Vier uur in de middag. Het immense sportcomplex van
s.v. Kampong in Utrecht ligt er verlaten bij. In de centrale kantine roert zich
een enkele gast. Pal ernaast zit een vijftal kinderen tussen zeven en negen jaar
aan tafel boterhammen te eten. ‘De Kameleon’ heet de naschoolse opvang op
Kampong. Het onderkomen is duidelijk te onderscheiden door de vrolijke
tekeningen en de knutselwerken voor het raam. ‘Kom, we gaan hockeyen’, oppert
groepsleidster Caroline. Het clubje stormt naar het hockeyveld om het komende
uur balletjes te slaan op het doel. S.v. Kampong is zelf met het idee voor
naschoolse opvang (nso) gekomen bij Ibox, een Utrechtse organisatie die
zeventien kinderdagverblijven en zes vestigingen voor naschoolse opvang
exploiteert. Maatschappelijke verantwoordelijkheid en clubbinding waren de
belangrijkste drijfveren voor Kampong om het idee van oud- bestuurslid Johan
Wakkie – inmiddels bestuurslid van de Nederlandse Hockeybond én lid van de
commissie Dagarrangementen van staatssecretaris Verstand – handen en voeten te
geven. Sinds september 2001 draait de naschoolse opvang. Het idee sloeg aan bij
het ministerie van Sociale Zaken. Mei vorig jaar gaf het ministerie het
startschot voor vijftien pilotprojecten voor naschoolse opvang bij
sportverenigingen. Het doel is drieledig: vitaliseren van de sport, terugdringen
van de bewegingsarmoede bij kinderen en uitbreiding van
kinderopvangplaatsen.
Lagere eisen
Een van de deelnemers aan het project is de sportvereniging Colmschate
uit Deventer. De sportvereniging had plannen voor nieuwbouw en zocht partners om
dat te financieren, zo verklaart Alphons Oosterwegel, coördinator van het
pilotproject. ‘Wij dachten aan sociaal-maatschappelijke instellingen, die buiten
het weekend, als er wordt gesport, gebruik kunnen maken van het complex. Wij
hebben instanties voor gezondheidscentra, de kinderopvangorganisatie Raster en
ook de bibliotheek aangezocht. Zij toonden belangstelling, maar de gemeente
geeft vooralsnog alleen toestemming voor de naschoolse opvang.’
De sportvereniging dacht in eerste instantie alleen aan het verhuren
van de ruimte, erkent Oosterwegel. ‘Maar de kinderopvangorganisatie kwam met
verder uitgewerkte ideeën: er moesten ook vormen van sport worden aangeboden en
binnenactiviteiten. Wij zagen wel mogelijkheden voor samenwerking op het gebied
van de buitenactiviteiten. Maar dat vraagt wel iets van de vereniging; je moet
gekwalificeerde trainers hebben om de sportactiviteiten aan te bieden en zij
moeten bereid zijn die extra uren te maken.’
Wat betreft de accommodatie komt het er volgens Liesbeth Schreuder,
projectleider kinderopvang bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, op
neer dat er een volledig centrum voor naschoolse opvang wordt neergezet bij de
sportvereniging. ‘Dus met computers, creatieve activiteiten, schommels,
keukentje en opgeleide leidsters. Je kunt kinderen niet vijf dagen laten
sporten.’
Volgens de voorzitter van de belangenvereniging van ouders in de
kinderopvang Boink, Gjalt Jellesma, tevens lid van de programmaraad die de
vijftien projecten beoordeelt, is er weinig mis met de accommodatie bij
sportverenigingen. ‘Er wordt niet in een hoekje van de rokerige sportkantine een
hoekje nso ingericht. De locaties waar nu nso’s in zitten, zoals leegstaande
schoolgebouwen, zijn vaak veel treuriger.’ Voor goede naschoolse opvang is het
volgens hem belangrijk dat er opgeleide groepskrachten zijn. ‘Wij voeren
inmiddels de discussie of een opgeleid sporttrainer niet ook de didactische
kwaliteiten bezit om als volledige groepsleider te fungeren in de nso.’ Jellesma
is daar geen tegenstander van.
