Consternatie in kinderopvangland. De sector die de laatste jaren booming-business was, is in rep en roer. De economische bomen groeien niet meer tot in de hemel. De euro maakt alles duur. De tijd van onbeperkte salarisstijgingen is voorbij. En jonge ouders schrikken zich een hoedje als ze weer een rekening in de bus krijgen van het kinderdagverblijf.
Begin oktober werden de tarieven voor het nieuwe jaar bekend gemaakt. Ze waren opnieuw hoger dan het jaar daarvoor. Een volledige opvangplaats in de crèche kost per kind nu 14.000 euro per jaar. Min of meer gelijktijdig ontdekten kinderdagverblijven tot hun ontzetting dat de wachtlijsten die ze jaren hadden, plotseling als sneeuw voor de zon waren verdwenen. Een totaal nieuwe ervaring voor veel crèches die nooit enige moeite hadden moeten doen om hun kinderstoeltjes bezet te krijgen. De link was snel gelegd. De kinderopvang wordt simpelweg te duur, zei directeur Anja Hol van Humanitas deze zomer al voor de radio. Het was komkommertijd. De pers stortte zich massaal op dit verzetje. De beeldvorming was een feit.
Onsje minder
Eigenlijk, vindt Sjef van Gennip, directeur van de MO-groep, is de kinderopvang in Nederland helemaal niet duur. De MO-groep vertegenwoordigt tachtig procent van alle Nederlandse kinderdagverblijven. Van Gennip: ‘Er zijn bijna geen ouders die hun kinderen vijf volle dagen per week naar de crèche sturen. Er zijn bovendien vrijwel geen ouders die zelf voor alle kosten opdraaien. ‘Bijna altijd betaalt een werkgever mee, of krijgen ouders subsidie van de overheid. Dat bedrag van 14.000 euro, betaalt vrijwel niemand.’
‘Als je alles terugrekent, kost de kinderopvang 5 euro bruto per kind per uur. Dat is relatief weinig. Kijk wat een werkster per uur kost. Je bent zo negen euro kwijt. Ouders krijgen voor die vijf euro een veilige opvangplaats, met deskundige begeleiding. Ze krijgen babyhapjes, en pampers. Dat zit allemaal bij de prijs in.’
Toch kan de directeur ook niet ontkennen dat veel ouders enorm tegen de prijs aanhikken. ‘Dus denk ik: misschien wordt het tijd voor een andere aanpak. Misschien moeten we wat heilige huisjes tegen het licht houden. Want waar kun je kosten op besparen? Bijvoorbeeld door flexibel om te gaan met de inzet van personeel. Personeel bepaalt immers tachtig procent van de kosten.’
Volgens de regels mag een kinderdagverblijf in Nederland per twee leidsters veertien kinderen opvangen in de leeftijd van drie en vier jaar. ‘Je zou,’ oppert Van Gennip, ‘daarmee kunnen schuiven. In vakantietijd, of tijdens een griepgolf, zijn veel kinderen thuis. Als je meer dan zeven en minder dan veertien kinderen in je groep hebt, moet je toch die twee leidsters inzetten. Is dat nou echt nodig? Of misschien kunnen we het werk van leidsters anders organiseren. Ze koken vaak eten voor de kinderen, maken schoon of doen de was. Misschien kun je voor die klusjes lager gekwalificeerd personeel inhuren. De leidster kan dan al haar aandacht aan de kinderen geven. Of misschien kun je lokalen voor kinderopvang zo bouwen dat ze heel overzichtelijk zijn. Je zou dan ook met minder begeleiding op de groep toe kunnen. Door op dergelijke zaken te besparen, kun je de prijs voor ouders verlagen.’
Hij bestrijdt dat de kinderdagverblijven op die manier minder veilig en verantwoord voor kinderen worden. ‘Hier en daar kan het een onsje minder. De ingrepen die ik voorstel, tasten de kwaliteit niet aan. Ik ben daarvan overtuigd.’
Toen Van Gennip begin oktober zijn pleidooi voor prijsdifferentiatie in de kinderopvang op het NOS Journaal had gedaan, kreeg hij meteen BOINK, de belangenorganisatie van ouders in de kinderopvang, over zich heen. En pedagogisch Nederland. Want die was die dag toevallig net bijeen in Ede om het landelijk pedagogenplatform kinderopvang op te richten. De pedagogen kregen de rillingen ze van het voorstel, zeiden ze tegen NRC Handelsblad.
‘Ik denk niet,’ zegt hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio van de Universiteit van Amsterdam ‘dat Van Gennip een slecht mens is. Alleen: hij bekijkt de kinderopvang als iets bedrijfseconomisch, als iets dat geld kost. Dat kun je hem misschien niet kwalijk nemen, want het is de cultuur in Nederland. Zelfs het CDA doet dat. Ook ouders. Die zeggen: opvoeden doe ik zelf. In de kinderopvang moet het kind vooral worden opgevangen. Onbegrijpelijk. Want ze brengen hun kinderen vervolgens wel drie dagen per week naar de crèche. Dat is een groot deel van de week.’
