Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Sociale sector heeft moeite allochtone medewerkers aan zich te binden: Allochtonen op achterstand

Hoe multicultureel zijn de sectoren zorg en welzijn? Hoewel de een het er beter vanaf brengt dan de ander, hebben beide minder dan het landelijke gemiddelde aan allochtoon personeel in dienst. Over de kloof tussen werk en opleiding, imagoproblemen, en inhaalslagen.

09 JUN 2004 Vijftien procent van de werknemers op de Nederlandse arbeidsmarkt is allochtoon. In de sectoren zorg en welzijn is dat slechts negen procent. De zorg heeft het kleinste aandeel allochtone medewerkers (slechts zeven procent). De gehandicaptenzorg zit zelfs nog onder de vier procent. Ook in welzijn is er een achterstand ten aanzien van de totale arbeidsmarkt: twaalf procent allochtone medewerkers. Toch zijn er de laatste tijd juist op het gebied van welzijn heel andere dan zorgelijke geluiden te horen. Zo stelde Crista Vonkeman, directeur van de Delfshavense Instelling Sociaal Cultuur Werk en Kinderopvang (Rotterdam) onlangs tijdens een debat over het imago van het welzijnswerk dat er een ‘aanstormende garde jonge allochtonen en vluchtelingen is die het ontzettend hip vindt om het welzijnswerk in te gaan’.
Interculturalisatie

Ook Edwin Duffels, Beleidsadviseur bij de Sectorfondsen Zorg en Welzijn, ziet het aandeel allochtone medewerkers in de welzijnssector allerminst als zorgelijk. Sterker nog: twaalf procent noemt hij ‘fantastisch’. Duffels: ‘Dat is slechts drie procent minder dan de landelijke economie. Terwijl er toch verschillende factoren zijn die een achterstand ten opzichte van de landelijke arbeidsmarkt verklaarbaar maken. Zo is het opleidingsniveau in de welzijnssector over het algemeen hoger dan in het totaal van de economie. En de gastarbeiders die enkele decennia geleden naar Nederland kwamen, gingen bijna allemaal in de industrie werken. Een deel van hen werkt daar nog.’

Volgens Duffels zou je op grond van die gegevens kunnen verwachten dat er beduidend minder allochtonen in de welzijnssector zouden werken dan het geval is. ‘Wat dat betreft is er de afgelopen jaren een behoorlijke inhaalslag gemaakt.’

Het feit dat er relatief veel allochtonen in de welzijnssector werken, heeft volgens de beleidsmedewerker ook te maken met alle inspanningen die welzijn zich heeft getroost om mensen uit deze groepen te motiveren om in de sector te komen werken. ‘In de afgelopen jaren zijn er tientallen maatregelen genomen ter bevordering van een multicultureel personeelsbeleid. Maatregelen gericht op instroom, werving en selectie, loopbaanbeleid, training en communicatie. Met name het instellen van gedragscodes en het voeren van exitgesprekken zijn een grote succesfactor geweest, naast het geven van de voorkeur aan minderheden bij gelijke geschiktheid. Het klinkt misschien vreemd dat exitgesprekken belangrijk zijn, maar daar kun je als instelling ontzettend veel van leren en de volgende keer voorkomen dat je personeel kwijtraakt.’

Ook Jewel en Topaz, landelijke projecten gericht op interculturalisatie van instellingen in de sectoren zorg en welzijn, hebben volgens Duffels geleid tot het relatief hoge percentage allochtone medewerkers in de welzijnssector. ‘Want als je het aandeel allochtone werknemers in de welzijnssector bekijkt en al de activiteiten die daarop zijn gericht, dan mag je toch een causaal verband veronderstellen.’

Imago

Welzijn mag dan meer en meer een multiculturele sector zijn geworden, dat geldt nog niet voor de zorgsector. Het aandeel allochtone medewerkers in deze sector ligt nog altijd ver onder het landelijk gemiddelde van allochtone werknemers. Wat nu precies de redenen zijn waarom allochtone jongeren niet voor de zorg kiezen, daarover is niet veel bekend. Het zal het slechte imago van de zorg wel zijn, zo klinkt de redenering meestal. Dat kan echter niet alles verklaren, want werken in de zorg heeft over het algemeen een niet al te best imago.

