Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Staatssecretaris Ross-van Dorp over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning: ‘We moeten geslaagde projecten in de etalage zetten’

Met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning krijgen gemeenten allerlei nieuwe taken over hun schutting gegooid. Een onacceptabele, verkapte bezuinigingsmaatregel, vindt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Maar volgens staatssecretaris Clémence Ross is er helemaal geen sprake van een bezuiniging. ‘Het gaat om taken die gemeenten al doen of zouden moeten doen.’

‘Eén van de doelen van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is de verantwoordelijkheid voor het welzijn van ouderen en gehandicapten goed te verdelen. De gemeenten hebben die verantwoordelijkheid en het rijk moet ervoor zorgen dat de gemeenten dat ook kunnen waarmaken.’ Dat zei staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Clémence Ross onlangs op het ledencongres van de werkgeversorganisatie in welzijn MO-groep. ‘Gelukkig zijn er steeds meer gemeenten en instellingen die dat met mij eens zijn,’ stelde de staatssecretaris.

Maar veel gemeenten zien de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning met huiver tegemoet. Gemeenten die menen dat het kabinet bezig is met een ‘onacceptabele, verkapte bezuinigingsmaatregel,’ zoals de Haagse wethouder Jetta Klijnsma het namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) stelt. De wet, waarin de huidige Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG), de Welzijnswet en verschillende welzijnstaken die nu onder de AWBZ vallen opgaan, moet in 2006 van kracht worden.

Niet alleen de VNG heeft kritiek. Ook belangenorganisaties voor ouderen en gehandicapten vrezen dat ondersteuning waar zij nu een verzekerd recht op hebben, straks alleen nog verstrekt wordt als gunst. En welzijnsinstellingen zien de dominante aandacht voor bezuinigingen op de AWBZ als een bedreiging, die het belang van welzijn dreigt te versluieren. Volgens staatssecretaris Ross is er echter helemaal geen sprake van bezuinigingen.

Wat is nu de voornaamste reden voor deze wet? Bezuinigingen op de AWBZ of ontbureaucratisering van dienstverlening?

‘De kern van de Wmo is dat je welzijnsbeleid heel dicht bij de mensen tot stand moet brengen. Nu stuurt niet alleen de gemeente, maar ook het Rijk op welzijn. Vaak op een heel hinderlijke manier. Daardoor zijn zaken dichtgeregeld. Welzijn moet worden geregeld door de beroepsgroep, onder regie van de gemeenten. In veel plaatsen is dat allang het geval. Maar de wetgeving loopt achter bij die praktijk. Daar hebben we de Wmo voor nodig.

‘Daarnaast bestaat de tendens in het welzijnswerk om steeds meer taken als verzekerd recht onder de AWBZ te scharen. Ik wil er heel helder in zijn: als ondersteunende taken niet met zware ziektebeelden te maken hebben, maar met eenzaamheid, onveiligheid, met jongeren die op lokaal niveau even het spoor bijster zijn, dan is het beleid en de aansturing daarvan geen rijksaangelegenheid. De AWBZ moet terug naar de kern: een verzekering voor zware, bijzondere ziektekosten.’

Organisaties voor ouderen en gehandicapten vrezen dat het recht op ondersteuning een gunst wordt.

‘Sommige mensen zijn bang dat ze straks geen huishoudelijke hulp meer kunnen krijgen. Die angst is onterecht, omdat er zo veel budget mee gaat naar de gemeenten, dat iedereen die dat nodig heeft die hulp gewoon kan blijven ontvangen. Op dit moment zit er drie miljard euro in het gemeentefonds, bestemd voor welzijn. Voor de Wet Voorzieningen Gehandicapten zit er één miljard in. Daar komt straks het geld voor welzijnstaken die niet langer onder de AWBZ vallen bij, ik schat een miljard euro. Er is dus geen sprake van een bezuinigingsoperatie. Goed welzijnswerk kan er voor zorgen dat mensen minder snel op zwaardere vormen van hulpverlening aangewezen raken. Op termijn verwacht ik dat er daardoor tien procent op de AWBZ bespaard kan worden.

