Voor de duidelijkheid: de omstandigheden in het
Westfriese havenstadje zijn niet maatgevend voor het landelijke beeld. Rond de
plaatselijke welzijnsinstelling rommelde het al jaren. De programmering voor het
jongerencentrum bleef maar uit, er waren ruzies met de gemeente over de
ondersteuning van wijkraden en vrijwilligers, er ontstonden aanvaringen over een
inloophuis. De stichting Welzijn Enkhuizen ging in 2002 bovendien failliet en
het welzijnswerk werd ondergebracht in de nieuwe stichting Breedband met Harry
Draaisma aan het roer.
Het nieuwe scenario van samengaan met woningcorporatie Woondiensten drong
zich toen al op, zegt Draaisma terugkijkend. Maar pas na de verschijning van
‘Vertrouwen in de buurt’ (2005), het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor
het Regeringsbeleid opgesteld onder regie van Pieter Winsemius, voelde de
gemeente zich daarvoor sterk genoeg. Het rapport stelt voor om bij
buurtvernieuwing het welzijnswerk tot onderaannemer te maken van
woningbouwcorporaties.
‘Corporaties noemen het leefbaarheid’‘Als de scheiding
van geldstromen een effectieve aanpak van problemen belemmert, dan moet die
scheiding maar wijken’, stelt Doevendans. ‘Bovendien doen veel corporaties al
aan welzijn, alleen noemen ze het leefbaarheid. Ze hebben huismeesters in dienst
die in feite maatschappelijk werk doen door te bemiddelen bij burenruzies en
huiselijk geweld. Daarbij zijn volkshuisvestingsreserves echt niet alleen aan
volkshuisvestingssubsidies te danken, maar ook aan bredere sociaal-economische
ontwikkelingen. Dus is het een kwestie van teruggeven aan de samenleving. En als
de inzet van tien welzijnswerkers meer oplevert dan het slopen en vervangen van
honderd woningen, vind ik het legitiem als een corporatie daarin
investeert.’
Als het aan de SEV ligt, blijft het niet bij Enkhuizen. Doevendans citeert
een enquête van corporatiekoepel Aedes: ‘Zo’n veertig corporaties zien voor
zichzelf een verantwoordelijkheid bij het leefbaar houden van buurten.’ Uit een
nieuwe quickscan van de SEV blijkt dat nog zeker acht corporaties plannen
koesteren om zich organisatorisch meer met welzijn te bemoeien. Daarom pleit de
SEV bij VROM voor experimenten op grotere schaal.
‘Een veld met veel spelers’Niet iedereen is over die
ontwikkeling enthousiast. Hein Blank, adjunct- directeur van de Stichting
Welzijn Heerhugowaard, vreest dat bij een fusie het corporatiebelang gaat
domineren en welzijn ófwel mínder geld krijgt, ófwel ondergeschikt raakt aan
woondoelen.
‘Een corporatie zal eerder de inspraak rond een renovatieproject
organiseren dan te investeren in de ontmoeting van zittende bewoners. Omdat een
totaalvisie op welzijn ontbreekt.’
Blank erkent, dat Breedband steken liet vallen. ‘Maar overnemen kon ook te
makkelijk omdat in Enkhuizen maar één corporatie actief is. Hier hebben we er
verschillende. En we hebben – de sleutel voor goede samenwerking – een sterke
gemeentelijke regie.
De gemeente heeft corporaties, politie, welzijnswerk en bewoners de
opdracht gegeven om samen sociale wijkvisies te ontwikkelen. Vervolgens zijn de
verantwoordelijkheden afgetikt en per wijkcontracten opgesteld. Dat werkt
perfect.’
Voor Radboud Engbersen, onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Zorg
en Welzijn, is dit soort maatschappelijke fusies in beginsel fout. ‘Leefbaarheid
is een veld met veel spelers. Elk heeft zijn eigen rol. De kunst is, die spelers
elkaar niet voor de voeten te laten lopen.’ Engbersen verrichtte ook onderzoek
naar de samenwerkingsopties, in opdracht van de Leidse corporatie Portaal. ‘Mijn
conclusie luidde: pas op voor verdere verbreding.
Een buurtbarbecue, een sloopfeest en een kerstboombijeenkomst zijn prima.
Maar de corebusiness van een corporatie is het huisvesten van mensen met een
smalle beurs, het goed onderhouden van complexen en het plantsoen er omheen het
controleren of de huisregels worden nageleefd. Dat is al moeilijk genoeg, maar
voor die verdienste hebben corporaties kennelijk een blinde vlek.’
