De sociale wijkteams lijken here to stay. 83 procent van alle Nederlandse gemeenten werkt met een vorm van sociale wijkteams of buurtteams. Dat is precies evenveel als in 2017. ‘Wat nog niet betekent dat wijkteams noodzakelijk hét antwoord zijn op de decentralisatie of een doorslaand succes’, aldus Van Arum. Want maar 68 procent van de gemeenten met een wijkteam zegt dat het wijkteam bijdraagt aan de doelen van de decentralisatie. Waarmee 32 procent dus aangeeft dat het wijkteam niet of (nog) onvoldoende bijdraagt aan die decentralisatie. Toch is van een grote reorganisatie geen sprake. Gemeenten zeggen ook voor de toekomst te kiezen voor het wijkteam voor de eerste ondersteuning en als vorm om de toegang tot het sociaal domein in te richten. Ook werd er bij de vorige peiling vaker gekozen om aparte teams op te richten voor specifieke problematiek, zoals voor multiprobleem huishoudens of jeugdhulp. ‘Maar ook dat lijkt gestabiliseerd,’ vertelt Van Arum. ‘Het brede integrale team voor alle hulpvragen en van 0 tot 100 jaar blijft het meest populair.’
Zware problematiek
Wat veel signalen al deden vermoeden, blijkt nu ook uit deze peiling: de wijkteams ervaren een hoge werkdruk door zwaardere problematiek en complexiteit van de vraagstukken waar wijkteam professionals mee te maken krijgen. ‘Er is behoefte aan meer specialistische kennis, vooral aan ggz expertise’, duidt Van Arum.
Preventie
Door de hoge werkdruk en de caseload van complexe casussen, komen de wijkteams niet toe aan vroegsignaleren, collectieve oplossingen ontwikkelen en outreachend werken. ‘Dat speelde in 2017 en daarvoor ook al’, vertelt Van Arum. ‘Terwijl gemeenten wel nog steeds verwachten dat wijkteams die taken oppakken. Vijf jaar na de oprichting van de wijkteams lijkt het tijd om kritisch te kijken naar de oorspronkelijke ambities en de huidige doelstellingen. Als je bepaalde taken verwacht, moet je de professionals ook de middelen, de tijd en het mandaat geven om dat op te pakken. En als je als gemeente ervoor kiest om welzijnsactiviteiten en opbouwwerk niet bij het wijkteam te beleggen, rijst de vraag: wie krijgt de opdracht dan wel om een leidende rol te nemen in het ondersteunen en organiseren van collectieve voorzieningen en initiatieven om op wijkniveau te werken aan preventie?’
Maatwerk
Ook wordt er breed ingezet op ‘maatwerk’. Om dat beter van de grond te krijgen, kunnen volgens Van Arum zowel professionals als gemeenten een stap maken. ‘Voor maatwerk moet je als professional heel goed weten wat de regels zijn. Soms kan er namelijk veel meer binnen de regels dan sociaal werkers denken. En ze moeten verschil durven maken. Nu zeggen professionals nog vaak vanwege het gelijkheidsprincipe: “Als ik dit gezin thuiszorg geef, moet ik dat gezin ook thuiszorg geven.” Terwijl dat niet perse hoeft, als je het goed kunt uitleggen. Situaties zijn namelijk zelden precies hetzelfde.’
Lef
Hoewel er vaak meer kan dan sociaal werkers weten, moet je om ‘te doen wat nodig is’ soms wel afwijken van de regels. Daarvoor is lef nodig. Van Arum: ‘Om die lef te kunnen tonen, hebben professionals het gevoel nodig dat ze ruggensteun krijgen van hun leidinggevende en de opdrachtgever: gemeenten. Op het moment dat je als professional de opdracht krijgt om “goed op het gemeenschappelijke geld te passen en te controleren dat er geen misbruik van gemaakt wordt”, voel je je minder vrij om maatwerk toe te passen, dan als je de opdracht krijgt om te doen wat nodig is. Veel gemeenten sturen nog op input. Waardoor professionals zich bijvoorbeeld moeten beperken tot een x aantal bezoekjes per gezin. Terwijl je met elkaar zou moeten kijken naar wat wil je bereiken en op welke manier kan dat?’
Lees het hele rapport hier.