‘Overigens denk ik dat mensen helemaal niet zo ontevreden zijn over de diensten die ze op lokaal niveau krijgen. Negentig procent van de burgers is tevreden over de Wvg. Maar de overige tien procent bepaalt in belangrijke mate het beeld van ontevredenheid. Mensen willen gewoon worden geholpen. Snel, dicht bij huis en kwalitatief goed.’

De VNG meent dat de overheid allerlei nieuwe taken bij de gemeenten over de schutting gooit en dat zij uiteindelijk de AWBZ moeten uitkleden.

‘Dat is niet waar. Het is een misvatting dat het om nieuwe taken zou gaan. Het gaat om taken die gemeenten al doen of zouden moeten doen. De welzijnstaken liggen al bij de gemeente, en de huishoudelijke hulp keert weer terug in het totaal van het welzijnswerk, waar het hoort. Dat is niet iets nieuws. Maar er zijn nu veel mensen die huishoudelijke hulp krijgen, omdat ze eenzaam zijn of zich onveilig voelen. Deze mensen zouden beter geholpen zijn wanneer ze betrokken worden bij buurtactiviteiten of wanneer een buurtconciërge af en toe langskomt. Als je dat landelijk organiseert, krijg je daar de kosten van de claimbeoordeling en de hele bureaucratie bij. Dat moeten gemeenten er juist niet bij krijgen. Wel wil ik gemeenten instrumenten in handen geven om naar de draagkracht van mensen te kijken.’

Wat voor instrumenten?

‘Je kunt eventueel een eigen bijdrage vragen van mensen die kapitaalkrachtig zijn. Het is niet zo gek te veronderstellen dat zij bepaalde diensten of benodigdheden zelf kunnen kopen of eraan meebetalen. Dan speel je weer geld vrij voor mensen die het niet kunnen betalen.’

Wat is het verschil tussen de beleidsterreinen in de welzijnsnota en de prestatievelden in de Wmo?

‘Doel van de Wmo is dat welzijnsorganisaties, woningcorporaties, gemeenten en andere partners op lokaal niveau gezamenlijk zorg- en welzijnsarrangementen opzetten. In de praktijk loopt men dikwijls aan tegen verkokering in de regelgeving. Door de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van mensen bij de gemeenten neer te leggen, kunnen zij maatwerk leveren. De huidige welzijnsnota is zó vaag, zo onhelder, dat er in wezen geen duidelijke opdrachten in staan op welke terreinen prestaties geleverd moeten worden. Ik wil niet bepalen wat de prestatie-eisen zijn. Het is niet de bedoeling dat ik ga zeggen: zoveel procent van de mensen mag niet vereenzamen. Ik wil dat gemeenten beleid maken en samen met de sector omschrijven welke prestaties geleverd gaan worden. Zodat wordt vastgelegd dat men met elkaar is verbonden in dit proces. Er moeten onderling prestaties worden afgesproken en die moeten zichtbaar worden. Er zullen verschillen komen tussen wat je in de ene of de andere gemeente kunt krijgen, maar dat is logisch als je maatwerk wilt leveren.’

Hoe wilt u gemeenten afrekenen op hun prestaties?

‘Als je iets op lokaal niveau neerlegt, moet je erop vertrouwen dat de gemeentelijke instanties gezamenlijk die verantwoordelijkheid ook aankunnen. Dat vertrouwen heb ik. We kijken natuurlijk wel of er aanvullende instrumenten nodig zijn om het samenwerkingsproces te stimuleren. In eerste instantie denk ik dat we geslaagde uitvoeringsprojecten moeten analyseren en kijken hoe het komt dat deze projecten zo goed lopen. De slagingskans van de Wmo hangt heel sterk af van of we in staat zijn voorbeelden in de etalage te zetten die goed nagevolgd kunnen worden. Voor veel gemeenten betekent het gewoon dat ze moeten vastleggen wat ze op dit moment al met elkaar doen. Voor het welzijnswerk zal het nog wel een stevige klus zijn om de kwaliteit van hun inspanningen duidelijk te maken. Maar het moet wel. En dat gaat ook lukken. Welzijn is een heel harde sector. Dan kun je ook aantonen dat wat je doet, bijdraagt aan het leven van mensen op lokaal niveau. Minister Zalm gelooft mij natuurlijk ook niet op mijn blauwe ogen.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.