Engbersen vindt het ‘uitstekend’ als corporaties ook ex-inrichtingscliënten
huisvesten. ‘Maar ze moeten niet hun dagopvang gaan overnemen als die niet
functioneert, ze moeten het probleem aankaarten bij de gemeente. Anders kunnen
ze ook wel de wijkagent overnemen of de school. Bovendien betwijfel ik of
overname het probleem oplost. Goed welzijn vraagt sterke, goedbetaalde
professionals. Dat kost geld. Of dat er komt, hangt af van de lokale
politiek.’
‘Hoe meer aansluiting, hoe beter’Dergelijke principiële tegenstand is uitzondering,
bleek bij een kleine belronde. Met name onderzoekers bekijken de kwestie
pragmatisch. Hans Boutellier van het Utrechtse Verwey-Jonker Instituut vindt het
goed dat corporaties zich meer bezighouden met de sociale infrastructuur.
‘Maar ze moeten zich niet begeven op het terrein van de ander. Daar ligt
niet hun expertise en dan komt hun eigenlijke taak in het geding. In een
netwerksamenleving moet je je kracht zoeken in samenwerkingsrelaties. Maar
lukken die niet, dan kan overname eventueel wèl. Dat kan ook als katalysator
werken.’
Ook Hugo Priemus, hoogleraar Volkshuisvesting in Delft, neigt naar
‘schoenmaker houd je bij je leest’. ‘Maar als de zelfstandige
welzijnsorganisatie niet levert wat wordt gevraagd, vind ik dat de corporatie
het mag overnemen. En hoe meer welzijn en volkshuisvesting bijelkaar aansluiten, hoe beter.’
Willem van Leeuwen, voorzitter van corporatiekoepel Aedes, is
enthousiaster. ‘Met veel welzijnsorganisaties zijn de ervaringen uitstekend’,
beklemtoont hij. ‘Dat zijn, om met Winsemius te spreken, de helden van het
welzijnswerk. Maar als samenwerken niet lukt, moet een corporatie ingrijpen,
omdat dat ten koste gaat van de kwaliteit van wonen en leven van de bewoners en
uiteindelijk ook van de waarde van je vastgoed.’
Dreigt er dan geen belangenvermenging? ‘Ik kan een formeel antwoord geven:
er is een grijs gebied, maar corporaties moeten niet het werk van een ander gaan
doen. Maar ik neig steeds meer naar: gelukkig wel! Vanuit het belang van de
burger. Bestuurders van gemeenten en maatschappelijke organisaties zouden veel
activistischer moeten zijn in het oplossen van hun problemen. Daarna kunnen ze
dan om de tafel gaan zitten om de institutionele consequenties te bezien.
En dat kan wel eens uitmonden in een reorganisatie of fusie.’
‘Corporaties zien het belang van welzijn’Degenen die
de voordelen zien van opgaan in een woningcorporatie, staan opvallend genoeg
dicht bij het welzijnswerk. Zoals Evelien Tonkens, bijzonder hoogleraar
bewonersparticipatie aan de Universiteit van Amsterdam, vindt het Enkhuizense
initiatief niet eens zo slecht. ‘Bij corporaties is welzijn misschien wel
steviger verankerd dan bij sommige welzijnsorganisaties op dit moment. En als
het management er effectiever op wordt, is dat winst.’
‘Waarom niet?’ reageert Hans Zuiver, directeur van het Amsterdamse
Combiwel. Zijn organisatie heeft van de samenwerking met maatschappelijke
partners juist zijn handelsmerk gemaakt (uiteenlopend van onderwijs,
zorginstellingen tot woningbouw). Samen met een plaatselijke corporatie werkt
Zuiver onder meer aan ‘Kamers met Kansen’, een uit de Rijnmond overgewaaid
initiatief van Aedes en de Federatie Opvang dat jongerenhuisvesting met
arbeidstoeleiding combineert.
En als het aan Zuiver ligt, heeft Amsterdam binnenkort wat Rotterdam nu al
bezit: een Woonhotel waarin niet alleen expats op verlof en gasthoogleraren
terecht kunnen, maar ook ex-daklozen en andere cliënten van het begeleid
wonen.
‘Ik zou best als zelfstandige unit binnen een corporatie willen
functioneren, mits die mijn elementaire waarden niet overboord gooit:
maatschappelijke participatie, sociale cohesie, integratie, activering en
ontwikkeling. Maar dat verwacht ik niet. Zo’n corporatie neemt het welzijn juist
over omdat ze het belang ervan ziet. Ook voor de bedrijfsvoering is het goed.
En bij een corporatie kan welzijn beter af zijn dan als zelfstandige
organisatie binnen een omgeving waarin het moet vechten om zijn bestaan.’
‘Sommigen roepen dat welzijn in het kader van de Wet maatschappelijke
ondersteuning samen moet met zorg. Ik ga liever samen met
volkshuisvesting. Bij een zorginstelling draait alles om zorgen. Ik activeer,
zodat mensen zo lang mogelijk wegblijven bij de zorg.’