Lange tijd werd er weinig gediscussieerd over allochtone gezinsvormers
(mensen die bij hun partner in Nederland gaan wonen) of gezinsherenigers
(familieleden die ook naar Nederland komen). Vreemd, want het gaat toch om een
groot deel van de immigranten.
Inmiddels heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
(WRR) onderzoek gedaan naar onder meer de oorzaken en gevolgen van deze
zogeheten volgmigratie. Over het rapport ‘Nederland als immigratiesamenleving’,
dat de projectgroep ‘De multiculturele samenleving’ van de WRR aan de Tweede
Kamer presenteerde, is een flinke discussie ontbrand. De VVD en het CDA willen
dat partners van Marokkaanse en Turkse immigranten eerst de Nederlandse taal
leren voordat ze hier komen. Of er moeten hogere eisen gesteld worden aan het
inkomen van de in Nederland wonende partner.
Ook minister Roger van Boxtel wil dat de mogelijkheden van gezinshereniging
voor migranten met een tijdelijke verblijfsvergunning moeten worden ingeperkt.
Gezinsvorming moet voor deze groep onmogelijk worden gemaakt. Zijn voorstel
lijkt verder te gaan dan het advies van de WRR. Deze wil het recht op
gezinshereniging alleen schrappen voor migranten die als groep een tijdelijke
verblijfsstatus hebben gekregen en binnen afzienbare tijd weer terugkeren naar
het land van herkomst. Daarnaast wil het adviesorgaan van de regering een
zinvollere integratie. ‘Toen we twee jaar geleden met het rapport begonnen,’
zegt Gerrit Kronjee, sociaal wetenschapper bij de WRR en lid van de projectgroep
die het rapport schreef, ‘onderzochten we in eerste instantie vooral de situatie
van arbeidsmigranten en asielzoekers. Uit onderzoek van het CBS bleek de
immigratie voor 39 procent te bestaan uit gezinsvorming en gezinshereniging. Dit
was opvallend en onverwacht veel. We zijn ons toen ook specifiek op deze groep
gaan richten.’
De overheid handhaaft volgens u de immigratieregels niet strikt
genoeg. Hoe moeten we volgens u omgaan met de integratie van
volgmigranten?‘In eerste instantie moet je consequent zijn.
Voor mensen die hier tijdelijk verblijven en snel weer naar het land van
herkomst zullen terugkeren, heeft het geen zin om de familie over te laten
komen. Maar familieleden die hier wel mogen blijven, moeten als volwaardig
burger meetellen. Met alle rechten en plichten die daarbij horen. Het
belangrijkste is het leren van de Nederlandse taal. Dit kun je bij uitstek leren
via het werk. Dat was vroeger ook al zo: veel bedrijven gaven taaltrainingen.
Met de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) heeft de overheid die
verantwoordelijkheid op zich genomen. De WIN is naar mijn idee ook niet helemaal
geslaagd. Mensen komen er gemakkelijk onderuit. Toch moeten we het doen met de
regels die we hebben. Mensen moeten de inburgeringcursus volgen en afmaken. Zo
niet? Dan volgen er sancties.
‘Nederland heeft altijd een doelgroepenbeleid gevoerd. Maar dat is niet
zinvol, want ook binnen de verschillende groepen is de diversiteit groot. Het
beleid moet daarom steeds meer gericht zijn op het individu en zelfstandigheid.
De centrale overheid moet alleen een pakket vaardigheden aan immigranten
meegeven en verder moeten ze het zelf doen. Om het ontstaan van etnische
eilandjes te voorkomen, is het ook belangrijk dat mensen elkaar ontmoeten. Hier
ligt vooral een taak voor de gemeenten. Dat kan wel het gevolg hebben dat
verschillen duidelijker zichtbaar worden. In een immigratiesamenleving moet je
wennen aan botsingen. Dat is beter dan het toedekken van tegenstellingen die
uiteindelijk toch zichtbaar zullen worden. Er wordt nu al veel gedaan aan die
ontmoeting, maar er wordt nog te weinig resultaatgericht gewerkt. Het is niet
voldoende dat er geld uitgegeven wordt zonder dat steeds onderzocht wordt of de
goede weg wordt bewandeld. Dit gebrek aan controle is een typisch Nederlandse
kwaal. De samenleving wordt steeds zakelijker en strenger. Dus ook regels moeten
consequenter worden nageleefd.’
