Dat zegt projectmedewerker Julia Ketel, die inhoudelijk betrokken was bij de handreiking. Ze benadrukt de urgentie van het dichten van de digitale kloof. ‘Mensen in bevoorrechte posities profiteren het meest van de voordelen die nieuwe technologieën bieden. Terwijl mensen in kwetsbare posities steeds verder achterop raken, bijvoorbeeld doordat het niet lukt om online de energietoeslag waar ze recht op hebben aan te vragen.’
Verbeterde opzet
In 2021 verscheen een voorloper van deze nieuwe versie van de handreiking Dicht de digitale kloof!. Net als Ketel was Movisie expert Mellouki Cadat-Lampe betrokken bij beide edities. De opzet van de handreiking is verbeterd, vertelt hij: ‘Je wordt nu eerst gevoed met kennis en tools. Aan het einde van de handreiking kun je een quiz doen, zodat je weet hoe ver je gevorderd bent.’
Nieuwste inzichten
Een belangrijke inhoudelijke verbetering is volgens Cadat-Lampe de betere inbedding van de nieuwste inzichten. ‘We hebben meer kennis uit de praktijk en de wetenschap verwerkt. De praktijkkennis van Hans Versteegh bijvoorbeeld, die veel ervaring heeft als opbouwwerker en een boek schreef over digivaardig sociaal werk. En de theoretische kennis van mensen als Marcha Hartman-Van Der Laan NHL Stenden Hogeschool en Alexander van Deursen van de Universiteit Twente.’
Digi-outcome
Bekend was al dat de digitale kloof gaat over hardware én software: ongelijkheid in de toegang tot digitale middelen en ongelijkheid in digitale vaardigheden, vertelt Ketel. ‘Daar is op basis van de extra kennisbronnen een belangrijk inzicht bijgekomen. Namelijk dat de vraag in hoeverre iemand profiteert van de digitale mogelijkheden afhangt van vijf fasen. Het mooie is dat sociaal werkers op alle vijf de fasen interventies in kunnen zetten voor een positievere digi-outcome, zoals we dat noemen.’
Houding
De handreiking is opgebouwd aan de hand van deze vijf fasen. ‘Het begint allemaal met iemands houding’, legt Ketel uit. ‘Hoe staat iemand tegenover het gebruik van internet? Als dat nog niet positief is, dan is het belangrijk om samen uit te zoeken wat voor deze persoon de voordelen kunnen zijn om tóch te gaan onderzoeken hoe het werkt.’
Motivatie aanboren
Het antwoord op die vraag is de sleutel om de motivatie aan te boren. Voor de een kan het zijn dat hij door digivaardiger te worden gebruik kan maken van minimaregelingen. Voor de ander kan het zijn dat hij kan beeldbellen met de kleinkinderen. Pas als de motivatie er is, heeft het zin om naar de tweede fase te gaan kijken.
Materiële middelen
De vervolgstap is om te bepalen welke materiële middelen er precies nodig zijn om digitaal mee te kunnen doen. De een heeft misschien wel een goede smartphone, maar geen stabiele internetverbinding. De ander heeft beide misschien wel, maar heeft voor bepaalde doelen zoals een opleiding ook een laptop nodig.
Persoonlijke doelen
Fase drie gaat over de digitale vaardigheden om internet te kunnen gebruiken op zo’n manier dat het bijdraagt aan de persoonlijke doelen. De vierde fase gaat over daadwerkelijke gebruik. In hoeverre zet iemand de aangeleerde vaardigheden ook echt in om de beoogde doelen te behalen? ‘Het verloop van deze vier fasen bepaalt fase vijf’, legt Cadat-Lampe uit: ‘Het profijt dat iemand heeft, en dat kan zijn op economisch, sociaal, cultureel en persoonlijk vlak.’
Kloof verdwijnt niet vanzelf
Op den duur zijn er geen generaties meer die niet opgegroeid zijn in het digitale tijdperk. Lost het probleem zich niet vanzelf op? ‘Nee, de kloof gaat met het verstrijken van de tijd niet vanzelf weg’, stelt Cadat-Lampe. ‘Digivaardigheid hangt sterk samen met laaggeletterdheid. Zes tot zeven procent van de mensen in Nederland leven in de marge van de samenleving. Dat cijfer is volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau vrij stabiel over de jaren heen.’
