Door Patrick Pouw – Woensdagmorgen kwart voor negen, Sportfondsenbad West
in Nijmegen. Zeven mannen en vrouwen staan wat onwennig met een handdoek onder
de arm voor het zwembad. Ze wrijven de slaap uit de ogen stappen aarzelend naar
binnen. Tien minuten later liggen ze in het zwembad, is de slaap vergeten en
zwemmen ze hele stukken onder water.
Het gezelschap bestaat uit bewoners van de Nijmeegse Crisisopvang van
Iriszorg. Het zijn mannen en vrouwen met een psychosociale en vaak
multiproblematische achtergrond. Maar daar is deze ochtend weinig van te merken.
Gezamenlijk, maar in hun eigen tempo trekken ze gedisciplineerd hun baantjes
tussen de andere bezoekers.
Sporten is zo gek nog niet‘En dat is precies de
bedoeling’, zegt John Aalbers, sportdocent van de Crisisopvang. Anderhalf jaar
geleden begon hij samen met collega Ellen Beelen onder het motto ‘Sporten is zo
gek nog niet’ een sportproject voor mensen die soms nog nooit gesport hadden.
Twee keer per week trekt Aalbers er ’s ochtends vroeg op uit om in groepsverband
aan de conditie te werken. Op de atletiekbaan, in de sporthal en in het
zwembad.
‘Cliënten van de Crisisopvang gaven in een enquête zélf aan dat ze
graag wilden sporten’, verklaart manager Crisisopvang Monique Beute het
sportieve initiatief. ‘We hebben lang de filosofie gehad dat onze cliënten voor
activiteiten zelf de maatschappij in moesten gaan. Dus ook om te sporten. Maar
dat gebeurde niet. Daarom hebben we besloten om gestructureerd sport aan te
bieden om onze cliënten van de bank af te helpen. We wilden meer doen dan een
keer per jaar een voetbaltoernooitje houden.’
Volgens Beute gebeurt dat namelijk nog teveel in de maatschappelijke
opvang. ‘Mensen een voetbal geven en maar kijken wat er van terechtkomt.’ Juist
de structuur van het project werkt, is ook de ervaring van Aalbers. ‘Natuurlijk
moet je af en toe mensen als het ware meesleuren. Dat is ook niet zo gek, want
veel deelnemers hebben jaren niet gesport of zelfs nooit eerder in hun leven aan
sport gedaan.
Voor sommigen is het een middel om een beter gestructureerd leven te
leiden, voor anderen is sport een doel op zich. Daarom bieden we ook
activiteiten aan waarbij mensen op hun eigen niveau met hun lichaam aan de slag
kunnen.’ Wel wordt altijd binnen groepsverband gesport. Aalbers: ‘Het leek ons
niet goed om allerlei subgroepjes te creëren. Op deze manier kunnen de
deelnemers van elkaar leren én elkaar stimuleren. Ze voelen zich fitter en
werken aan hun zelfvertrouwen. Bovendien zie je dat ze contact maken met andere
sporters. En dat is ook mooi meegenomen.’
Rust in je hoofd De 20-jarige Kim had sport niet
bepaald hoog op haar prioriteitenlijstje staan toen ze na een depressie in de
Crisisopvang belandde. Als kind deed ze aan vechtsporten, maar daar kwam het de
afgelopen jaren niet van. Toch was ze het na twee weken in de Crisisopvang zat
om haar dagen op de bank en in bed door te brengen. ‘Het blijft moeilijk om te
gaan, maar je voelt je echt beter als je gesport hebt. Je ziet eens andere
mensen, maar ook in de sportgroep zelf bouw je echt wat op. Je leert elkaar op
een andere manier kennen.’
Ook Josje (51) en Rita (43), een stel dat na schulden bij de
Crisisopvang aanklopte, zeggen niet meer zonder sport te kunnen. ‘Je voelt je
fitter, het is gezond en het geeft rust in je hoofd. En het is ook gewoon lekker
om onder andere mensen te zijn’, vinden ze.
Onvoldoende uitgebuitHet sportproject van de
Nijmeegse Crisisopvang scoort daarmee goed op veel van de negen prestatievelden
van de Wmo. Toch is sport in veel gemeentelijke Wmo-beleidsplannen nog ‘ernstig
onderbelicht’, zegt Bora Avric van MOVISIE. ‘Sport is niet alleen gezond. Het
haalt mensen tevens uit hun isolement en het draait ook nog eens om het
bijbrengen van normen en waarden. Maar die maatschappelijke waarde van sport
wordt nog onvoldoende uitgebuit. Dat is heel erg jammer, want de kracht van
sport is de kracht van de Wmo: activiteiten organiseren voor groepen die
moeilijk bereikbaar zijn.’
Lees het hele artikel in Zorg + Welzijn Magazine, nummer 10, 2 oktober
2007