Ook Jaap Verkroost van de NISB, de organisatie die mede de vijftien
pilots coördineert, stelt het opleidingsvraagstuk als één van de nog te nemen
hobbels in de ontwikkeling van het project aan de orde. ‘Je kunt je afvragen of
een trainer dezelfde opleiding nodig heeft als een groepsleidster in de
kinderopvang om als tweede leider voor de groep te kunnen staan. Een ander
probleem is de strenge regelgeving. De regels voor kinderdagverblijven gelden
ook voor de naschoolse opvang. Maar is dat reëel? We hebben GGD Nederland, die
de inspecties in de kinderopvang uitvoert, gevraagd de nso-praktijk te
onderzoeken en te kijken of het mogelijk is voor de naschoolse opvang lagere
eisen te hanteren.’
Wildgroei
Niet de fysieke regels, als wel de pedagogische regels voor de nso
baren Liesbeth Scheuder van het NIZW de meeste zorgen. In de nieuwe Wet op de
Basisvoorziening Kinderopvang zijn de pedagogische voorwaarden niet specifiek
geregeld. ‘Er staat in dat de opvang moet bijdragen aan een goede en gezonde
ontwikkeling. Dat is heel algemeen. Ik zie wel iets in een nadere pedagogische
invulling van de veelzijdige ontwikkeling van kinderen in de naschoolse opvang.
Dat er behalve mogelijkheden om te sporten, ook creatieve- en culturele
activiteiten worden aangeboden. Dat zou kunnen betekenen dat bijvoorbeeld ook
muziek-, toneel en dansscholen of bibliotheken ruimte krijgen om hun programma
aan te bieden. Voor kinderen die vier of vijf dagen naar de naschoolse opvang
gaan, is een sportprogramma alleen wellicht te beperkt.’
De praktijk is weerbarstiger, zo leert het pilotproject in Deventer. De
sportvereniging wilde wel culturele organisaties binnenhalen, maar de gemeente
geeft daar geen toestemming voor. Volgens Oosterwegel omdat de gemeente beducht
is voor wildgroei in de kinderopvang. ‘Ze worden overspoeld met aanvragen voor
het starten van een kinderopvangvoorziening.’
De projecten zijn nog in de fase van het organiseren van samenwerking
tussen sportverenigingen en kinderopvangorganisatie. Deze zomer moeten er reële
plannen en samenwerkingsovereenkomsten liggen. De volgende stap is dat de
naschoolse opvang daadwerkelijk gestalte krijgt. S.v. Kampong gaat al verder.
Hoewel de huidige naschoolse opvang nog niet ‘vol’ is, heeft de club plannen
voor uitbreiding. Onder meer met een kinderdagverblijf.
Over de toekomst van de kinderopvang bij sportverenigingen heerst
optimisme.
‘Kinderopvang mag niet het redmiddel zijn voor de sportvereniging’,
vindt Jaap Verkroost. ‘Het toelaten van andersoortige activiteiten op je terrein
vergt namelijk erg veel van een vereniging. Sportverenigingen zullen gaandeweg
hun kinderopvang professionaliseren. Van een vereniging die bestuurd en gedreven
wordt door vrijwilligers tot een maatschappelijke onderneming, die ook service
biedt aan leden.’
Allerlei vormen van kinderopvang schieten inmiddels als paddestoelen
uit de grond. Liesbeth Schreuder van het NIZW is niet benauwd voor een
wildgroei: ‘Laat alle initiatieven maar gebeuren, zoveel is er nog niet. Slechts
vijf procent van de 4- tot 12- jarigen gaat naar de nso.’/Caroline
Stam