Hans* wordt al een jaar begeleid door een zogeheten activeerder. Hij heeft al verschillende dingen geprobeerd. Telkens loopt hij weer vast. Tijdens begeleidingsgesprekken is gebleken dat hij een psychische aandoening heeft. Die belemmert hem bij het oppakken en volhouden van activiteiten. Hans zelf noch de activeerder weet een oplossing.
Totdat de activeerder, met toestemming van Hans, contact opneemt met zijn psychiater. In twee gesprekken, een met en een zonder de cliënt, bespreken ze de belemmeringen en mogelijkheden. Hans blijkt moeilijk in groepen te functioneren. Dan voelt hij zich ongemakkelijk, gaat zich vreemd gedragen. Dat is lastig, want veel activeringstrajecten beginnen juist met groepsbijeenkomsten, bijvoorbeeld in het kader van oriëntatietrajecten. Samen met de psychiater besluit de activeerder dat Hans het best tot zijn recht komt in een rustige omgeving met weinig prikkels. De activeerder en de psychiater stellen een advies op om Hans onderhoudswerkzaamheden te laten doen in een bos. Inmiddels werkt hij daar alweer een jaar naar volle tevredenheid, zijdelings ondersteund door de activeerder.
Belemmeringen
Uitkeringsinstanties stimuleren uitkeringsgerechtigden om maatschappelijk actief te worden. Mensen die niet direct aan scholing of werk kunnen beginnen, worden verwezen naar sociale activering. Een trajectbegeleider coacht hen dan om activiteiten te ondernemen waarbij ze weer onder de mensen komen. De meeste van hen kampen echter met – veelal chronische – gezondheidsproblemen. Simpele vormen van activering zijn voor hen vaak al te hoog gegrepen. Zij moeten een extra drempel over om activiteiten te vinden die bij hen passen. Daarvoor is samenwerking nodig tussen zorgverleners en activeerders. De methodiek Sociaal Activeren met Zorg van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) biedt een structuur om orde in de chaos te scheppen en samen met cliënt en zorg stappen te zetten om de cliënt heel geleidelijk tot activiteiten te bewegen.
‘Ik word er soms treurig van,’ zegt Cora Brink, innovatiemedewerker bij het NIZW. ‘Cliënten die voor sociale activering in aanmerking komen, hebben vaak te maken met een veelheid aan problemen. Psychische aandoeningen, schulden, soms een verleden van mishandeling. Je ziet de problemen van tien mensen verenigd in één persoon.’
Vaak zijn activeerders zeer gemotiveerd om met deze mensen aan de slag te gaan. Maar voordat deze mensen er aan toe zijn iets te ondernemen, moeten er dikwijls eerst vele belemmeringen worden weggenomen. Het lijkt vanzelfsprekend dat zorgverleners en trajectbegeleiders daarbij samenwerken. Maar zo vanzelfsprekend is dat volgens Brink niet. ‘Activeerders en zorgverleners werken veelal langs elkaar heen. Vaak denken ze dat ze vanwege privacywetgeving geen informatie mogen uitwisselen. Of ggz-instellingen willen geen informatie geven omdat ze menen dat een cliënt zonder het stigma dat hij psychische problemen heeft gehad de samenleving in moet kunnen. Maar dan bestaat de kans dat hij of zij opnieuw vastloopt, juist omdat er geen rekening met de psychische problemen is gehouden.’
Het is dus zaak dat zorgverleners en activeerders samenwerken. Maar ook weer niet samenwerken óm het samenwerken. Uitgangspunt van Sociaal Activeren met Zorg is dat de deelnemer of cliënt de eigenaar is van zijn traject. Samen met de cliënt stelt de activeerder een stappenplan op, waarin duidelijke doelen worden gesteld. Brink: ‘Activeerders hebben in de regel een brij aan informatie over cliënten en hun problemen. Belangrijk is dan om een doel van de cliënt te achterhalen. Waar loopt hij warm voor? Dat kan iets heel kleins zijn. Daar ga je dan vervolgens stap voor stap naar toe werken, terwijl je focust op de aanpak van die problemen die het bereiken van het doel in de weg staan. Daarbij zoek je alleen samenwerking voorzover dat een cliënt een stapje dichter bij zijn doel brengt. Zo maak je chaos behapbaar.’