De moeizame integratie van volgmigranten zou veel te maken
hebben met het samenleven van verschillende generaties. Hoe zit
dat?‘De eerste generatie is laag opgeleid en komt daardoor ook
in de sociaal-economisch lagere klasse terecht. Als leden van de eerste of
tweede generatie weer een partner uit het land van herkomst kiezen, blijft er
een achterstand bestaan. Blijkbaar is de gezinssituatie waarbinnen diverse
generaties leven erg bepalend bij de moeizame integratie. Dit geldt ook voor
gezinshereniging. Vooral Turken en Marokkanen zijn vóór etnische homogamie,
trouwen met iemand van dezelfde culturele achtergrond. Vooral bij meisjes is dat
zo. Als ze hier geen partner kunnen vinden met dezelfde achtergrond, dan zoeken
ze een bekende uit het geboorteland of familie.’
Komt dit door de traditie die in deze culturen zo belangrijk
is? ‘Je moet je hierbij niet blind staren op de traditie. Er
geldt in het moederland van de migranten wel een heel andere familiaire
structuur. Je mag bijvoorbeeld geen carrière maken als je op de weg naar boven
je familie niet meeneemt. Dit is te verklaren uit de sociale structuur. De
directe omgeving is heel beschermend. Men moet elkaar helpen, omdat er geen
nationale zekerheid is. In onze sociale rechtsstaat is de hulpverlening er zo op
gericht, dat je je altijd wel zelf kunt redden. Je hebt daar in principe geen
ander mensen voor nodig.
‘Bij de tweede generatie allochtonen gaat het steeds beter wat betreft
het onderwijs, vooral met de meisjes. Maar veel mensen hebben juist moeite met
het feit dat ze tussen twee tradities in staan. Daar komt nog bij dat de tweede
generatie vaak zelf een maatschappelijke positie moet verwerven. De ouders van
allochtone jongeren weten vaak niet wat het betekent jong te zijn in Nederland.
De problemen die daaruit kunnen voorvloeien kun je bijvoorbeeld zien aan het
relatief hoge aantal zelfmoorden bij Turkse en Marokkaanse meisjes tussen de 15
en 19 jaar en bendevorming bij sommige jongens.’
Hebben ouders ook een rol in de gezinsvorming van hun
kinderen? ‘Uit sociologisch onderzoek blijkt dat ouders
uiteindelijk toch een belangrijke rol spelen bij de partnerkeuze. Het is
belangrijk dat ouders een gunstig beeld hebben van de omgeving waarin hun
kinderen leeftijdsgenoten ontmoeten. Als allochtone ouders het idee hebben dat
de schoolomgeving niet veilig is, dan zullen zij bijvoorbeeld ook niet achter
een gemengd huwelijk staan. Veel meisjes geven aan dat ze wel een partner in
Nederland willen zoeken, maar dat ze niet zouden weten hoe. Ze mogen vaak niet
naar feestjes, omdat de ouders het niet vertrouwen. Veel ouders hebben het idee
dat in Nederland maar alles kan en mag. Ze zouden daarom uitgelegd moeten
krijgen dat we hier een geordende samenleving hebben. Nu we meer een
immigratiesamenleving worden, moet je helder zijn voor de mensen die hier naar
toe komen. Hoe spreek je elkaar hier aan, wat wordt van je verwacht, welke
regels gelden er. Goede communicatie is daarom erg belangrijk.’/Ester
Mijnheer