Instellingen voor peuterspeelzaalwerk werpen tegen dat het gezamenlijk spelen van kinderen tussen twee en vier jaar in de speelzaal belangrijk is voor de ontwikkeling en onmisbaar voor het vroegtijdig signaleren van problemen.
De MO-Groep, de werkgeversvereniging, krijgt steeds meer signalen dat gemeenten op peuterspeelzalen bezuinigen. Ook de belangenvereniging voor ouders in de kinderopvang, Boink, krijgt ‘aan de lopende band vragen van ouders wat zij kunnen doen om sluiting van de peuterspeelzaal of verhoging van de eigen bijdrage tegen te gaan.’
Ton Biesta, voorzitter van het Landelijk Platform Peuterspeelzalen, spreekt van politieke willekeur van de gemeenteraden. ‘Sommige gemeenten beschouwen peuterspeelzaalwerk als een goedkope vorm van kinderopvang, waarvoor de ouders best zelf kunnen betalen.’ Biesta wijst er op dat in 2002 de toenmalig staatssecretaris Margo Vliegenthart een wettelijk kader aankondigde voor peuterspeelzaalwerk. Dat is door het kabinet Balkenende niet overgenomen. ‘Men begint wel met de operatie Jong, die pretendeert een sluitende aanpak voor 0 tot 6-jarigen op te zetten. Maar men levert geen boter bij de vis.’ Biesta vindt dat in een wettelijk kader de minimum voorziening per gemeenten op basis van het aantal peuters geregeld moet zijn. Evenals de leidster-kind ratio en een standaard verhouding tussen de gemeentelijke bijdrage voor de peuterspeelzalen en de ouderbijdrage.
Over het algemeen ontzien de gemeenten de voorschoolse peuterspeelzalen. Daar krijgen kinderen met een taalachterstand extra ondersteuning ter voorbereiding op het basisonderwijs. Dat is niet opmerkelijk, omdat voor vroeg- en voorschoolse educatie (vve) extra subsidie van de overheid krijgt. De gemeente Roermond laat bij monde van wethouder Peter de Boer van GroenLinks weten dat het gemeentebestuur de vve-speelzalen heeft ontzien. ‘Dat geeft al aan dat er ook in moeilijker tijden aandacht is voor achterstand van kinderen.’ Roermond moet 5,7 miljoen euro bezuinigen om een dreigend tekort op te vangen.
Ook in Amsterdam Zuid, waar ‘De Pijp’, een stadswijk waar veel gezinnen leven in een achterstandsituatie, bezuinigt het stadsdeel op peuterspeelzaalwerk. Het budget voor de basisspeelzalen is gehalveerd. ‘De ouderbijdrage gaat omhoog, exponentieel naar hoogte van het inkomen,’ verklaart Mirjam Vermond van Combiwel. Zij vreest echter voor het behoud van enkele speelzalen. Peuterspeelzalen zijn belangrijk voor de ontwikkeling van alle peuters, benadrukt Vermond: ‘Ook kinderen van rijkere ouders kunnen problemen hebben. Bovendien is het belangrijk voor de ontwikkeling dat de groep kinderen die in een peuterspeelzaal spelen gedifferentieerd is.’
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) vindt dat peuterspeelzaalwerk een structurele basisvoorziening moet zijn, ‘maar gemeenten moeten in deze tijden van bezuinigingen keuzes maken.’ De VNG komt nog dit jaar met een modelverordening, waarin opgenomen wordt hoe gemeenten met peuterspeelzaalwerk om kunnen gaan.