Door Alexandra Sweers – Crista Vonkeman- Karaca, spreker op het Welzijnsdebat 2009, geeft een voorbeeld van waar de welzijnswerker tegenwoordig staat. ‘Kinderen groeien niet alleen op met wat ze thuis en op school meekrijgen. De welzijnswerker bevindt zich voor, buiten, boven en tussen deze twee belangrijke opvoeders. In de naschoolse opvang, op de brede school, in het contact met sportverenigingen, noem maar op. Om kinderen te helpen met wat ze leren ook in de maatschappij toe te passen.’
Mix
Welzijnswerkers corrigeren en hebben een voorbeeldfunctie. En vaak zijn ze ook pedagoog, stelt de voorzitter.Voor die uitgebreide rol zijn andere vaardigheden nodig. ‘Tot een jaar of 5 – 10 geleden was het de tendens om vrijwel alleen maar hbo’ers aan te trekken. Maar ik denk dat een goede mix van hbo’ers en mbo’ers met pedagogische verdieping goed is voor de professionaliteit in het welzijn.’
Streetwise
Vooral mbo’ers staan volgens de voorzitter dicht bij de doelgroep. Ze zijn vaak jonger en behoorden vroeger soms tot de doelgroep, voordat ze welzijnswerker werden. Daardoor zijn ze meer streetwise, aldus Vonkeman – Karaca. ‘Hbo’ers zitten misschien wat meer in de boeken, maar ook zij zijn nodig. Bijvoorbeeld om zwaardere problematiek aan te kunnen, voor lange termijn programma’s en complexe interventies.’
Slechte verhouding
De voorzitter herkent de – door Bussemaker genoemde – slechte verhoudingen tussen gemeenten en welzijnsorganisaties. ‘Gemeenten hebben moeite met het formuleren van opdrachten. En als de welzijnsorganisaties dan niet laten zien welke problematiek er bestaat, dan gaat het mis.’ Volgens de voorzitter zijn er zelfs gemeenten die geen regulier overleg met het welzijnswerk voeren.
Stoelen
‘Er is meer duidelijkheid nodig over wat opdrachtnemer- en opdrachtgeverschap precies betekent. Daarover zouden de MO-groep en de VNG met elkaar in gesprek moeten gaan. Wát het welzijnswerk moet doen, bepaalt de overheid. Hóe dat gebeurt, is aan de professionele welzijnswerker. Men moet niet op elkaars stoelen gaan zitten.’
Sommige welzijnsorganisaties kunnen volgens de voorzitter ook wel wat volwassener worden in de relatie tot de gemeente. ‘Er zijn er die een beetje zielig doen als zij geen opdracht krijgen. Echt calimerogedrag, terwijl zij soms gewoon hun werk niet goed hebben gedaan.’
Crista Vonkeman- Karaca is voorzitter van de Vereniging van Directeuren van lokale Welzijnsorganisaties (Verdiwel) en spreekt op het Welzijnsdebat 2009. Thema is ‘De welzijnswerker als essentiële schakel’ op 15 oktober aanstaande.
Meer weten? Lees dan ook de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Daarvoor kunt u zich hier aanmelden.
Bron: Foto: Henriëtte Guest
Wat zei Calimero ook al weer? Het is niet eerlijk want zij zijn groot en ik ben klein. Feitelijk kan dit soms natuurlijk helemaal kloppen maar of dit een relatie heeft met eerlijkheid? Het is niet zo gek om af en toe even te mopperen maar waar Calimero groot in is, is in het klein zijn. Groot in klein zijn. Voor welzijnsorganisaties is er nu een uitstekende en toepasselijke handreiking: Karin Romme heeft het boek Calimeromarketing 2.0 geschreven. Een goede aanpak van marketing en profilering maakt welzijnsorganisaties (ook de kleine) sterk in weten wat ze willen en daarop sturen. Dat zorgt voor tevreden klanten en opdrachtgevers. Met of zonder eierdop. Bestellen: http://www.calimeromarketing.nl/