Uit een onderzoek dat Lieselot Schuurman van de Hanzehogeschool Groningen vorig jaar deed voor het Steunpunt Minderheden Overijssel, blijkt dat een aantal factoren bepalend is om niet voor de zorg te kiezen. Schuurman richtte zich in haar onderzoek met name op Turkse jongeren, Hun afwezigheid in de zorgsector is volgens de onderzoekster ‘opvallend’. Schuurman: ‘De zorgsector is namelijk in verband met het tekort aan arbeidskrachten een gunstige sector voor allochtonen. Onder deze groep heerst veel werkloosheid. Daarnaast is de verwachting dat het aantal allochtonen, en met name ouderen onder hen, dat een beroep doet op de zorg, in de toekomst zal stijgen. Vanuit dat oogpunt is het goed dat een evenredig aantal allochtonen in de zorg werkzaam is.’ Maar dat is niet het geval. Daar zijn volgens Schuurman verschillende oorzaken voor. ‘Leerlingen van het VMBO moeten in het tweede jaar, als ze een jaar of veertien zijn, een keuze maken voor een richting die ze willen volgen. Op deze leeftijd hebben ze nog weinig interesse in vervolgopleidingen. Daarnaast zijn allochtone ouders vaak onvoldoende betrokken bij de opleidingskeuze van hun kinderen.’

Een andere belangrijke oorzaak voor de ondervertegenwoordiging van Turkse werknemers in de zorg is dat Turken in Nederland vrij onbekend zijn met de zorgsector. Er zijn nog nauwelijks Turken opgenomen in verpleeg- en verzorgingshuizen. Veel mensen uit deze groep kennen de zorg voornamelijk als de huisarts en het ziekenhuis. Uit het onderzoek van Schuurman blijkt dat autochtone leerlingen een veel breder beeld hebben van de zorgsector dan de gemiddelde islamitische leerling. In Turkije wordt een groot deel van de verzorging van zieken en ouderen opvangen door familie. Met professionele verzorging is men nauwelijks bekend. Daarbij hebben verpleegsters in Turkije niet een al te beste naam, omdat ze een interne opleiding volgen. ‘In grote delen van het land wordt dat voor een meisje niet gepast gevonden,’ aldus Schuurman. Weliswaar past het bij de islam om mensen te helpen, er doen zich volgens Schuurmans problemen voor op religieus en cultureel gebied. Dit komt omdat de zorg te weinig rekening houdt met religieuze feestdagen, er vaak geen ruimte in letterlijke en figuurlijke zin is om te bidden en meisjes soms moeite hebben met het wassen van mannen.

Hans Bellaert van het multicultureel instituut Forum vindt het argument dat er te weinig rekening wordt gehouden met deze culturele aspecten een drogreden. ‘Dat gaat maar op voor een heel klein percentage. In de randstad werken ontzettend veel allochtone meisjes in de zorg.’ Bellaert zoekt de verklaring voor het feit dat er relatief weinig allochtonen in de zorgsector werken niet zozeer in het imago van dit werkveld. Het werkelijke probleem, zo stelt hij, is de schooluitval. ‘Nog steeds is er onder allochtone leerlingen in het VMBO een uitval van veertig tot zestig procent. Ook onder Havo en VWO-leerlingen zijn er veel die hun opleiding niet afmaken. Dat maakt de spoeling dun.’

Volgens Bellaert is een grote valkuil dat veel instellingen weliswaar gericht proberen allochtonen te werven, maar vervolgens geen visie hebben op het multicultureel karakter van de instantie. ‘Als je allochtone medewerkers laat instromen, maar ze vervolgens niet serieus neemt wanneer ze een andere visie hebben op werkprocessen, dan stromen ze net zo hard weer uit.’ Ter illustratie noemt Bellaerts jeugdhulpverleningsinstellingen die zich hebben ingespannen om allochtone medewerkers te werven, ook met het oog op de vele allochtone jongeren waarmee zij in aanraking kwamen. ‘Maar als zo’n medewerker dan vanuit zijn achtergrond een heel andere visie op opvoeding naar voren bracht, werd dat door de instelling absoluut niet gewaardeerd.’ De Forum-medewerker stelt dat het werven van allochtone arbeidskrachten op zich niet voldoende is. ‘De instelling moet ook open staan voor een multiculturele visie.’

Haluk Tuna, consultant doelgroepen van de sectorfondsen Zorg en Welzijn, meent dat de aansluiting tussen arbeidsmarkt en opleiding het grootste knelpunt vormt. ‘Het aantal mensen dat instroomt in een opleiding en deze ook met een diploma afrondt, is in deze sector is al niet al te hoog. In de vier grote steden is veertig tot vijftig procent van de ROC-leerlingen van allochtone afkomst. Naarmate het niveau hoger wordt, zie je er echter steeds minder. Maar het aantal leerlingen dat een diploma haalt en vervolgens ook daadwerkelijk in de sector gaat werken, is nog veel lager. Veel meisjes kiezen er nog altijd voor na hun opleiding thuis te gaan zitten en voor de kinderen te zorgen.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.