Belastbaarheid
Volgens Brink hebben activeerders vaak de neiging alles over een cliënt te willen weten. Als ze de huisarts of Riagg-medewerker bellen, luidt de vraag dikwijls: ‘kunt u mij alles vertellen wat deze cliënt mankeert’. De cliënt komt dan al gauw in een slachtofferrol terecht en de activeerder ziet zoveel belemmeringen, dat het nauwelijks mogelijk lijkt een specifiek doel na te streven. Brink: ‘Als de activeerder methodisch te werk gaat, formuleert hij eerst een doel en kijkt op wat voor manier de gezondheidsproblemen een belemmering vormen voor dat specifieke doel. Concreet betekent dat vaak dat de activeerder informatie moet hebben over de belastbaarheid van een patiënt. Een plaatje van de aandoening in het algemeen zegt niets over de belastbaarheid. Dat verschil proberen we met dit project duidelijk te maken.’
Sociaal Activeren met Zorg richt zich erop cliënten weer onder de mensen te krijgen. Werk kan daar een middel toe zijn. Maar voor veel cliënten is die optie niet reëel. ‘Van de achttien tot twintig mensen die wij begeleiden, zijn er hooguit drie tot vijf die op den duur misschien kunnen werken,’ zegt Monique de Smet, casemanager bij de Stichting Vooruit. Deze stichting is betrokken bij de pilot van Sociaal Activeren in de Rotterdamse deelgemeente Charlois. Volgens De Smet is de kracht van de methodiek dat je als activeerder min of meer wordt gedwongen een sociale kaart op te stellen van waar verschillende organisaties en instellingen mee bezig zijn. Met name de sociale dienst wil nog wel eens moeilijk doen wanneer activeringsinspanningen niet op werk zijn gericht. ‘Zo had ik een cliënt die helemaal vast zat in zijn traject. Het lukte maar niet iets te vinden dat hij kon vasthouden. Toen ben ik naar zijn therapeut gestapt. Die maakte duidelijk dat werken absoluut geen optie was. Dus hebben we, samen met de cliënt, het doel zeer laag gesteld. De man is nu eens in de week een uurtje bezig. Dat is weinig, maar als hij het kan vasthouden zonder uit te vallen, hebben we iets bereikt.’
Sociaal Activeren met Zorg
Sociaal activeerders werken steeds meer met cliënten met gezondheidsproblemen. Om hen goed te begeleiden, is samenwerking tussen de zorgsector en deze activeerders nodig. De zorgverlener kan met zijn specialistische kennis over de aandoening van de cliënt meedenken over het traject, voorkomen dat de cliënt overbelast raakt en de cliënt ondersteunen als de aandoening bepaalde onderdelen lastig maakt.
Activeerders hebben verschillende ervaringen met de samenwerking tussen zorgverleners zoals maatschappelijk werk, verslavingszorg, ggz en artsen. De samenwerking verloopt niet altijd even gemakkelijk. Tijdgebrek, aarzeling om informatie uit te wisselen en onbekendheid met de organisatie of de manier van werken van de ander bemoeilijken het samenwerkingsproces. Met name de manier waarop zorgverleners en activeerders tegen cliënten aankijken verschilt sterk. Zorgverleners zijn vaak gespitst op terugval en willen hun cliënten beschermen tegen overbelasting en te grote veranderingen. Terwijl activeerders de ervaring hebben dat cliënten veel meer kunnen dat ze zelf denken, als het met kleine stapjes gaat. Bij Sociaal Activeren met Zorg wordt gestreefd naar ‘verantwoorde belasting.’
Belangrijk is dat er een duidelijk doel wordt gesteld en vervolgens wordt gekeken welke informatie en welke samenwerkingspartners nodig zijn om het doel te bereiken.
Op initiatief van het NIZW heeft een groep activeerders en zorgverleners in de zomer van 2000 zich gebogen over onderlinge samenwerking. De adviezen die zij hebben opgesteld zijn gebundeld in de ‘Samenwerkingsrichtlijn Sociaal Activeren met Zorg – Richtlijn voor interdisciplinaire samenwerking bij cliënten sociale activering met gezondheidsproblemen’. Momenteel lopen er pilotprojecten in vijf gemeenten: Deventer, Hengelo, Den Haag, Haarlem en Rotterdam. In april 2004 verschijnt een evaluatierapport.