‘Je was goed kritisch’, zegt een medewerker van ggz Zuid-Limburg die naast Santegoeds staat tijdens de lunch. ‘Ja, dat is mijn baan’, antwoordt ze met de haar kenmerkende directheid. ‘Maar je vergeet dat er grote groepen patiënten zijn die zelf vragen om in de isoleercel tot rust te komen’, volhardt de ggz-medewerkster. ‘Omdat ze geen alternatieven krijgen aangereikt. Patiënten worden letterlijk in een keurslijf gedwongen.’ ‘Sommigen willen die rust’, gaat de discussie verder. ‘In onze instelling wordt niet gesepareerd. Wij bieden alternatieven aan. Maar toch…’ ‘Blijkbaar heeft de patiënt weinig vertrouwen in de veiligheid op de groep’, weet Jolijn Santegoeds. ‘Soms heeft een patiënt het nodig dat hij eerst de bodem moet raken om weer omhoog te kruipen. In de isoleer vind je die bodem gauw genoeg.’
Actiegroep
Jolijn Santegoeds woont een miniconferentie bij over ontwikkeling in high care in de ggz. Kernpunt daarvan is het voorkomen van dwang en drang. Plaats: ggz-instelling Servaashof in Venray. Jolijn Santegoeds, 32 jaar, is ervaringsdeskundige. In 2002 is ze begonnen met de actiegroep Tekeer tegen de isoleer. Ze strijdt tegen dwang en tegen het visiteren: inwendige lichamelijke inspecties. Ze is bestuurslid van het World Network of Users and Survivors of Psychiatry en betrokken bij het project ‘Dwang en Drang’ van GGZ Nederland. Haar doel: dwang en separeerkamers de ggz uit.
Tijdens de lunch vertelt Santegoeds in vogelvlucht haar eigen ggz-verhaal. Ze heeft het al duizend keer verteld, maar kan zich nog steeds oprecht boos maken. Toen ze 16 jaar was, werd ze opgenomen na zelfmoordpogingen en met ernstige psychiatrische klachten. Onhandelbaar werd ze op haar zeventiende overgeplaatst naar de volwassenenpsychiatrie. Ze kwam op een afdeling waar ‘ik als een beest werd behandeld’, vult ze nadrukkelijk in. Haar behandeling werd een hel: ‘Twee jaar isoleercelbeleid, medisch letsel, visitaties en vastbinden op bed.’ De afdeling is gesloten vanwege onbehoorlijke zorg aan Santegoeds. ‘Ik zat er voortdurend in de separeer, werd veelvuldig gevisiteerd omdat ze naar spullen zochten waar ik me mee kon snijden. Je voelt je verkracht als er iemand met zo’n rubberen handschoen in je grijpt.’
Worden visitaties nog veel toegepast in de psychiatrie?
‘Het gebeurt nog steeds. Vooral in jeugdgevangenissen, waar kinderen terechtkomen die in gesloten opvang moeten zitten. Kinderen van tien, twaalf jaar worden gevisiteerd. Ik was zestien toen ze met vijf mensen bovenop me sprongen om te controleren of ik geen voorwerpen smokkelde waarmee ik me kon snijden. Het is een traumatische ervaring als je privacy zo wordt geschonden. Het is gewoon verkrachting.’
Zeven bedden
De conferentiegasten krijgen een rondleiding over de Crisis Intensieve Behandel Unit (CIBU) van Servaeshof. Er zijn zeven bedden. De gesloten afdeling doet op het eerste gezicht denken aan een kleinschalige verpleeghuisunit: ordelijk, schoon, mensen kunnen rondlopen op de binnenplaats en op de afdeling zonder buiten de muren te komen. Santegoeds pakt haar schrift. Ze schrijft alles op. Van elke conferentie en elk bezoek maakt ze een verslag om op de weblog van Tekeer tegen de isoleer te zetten.
Opvallend zijn de activiteitenruimtes: de therapieruimte met een klimmuur, een kleine gymzaal en de ruime atelierruimte, gevuld met allerlei kunst gemaakt door patiënten. Het separeerblok is een soort betonkamer met een klein raampje. ‘Wauw, met een eigen wc’, roept Santegoeds meteen, ‘dat is luxe!’ Er zijn twee ramen, een radio en tv. Het bed bestaat uit een matras op de grond. ‘Patiënten zitten hier niet in scheurkleding,’ vertelt de begeleider. ‘Als we communiceren, gaat de deur altijd open. Dat doen we niet via het luikje.’
‘Hoe vaak zijn deze twee separeerruimtes bezet?’, vraagt Santegoeds. ‘Ze staan regelmatig leeg, is het pasklare antwoord. ‘Gemiddeld is er één kamer in gebruik. Soms is het voldoende de patiënt in rust op zijn eigen kamer te houden.’
Wat is een goed alternatief voor de separeer?
‘Als je patiënten echt wilt helpen, betekent dat mensen ondersteunen. Dat vraagt vertrouwen. Desnoods ga je als hulpverlener naast de patiënt op het bankje in het bos zitten. Agressie is onmacht van patiënten die beperkt zijn om hun gevoelens te uiten. Je kunt als verpleegkundige zeggen: “Ik moet je nu opsluiten, want zo meteen word je gevaarlijk”. Maar dan maak je het alleen maar erger. De patiënt gaat dan vaak de strijd aan. Het wordt een machtspel tussen verpleegkundige en patiënt. De juiste weg is het vertrouwen te winnen van de patiënt om escalatie te voorkomen. Desnoods duurt het gesprek de hele dag of kom je met een slagroomtaart aanzetten. Maar als de hulp niet vrijwillig is, is het zinloos.’
