‘Groepswerk en community building, onderdelen die van oudsher bij het sociaal werk horen, zijn de laatste jaren in de verdrukking gekomen. Het is duidelijk dat daar weer meer aandacht voor moet komen. Zowel door de sociaal werkers als vanuit opleidingen,’ aldus Mariël van Pelt, senior adviseur Professionalisering bij Movisie en hoofddocent van de Master Social Work bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).
Agenda van het Sociaal Werk
Van Pelts reflectie op wat nu belangrijk is voor het sociaal werk is gesterkt door de bijeenkomst de ‘Agenda van het Sociaal Werk’. Tijdens die bijeenkomst werd het signalerende, agenderende, kritische en mensenrechtenwerk dat sociaal werk ook is, sterk benadrukt. Zowel door de directeur van de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) Jan Willem Bruins, als door de professionals in de zaal. Van Pelt: ‘De bijeenkomst had een erg prettige sfeer. Het was absoluut geen klaagzang, maar er zat een positieve energie in de zaal om die onderdelen van het sociaal werk weer op de kaart te zetten.’
Individuele casuïstiek
‘Sociaal professionals in wijkteams, buurtteam of sociale teams worden behoorlijk opgeslokt door individueel casework’, vervolgt Van Pelt. ‘Dat is niet per definitie fout. Soms is een individuele aanpak goed. Maar niet altijd. Sommige problemen vinden hun oorsprong namelijk in de gemeenschap en verdienen dus ook een community-aanpak. En sommige problemen komen op individueel niveau vaker terug, zoals bepaalde niet-werkende beleidsregels of ingewikkelde formulieren. Het hoort bij het sociaal werk om die problemen dan, bij voorkeur met de inwoners zelf, bij beleidsmakers aan te kaarten en daarin verandering proberen te krijgen.’
Afhankelijkheid
Het kan voor sociaal werkers best lastig zijn om problemen bij gemeentelijke beleidsmakers aan te kaarten. ‘Vroeger waren organisaties onafhankelijker. Ze werden minder direct afgerekend op hun “prestaties”. Angst om volgend jaar weer de opdracht gegund te krijgen maakt dat sociaal werkers terughoudender zijn in vertellen wat ze signaleren. Daarnaast merken veel sociaal werkers dat áls ze iets signaleren, ze niet weten wat ze ermee moeten doen. Vooral als ze er geen terugkoppeling op krijgen of het terug krijgen op hun eigen, toch al volle, bordje.’
Verleid beleidsmaker
Toch hoeven sociaal werkers niet bang te zijn om bij beleidsmakers hun signalen, collectieve problemen én aanpakken, kenbaar te maken, denkt Van Pelt. ‘Je hebt uiteindelijk hetzelfde doel. Beleidsmakers en gemeenteambtenaren hebben er niks aan als ze niet weten wat er speelt in de samenleving of sociaal beleid averechts uitwerkt. In plaats van je boodschap negatief te framen, kun je het ook zo brengen dat je ze verleid om het probleem te zien en er iets mee te doen.’
Politiserend sociaal werk
De mensenrechtenkant van het sociaal werk, het opkomen voor groepen die in de verdrukking komen en systematisch ongelijke kansen krijgen, moet weer terugkomen, vindt Van Pelt. ‘In de jaren zestig en zeventig was dit prominent onderdeel van het opleiding sociaal werk. Toen werd het vak Politiserend Sociaal Werk op de sociale academie gegeven.’
Radicaal
Terugdenkend aan die tijd, denk je al snel aan een samenleving, en sociaal werkers, die radicaal protesteerden. ‘Misschien dat radicaal actievoeren en protesteren ook een van de redenen is geweest dat dit deel van het sociaal werk naar de achtergrond is verplaatst’ naast het ver doorgevoerde neoliberale denken ook in het sociaal werk, overdenkt Van Pelt.
Waardevol
Maar dat is niet de enige manier om collectieve problemen en sociale ongelijkheid aan te kaarten, meent Van Pelt. ‘Er zijn vele manieren om dit, samen met inwoners, te laten zien aan het publiek en beleid en daarover onder andere met beleidsmakers in gesprek te gaan. Meng je in het publieke debat. Laat inwoners hun verhaal vertellen, maak filmpjes, stel petities op, benader de pers, probeer met beleidsmakers in gesprek te zijn en te blijven, formuleer alternatieven en schrijf mee aan beleid. Jouw input als sociaal werker is waardevol.’