Fake news
Ketel ziet ook dat toekomstige generaties niet vanzelf voldoende digivaardig zullen zijn. ‘Naast zaken als hardware hebben, weten hoe de knoppen werken en digitaal formulieren in kunnen vullen, gaat het – in de derde fase – ook over mediawijsheid: informatie kritisch kunnen beoordelen. Niet iedereen kan beoordelen of online informatie fake news is. Uit onderzoek van Van Deursen blijkt juist dat jongeren wat dat betreft slechter scoren dan oudere generaties.’
Fatsoenlijk gesprek
Het gaat volgens Ketel bovendien over de vaardigheid om ‘online een fatsoenlijk gesprek te kunnen voeren. Verder is het heel nuttig als je begrijpt hoe algoritmes werken en bepalen wat je krijgt voorgeschoteld.’ De beide adviseurs zien wat betreft de mediawijsheid een belangrijke rol voor het onderwijs. Maar ze hebben er onvoldoende zicht op of dit momenteel afdoende invulling krijgt.
Mattheüseffect
Mensen in een achterstandspositie krijgen het volgens Cadat-Lampe bovendien alleen maar moeilijker: ‘Het Mattheüseffect. Neem het voorbeeld van een cyberattack waardoor de elektriciteit uitvalt. Dan worden de kansarmen het ergste getroffen. Mensen met zonnepanelen zijn in het voordeel. Die kunnen hun telefoons gewoon blijven opladen.’
Gehorig huis
De coronaperiode heeft al laten zien hoe de digitale kloof in korte tijd fors groter kan worden, doordat verschillen in de offline wereld de digitale mogelijkheden beïnvloeden. In gezinnen waar elk kind een eigen rustige kamer heeft en een eigen tablet, was het eenvoudiger om online lessen te volgen en nieuws apps te leren gebruiken dan in een klein en gehorig huis waar de kinderen één smartphone moesten delen.
Bruggen bouwen
Cadat-Lampe benadrukt overigens dat hij geen dystopisch toekomstbeeld wil schetsen, maar juist het belang wil benadrukken om voortdurend bruggen te bouwen. ‘En sociaal werkers hebben daar dus een belangrijke rol in.’ Die rol oppakken is drieledig: dat je als sociaal werker zelf beschikt over de digitale vaardigheden, dat je op de hoogte bent van hybride en digitale interventies én dat je in staat bent om mensen te helpen bij digitaal gerelateerde vraagstukken. Ketel: ‘Ben je dat niet, dan ben je op termijn mogelijk niet meer relevant.’
Blended interventies
Dat is misschien best een lastige boodschap, beseft ze. ‘De meeste sociaal werkers hebben het vak juist gekozen voor het persoonlijke contact met mensen, gewoon fysiek. Met al die technologie hebben ze niet per se heel veel. Maar aan de andere kant zien we nu dat sommige vormen van hulpverlening echt betere uitkomsten hebben met blended interventies: fysiek en online gecombineerd, zeker bij jongeren.’ Het in kunnen zetten van de digitale middelen in de hulpverlening is onlosmakelijk verbonden met de professionaliteit van de sociaal werker.
Effectievere hulpverlener
Dat laatste geldt evenzo voor het digivaardiger maken van de mensen aan de kansarme kant van de kloof. Als iemand financiële problemen heeft doordat het niet lukte om de energietoeslag aan te vragen, dan kun je dat als sociaal werker alsnog in orde helpen maken. ‘Maar voor de langere termijn’, zo stelt Ketel tot slot, ‘ben je effectiever als hulpverlener als je de persoon in kwestie op weg helpt met zijn digivaardigheden.’
Downloaden handreiking en verder lezen:
Dicht de digitale kloof! Voor alle vijf de fasen biedt de handreiking een combinatie van theorie en praktijk. En daarin kun je zelf – heel prettig – balans aanbrengen door al dan niet door te klikken bij verdiepende extra’s of praktische tips.
Hans Versteegh – Digivaardig sociaal werk
Marcha Hartman-Van Der Laan – Sociaal werk in de digitale samenleving