Ambulance
De opnameruimte is een koude, benauwde ingang waar gedwongen opgenomen patiënten worden binnengebracht. ‘We hebben een aparte ingang voor de ambulance’, zegt de begeleider. ‘We vinden dat minder mensonterend dan dat patiënten geboeid op de brancard op hun buik door de hele afdeling te worden gereden bij een gedwongen opname.’
Op de kale patio buiten zit een man op de bank te roken. Hij ziet het groepje ‘ggz-toeristen’ letterlijk en figuurlijk niet staan. ‘Rust, regelmaat en reinheid zijn de leidraad van onze aanpak. Patiënten zitten naar vermogen in programma’s, maar de algemene rustmomenten zijn erg belangrijk’, vervolgt de begeleider. ‘E–n wat doe je als iemand niet op kamer wil, maar wil hardlopen?’, vraagt Jolijn. ‘Dan gaan we in gesprek’, antwoordt de begeleider. ‘We kijken naar wat voor die patiënt nodig is. Als dat bijvoorbeeld de sportruimte is, dan doen we dat. Maar vaak is de dagstructuur van patiënten ernstig ontwricht.’ Santegoeds: ‘Als je veel op rust focust, hoef je daar niet rustiger van te worden.’
Hoe vind jij dat verplegend personeel het dilemma tussen ‘gedwongen’ rust en de voortdurende en risicovolle onrust van de patiënt zou moeten oplossen?
‘Ik ben niet kapot van het rust-regelmaat-reinheidprincipe. Daarbij moet je elke dag ’s middags en ’s avonds rusten. Misschien ben je meer geholpen met keiharde muziek, of iets anders. Toen ik dakloos was, kon ik alleen in behandeling als ik zou stoppen met blowen. Maar juist dat blowen heeft me afgeholpen van mijn depressie. En ik ben gestopt mezelf te snijden. Ik heb niemand kunnen vinden die me op mijn voorwaarden kon helpen. Hulpverlening is een kwestie van vertrouwen, persoonlijk contact. In principe hoef je nooit gedwongen in te grijpen. Als iemand zogenaamd een gevaar is voor zichzelf of zijn omgeving, zeg ik: ga praten. Dwang maakt alle agressie en verwarring alleen maar erger. De omgeving is snel bang: je bent al gauw gevaarlijk. Maar overlast mag geen reden zijn iemand van zijn vrijheid te beroven.’
Plexiglas
In de afdelingshuiskamer staat een grote flatscreen televisie achter een vuistdik stuk plexiglas. Op weg naar buiten kan Santegoeds haar vraag niet langer uitstellen: ‘Wat doe je als iemand binnenkomt en je denkt dat hij iets heeft meegenomen?’ Fouilleren, antwoordt de verpleegkundige. ‘Alleen aan de buitenkant?’, vervolgt ze. ‘Ja, alleen aan de buitenkant’, is het antwoord.
Er ontstaat een kleine discussie over de bejegening door verpleegkundigen. Op de afdeling wordt gewerkt met zowel SPH’ers (sociaalpedagogisch hulpverleners) als met psychiatrisch verpleegkundigen. ‘Die afwisseling van benadering van patiënten werkt heel goed’, zegt de begeleider. ‘Je moet de patiënt de keuze geven, ook al zijn het beperkte keuzes’, weet de begeleidende SPH’er. ‘Dan voel je je als patiënt gerespecteerd’, meent Santegoeds. ‘Het schiet niet op als je bij extreem gedrag alleen maar straf krijgt.’ ‘Maar patiënten weten heel goed wanneer ze over de schreef gaan’, repliceert een collega-beroepskracht. ‘Soms lopen ze zelf al naar de separeer als ze iets hebben uitgevreten.’
Verandert er iets in de ggz?
‘Ik zie wel dingen veranderen. De doofpotcultuur is er niet meer, binnen instellingen is alles transparant. Als er iets gebeurt met een patiënt, weet iedereen ervan. Als het de ene hulpverlener niet lukt contact te maken met een patiënt, staat er een andere achter: “Laat mij het eens proberen”. De kern van hulp aan ggz-patiënten is de patiënt observeren, nagaan wat deze nodig heeft en hoe een vertrouwensband is op te bouwen. Het gaat om de persoonlijke klik. Maar het vertrouwen kan ook van anderen komen, van de familie, een dierbare. In de ggz worden tegenwoordig deze mensen “van buiten” gelukkig meer betrokken bij de behandeling.’
Dit interview staat in het Zorg + Welzijn magazine nr 5, 2010
Een familielid is vorig jaar in de isoleer gedumpt, na eerst een jaar staan kijken en niks. Familie wordt gezien als pottekijker. Openheid en transparantie? Forget it. Doofpotcultuur hier in de polder. Contact? Vertrouwen? Wat is dat? Behandeling die meer omvat dan een pil of spuit? Wat is dat? Machtspelletjes van personeel.
Ik heb het ervaren als iets wat leek op een soort Stanford University Experiment.
Kennis?
In de psychiatrie?
Basisartsen en VMBO/ers schijnen in deze branche in no time de verantwoordelijke deskundigen te zijn.
Ik zie in al die tijd dat familielid )kleine 10 jaar’ te maken heeft met de GGZ alleen een gestaag minder worden zorg, steeds hufteriger, steeds minder deskundg personeel.
Niks beter, een puinhoop.