Op basis van de verwachte zorgbehoefte, adviseert het Capaciteitsorgaan aan het ministerie van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport wat de gewenste instroom is voor medische opleidingen. Omdat gegevens ontbraken om een gedegen advies te geven voor de instroom van verslavingsartsen, heeft Nivel (het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) gegevens verzameld die het Capaciteitsorgaan helpen om een advies te kunnen geven. Die gegevens zijn gepresenteerd in het rapport De arbeidsmarkt voor verslavingsartsen in Nederland. Eén van de conclusies die de onderzoekers in het rapport trekken, is dat de vraag naar verslavingszorg de komende jaren een groeispurt zal maken. Als er niet wordt ingegrepen, groeit ook het aanbod van artsen wel, maar lang niet voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen.
Vergrijzing
Om te bepalen hoe de vraag naar verslavingszorg zich zal gaan ontwikkelen, hebben de onderzoekers gegevens gebruikt uit het Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS). Puur kijkend naar de demografische ontwikkelingen, waarin te zien is dat de grootste groep mensen die gebruik maakt van verslavingszorg tussen de 40 en 59 jaar is, zou je verwachten dat de vraag in de toekomst gaat dalen. Onderzoeker Ronald Batenburg: ‘De samenleving vergrijst en als je kijkt naar de mensen die gebruik maken van verslavingszorg, zie je dat de groep 65plussers, na de groep onder de 15, het kleinst is. Op basis van alleen de vergrijzing zou je dus verwachten dat de vraag naar verslavingszorg de komende vijf tot twintig jaar zal dalen.’
Vraag naar verslavingszorg neemt toe
Maar er spelen naast vergrijzing nog andere trends. Je kunt namelijk niet één op één concluderen dat de huidige generaties hetzelfde zijn als de volgende. Daarom hebben de onderzoekers ook gekeken naar verschillen in generaties. Batenburg: ‘Dan blijkt dat de groep die er in de demografische ontwikkelingen ook al bovenuit stak, de groep tussen de 40 en 59 jaar, nu disproportioneel gebruik maakt van verslavingszorg. Bovendien hebben zij altijd meer gebruik gemaakt van verslavingszorg dan generaties die voor of na hen op dezelfde leeftijd gebruik maakten van verslavingszorg. Op basis van die informatie kunnen we concluderen dat het gebruik van verslavingszorg, ondanks de vergrijzing, juist gaat toenemen.’
Taboe
Het sociaal-culturele beeld dat de onderzoekers bekeken hebben, draagt ook bij aan die toenemende vraag naar verslavingszorg. Zo is de drempel naar verslavingszorg lager geworden, neemt het taboe af en wordt de weg naar zorg steeds beter georganiseerd. ‘Je ziet een trend waarin mensen eerder of vaker hulp zoeken en dat zorgt voor een opstuwende vraag. Verslavingsartsen die we hebben gesproken, zien dit ook gebeuren in hun praktijk.’
Drugsgebruik wordt steeds gewoner
En hoe zit het met de twintigers en dertigers van nu, onder wie gebruik van harddrugs, bijvoorbeeld cocaïne of XTC, inmiddels bijna net zo gewoon is als het drinken van een biertje? Dat is volgens Batenburg lastig te zeggen. ‘De LADIS gegevens zijn gebaseerd op mensen die in een instelling, kliniek of ambulante zorg terecht komen en bieden dus geen zicht op mensen die wel verslaafd zijn maar geen hulp krijgen of zoeken. Die generatie twintigers en dertigers is een potentiele groep die uiteindelijk ook hulp nodig kan hebben, net als het generatie-effect van de 40 tot 59jarigen leidt tot meer gebruik. Maar daar kun je eigenlijk pas echt iets over zeggen als je over tien jaar weer eenzelfde onderzoek doet. Latere cohorten moeten zich nog bewijzen. Want blijft deze generatie gebruiken? Raken ze verslaafd? En zoeken ze hulp?’
Preventie
Ongeacht wat die nieuwe generatie wel of niet voor effect zal hebben, de vraag naar verslavingszorg zal naar verwachting stijgen. En die vraag stijgt sneller dan het aanbod aan verslavingsartsen. Dat betekent dus dat er meer artsen opgeleid moeten worden. Dan kan het gat dat in de toekomst dreigt, gedicht worden. Maar hoe zit het met preventie? Waar wellicht een taak voor sociaal werkers ligt? Batenburg: ‘Meer aandacht voor preventie zou kunnen helpen. Als dat ertoe leidt dat alcohol- of drugsgebruik afneemt, zal de vraag naar verslavingszorg minder hard stijgen. En net zoals met alles geldt ook hier: voorkomen is beter dan genezen.’
Wees alert
Een tip die Batenburg vooral wil meegeven, is dat we met elkaar alert moeten zijn. ‘Veel verslavingsartsen gaven aan dat ze het nu al nauwelijks bij kunnen benen. Zij zien dat zij ook een rol kunnen vervullen in andere sectoren, zoals de ggz of de gehandicaptenzorg, maar daar komen ze vanwege hun hoge caseload nu niet aan toe. Zij kunnen niet al het werk doen dus ook andere professionals moeten alert zijn op tekenen van verslaving en op basis daarvan handelen.’