Tavecchio maakt zich grote zorgen over het pedagogisch klimaat bij de kinderdagverblijven. ‘Je moet kinderen die drie dagen toch ook ontwikkelen, hen als individu behandelen en opvoeden. Ze zitten in een enorm belangrijke fase van hun leven.’ De hoogleraar sluit niet uit dat veel ouders de kant van Van Gennip zullen kiezen en blij zijn met goedkopere kinderopvang. ‘Maar ik verzet me, bij wijze van spreken tot mijn dood, tegen deze visie.’
Fabeltje
‘Kinderopvang is duur,’ vindt voorzitter Gjalt Jellesma van BOINK, de Belangenorganisatie van Ouders in de Kinderopvang. ‘En daar is niets mis mee, als ouders ook waar voor hun geld krijgen.’ En dat is waar het, volgens Jellesma, te vaak aan schort. Hij schat dat driekwart van de Nederlandse kinderdagverblijven goed functioneert en goede zorg biedt. ‘Maar bij een kwart is dat niet zo. En de slechte kinderdagverblijven zijn helemaal niet goedkoper dan de goede. Net zo min als de duurste kinderdagverblijven de beste kwaliteit leveren.’ Bij sommige kinderdagverblijven zijn de tarieven de laatste jaren volgens hem met vijftig procent gestegen. ‘Zonder dat daar goede redenen voor waren. Natuurlijk stijgen salarissen. Maar daarom hoef je de prijzen niet zó omhoog te doen. In andere sectoren zijn de tarieven minder snel gestegen.’
De werkelijke oorzaak ligt, denkt hij, bij het management van de kinderdagverblijven. ‘Soms is leiding gebrekkig of de exploitatie niet goed. En soms verhogen directies de tarieven omdat andere kinderdagverblijven dat ook doen. Ze gaan gewoon mee.’
Het is bovendien een fabeltje, stelt Jellesma, dat de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland geweldig is. ‘Europees gezien is het een goede middenmoter. België, Frankrijk, Denemarken en de andere Scandinavische landen zijn veel beter.’ Daarom vindt hij de voorstellen van Van Gennip zo ‘stom’ en ongelukkig’. ‘Ik zou bijna zeggen: wat een domoor. Want wat is het wapen van aannemers in de bouw tegen beunhazen? Het leveren van kwaliteit. Dat zou Van Gennip dus ook moeten doen. Maar in plaats daarvan wil hij de kwaliteit juist verminderen. Heel veel mensen brengen hun kinderen nu al onder in het grijze- en zwarte circuit. Bij iemand uit de straat of uit de wijk. Ze betalen daar vaak net zoveel voor als in het officiële circuit. Ze denken namelijk dat hun kind beter af is bij iemand thuis. Als je gaat beknibbelen op de kwaliteit, tast je het imago van kinderdagverblijven verder aan en jaag je alleen maar meer mensen naar dat zwarte circuit.’
Hypocriet
De directeur van de MO-groep werkt zich volgens Jellesma steeds verder in de nesten. ‘Hij heeft voor het NOS Journaal iets onhandigs gezegd. Dat wil hij nu rechttrekken door te zeggen dat de kwaliteit niet wordt aangetast. Maar dat is natuurlijk belachelijk. Hoe kun je minder leidsters op een groep zetten, en stellen dat de kwaliteit van de opvang hetzelfde blijft? Die wordt juist en vooral bepaald door de inzet van goed personeel.’
Van Gennip van de MO-groep betwist het gebrekkig management. Hij noemt BOINK ‘hypocriet’. ‘Het is frustrerend voor ondernemers. We worden altijd in de hoek gezet. Ze doen net alsof wij geld verdienen over de ruggen van hun kinderen. Terwijl ze heel goed weten dat het financieel ontzettend moeilijk is om een kinderdagverblijf verantwoord te runnen. Veel kinderdagverblijven hebben niet eens reserves. Die gaan dus zo failliet.’ En wat het standpunt van ‘de wetenschap’ betreft: Van Gennip kan ook daar weinig waardering voor opbrengen. ‘Het is zo gemakkelijk om vanuit de universiteit te roepen dat er nog meer leidsters moeten komen op een groep kinderen. Hoe dat allemaal betaald moet worden, vragen ze zich niet af. Zo kan ik het ook.’
Van Gennip hoopt op een brede discussie over de toekomst van de kinderdagverblijven. ‘Als iedereen vindt dat niet getornd kan worden aan alle bestaande eisen en voorzieningen, moeten mensen ook niet zeuren dat de opvang te duur is.’