Bijna 60 procent van de gemeenten moet nog veel verbeteren aan de organisaties en uitvoering van de basisfuncties. Dit zijn elf functies die minimaal nodig zijn om de ondersteuning van mantelzorgers door de gemeente op orde te hebben. Uit een onderzoek van Mezzo onder Wmo-raden en mantelzorgers in gemeenten blijkt dat ruim drie jaar na de invoering van de Wmo de gemeenten achterblijven in de organisatie van ondersteuning.
Instrument
‘Het is nodig dat gemeenten hun eigen grenzen ook letterlijk doorbreken’, aldus Jan Anne van Dijk, verantwoordelijk voor het project ‘Barometer basisfuncties’ van Mezzo. De Barometer is een onderzoeksinstrument om leden van Wmo-raden te helpen vorm en inhoud te geven aan hun taak in de gemeenten.
Minimaal
Aan de hand van vragenlijsten aan Wmo-raadsleden wordt onderzocht hoe ver gemeenten zijn met de organisatie en uitvoering van de in 2007 geformuleerde basisfuncties in de Wmo, die minimaal nodig zijn voor vrijwilligers- en mantelzorg. Zoals informatie, advies en begeleiding, respijtzorg, praktische en materiële hulp en vrijwillige thuishulp.
Ondersteuning
Uit de jongste meting blijkt dat 59 procent van de gemeenten nog veel moeten verbeteren ter ondersteuning van mantelzorgers. Vooral de financiële tegemoetkoming, educatie, emotionele steun en respijtzorg blijven achter in deze gemeenten. Volgens Van Dijk heeft dat vooral te maken met een gebrek aan een goede visie op een verbinding van zorg, welzijn en wonen. ‘Gemeenten moeten het gesprek aan gaan met zorg- en welzijnpartijen om de beleidsvoornemens concreet te maken.’
Gemis
Gevraagd naar de oorzaak van het gemis aan praktische uitvoering antwoordt Van Dijk: ‘Vaak is het voor gemeenten organisatorisch en economisch niet rendabel om bepaalde voorzieningen lokaal te organiseren. Het gaat bijvoorbeeld om respijtzorg of intensieve vormen van begeleiding door vrijwilligers. Dan moet je dat bovengemeentelijk organiseren en uitvoeren, maar dat vraagt wel van gemeenten om – ook letterlijk – over hun eigen grenzen te kijken.’
Doel
Van Dijk onderkent dat er tijd nodig is om beleid te maken en vervolgens om te zetten in daden. ‘Maar we zijn al bijna drie en een half jaar bezig met de invoering met de Wmo. In 2007 heeft toenmalig staatssecretaris Bussemaker het doel gesteld 75 procent van de gemeenten in 2012 alle basisfuncties hebben opgenomen in het Wmo-beleid. De gemeenten staat nu weer een nieuwe overheveling van taken te wachten van AWBZ naar de Wmo. Dat druk nog extra bovenop de gemeenten en vraagt weer nieuwe aanpassingen.’
Meer nieuws in uw inbox? Klik hier voor de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Voor meer achtergronden en opinies, neem hier een abonnement op Zorg + Welzijn Magazine.
Bron: Mezzo
Geeft dit een representatief beeld? In veel gemeentes is slechts 1 lijst ingevuld.
Ik denk dat het beeld wel klopt dat uit de barometer komt. Gemeenten hebben de ondersteuning veelal uitbesteed aan een welzijnsorganisatie maar dat betekent wel dat zij de verantwoordelijkheid hebben voor het kenbaar maken bij de burgers/mantelzorgers waar en hoe ze aan de ondersteuning kunnen komen. Als ze dat doen en natuurlijk de uitvoering moet dan ook goed zijn zal een vast een andere uitslag ontstaan!
Ik heb tijdens het uitvoeren van het onderzoek contact gehad met Mezzo over de gehanteerde methode: de informatie is verkregen door bevragen van mantelzorgers en leden van Wmo-raden over beleid. Als zij informatie niet compleet op het netvlies hebben, ontstaat het beeld dat gemeenten geen of te weinig actie ondernemen.
De reactie van Mezzo hierop was, dat gemeenten niet om input gevraagd werden, die zouden later aan de beurt komen.
Jammer dat de verzamelde informatie nu als feitelijke stand van zaken wordt geïnterpreteerd. Het zou interessanter zijn als de uitslag van de ‘barometer’ wordt gepresenteerd als onderzoek naar hoe mantelzorgers de ondersteuning beleven en in hoeverre ze op de hoogte zijn van de beschikbare ondersteuning. Naast elkaar leggen van wat beschikbaar is en wat bekend is, dát lijkt mij nou interessant. Daar is nog een wereld te winnen.