‘In onze keet is het gewoon gezellig. Niet alle keten zijn zuiptenten.’ Jorrit Knol (17) uit Nieuwleusen in Overijssel heeft samen met zes vrienden een eigen keet. In ’t Boetie, een schuur bij het huis van één van de jongens, komen ze zo’n drie keer in de week. In de keet staat een bar, koelkast, televisie, stereo-installatie en aan de muur hangt een dartbord. ‘In de vakanties komen we hier vaker, maar verder elke vrijdag- en zaterdagavond en zondagmiddag. Alleen op zaterdag komen er ook wel andere mensen. We darten in de keet, kijken televisie en verder vullen we de avond met slap ouwehoeren. Echt gezellig man.’
Rond jongerenketen op het platteland hangt een mysterieus sfeertje. Tieners brengen er avonden in door. Wat gebeurt daar eigenlijk? Volgens de jongeren zelf ‘niks bijzonders’, en ouders maken zich ook niet zo druk. Jongerenketen zijn niet nieuw, maar de laatste vijf jaar is het aantal flink toegenomen. Hoeveel jongeren precies in deze omgebouwde schuren, garages of caravans komen, is niet bekend.
Volgens STAP (stichting alcoholpreventie) zijn er in Nederland ongeveer 1500 keten. De meeste hiervan zijn te vinden in Overijssel, Friesland, de Achterhoek, regio Eindhoven en de omgeving van Spakenburg. Hier wordt volgens de stichting veel gedronken. Bovendien zijn vrijwel alle keten semi-commercieel, omdat er winst wordt gemaakt op de verkoop van flesjes bier. Uit het onderzoek van STAP blijkt ook dat er weinig toezicht is op de keten. Daarnaast vindt de brandweer ze brandgevaarlijk.
In een aantal gemeenten is er discussie over de vraag of de drinkschuren en -keten verboden moeten worden. Maar de Overijsselse gemeente Dalfsen heeft een eigen oplossing gevonden. Zij be-dacht een stripheld: de Keetman. Keetman moet op een positieve manier de veiligheid verbeteren in keten onder het motto: ‘Keetman Roelz’. Keetman regeert (roelz) volgens zijn eigen regels (roelz). Hij vindt, zo zegt hij op zijn website, jongerenketen enorm gezellig, zolang de bezoekers op een gezellige, sociale manier met elkaar omgaan en het netjes houden.
Geheimzinnig
‘De gemeente Dalfsen staat helemaal niet negatief tegenover de keten,’ vertelt Jessica Hoogeland, beleidsmedewerker jeugd- en jongerenwerk van de gemeente. ‘Ze horen nu eenmaal bij de jongerencultuur en zijn nodig voor de sociale contacten. Misschien is het aantal hangjongeren in de gemeente wel zo klein omdat ze een plek hebben in hun eigen keet.’ De gemeente wilde de jongeren en keetcultuur meer in beeld krijgen. Samen met communicatiemedewerker Janny Klomp heeft ze de campagne opgezet, die in november 2004 is gestart. ‘Het geheimzinnige en stiekeme sfeertje rond de keten zegt weinig over de werkelijkheid,’ zegt Hoogeland. Echt negatieve verhalen horen we eigenlijk nooit over de keten, maar aan de andere kant wil je natuurlijk wel weten waar de jeugd mee bezig is.’
Hoe bereik je de jongeren op een positieve manier? Hoogeland en Klomp besloten het thema veiligheid als insteek te nemen bij de campagne. Keetman, als stoere stripheld, communiceert als het ware namens de gemeente. Op de website van Dalfsen en via folders en posters vertelt de stripheld dat hij keten cool vindt, maar dat ze wel veilig moeten zijn. Daarom roept hij jongeren op hun keet aan te melden voor de verkiezing Keet van het Jaar. Ze moeten hiervoor een vragenlijst invullen en accepteren dat twee jongerenwerkers de keet komen controleren op veiligheid. Ook kunnen ze zichzelf op de website van de gemeente presenteren.
De gemeente richt zich in eerste instantie niet op het drinkgedrag of sociaal gedrag. Klomp: ‘De positieve insteek is dat we als gemeenten vinden dat keten gezellig zijn voor jongeren, maar dat het wel belangrijk is dat ze veilig zijn. Hoe zit het met kachels, brandblussers, feestverlichting, bedrading en dat soort zaken? De hele discussie gaat om de eigen verantwoordelijkheid. Als gemeente kun je een keet niet goed- of afkeuren, want het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de keet. Vaak zijn dat ouders. Binnenkort doen de twee jongerenwerkers de veiligheidscheck. Van de brandweer hebben ze een checklist.’ De beste keet wint de verkiezing.
Keetman richt zich met name op de veiligheid, maar er is ook een ander doel. ‘Normen en waarden kun je altijd bespreken,’ zegt Klomp. ‘En als de jongerenwerkers illegale cafés zou aan zouden treffen, onderneem je als gemeente wel actie. De twee jongerenwerkers maken contact met de jongeren en hebben zo een ingang. We willen de jongeren niet betuttelen, maar een normale discussie op gang brengen. Bewustwording staat centraal.’
Bespreekbaar
Volgens Klomp is de manier van communiceren bij deze campagne erg belangrijk. ‘Jongeren zijn erg argwanend naar de gemeente toe. De gemeente staat ver van ze af. Ondanks dat Keetman de campagne draagt en ze nieuwsgierig maakt, blijft het wantrouwen. Jongeren zijn toch bang dat de gemeente keten wil sluiten.’
Van de – naar schatting – dertig keten in de omgeving, hebben zich slechts drie aangemeld. Jorrit Knol begrijpt dat wel. ‘Wij hebben het er in ’t Boetie lang over gehad. We waren ook bang voor de gevolgen. Uiteindelijk hebben we ons wel aangemeld voor de verkiezing, want het leek ons toch wel leuk. Maar van andere jongeren hoor ik dat ze bang zijn dat ze worden opgepakt of de deuren moeten sluiten.’
Ondanks de lage deelname noemt Jessica Hoogeland de campagne wel geslaagd. ‘Het onderwerp is bespreekbaar. Iedereen weet van de campagne af en we hopen dat ouders met hun kinderen discussiëren over de keten. Dat ze nadenken over veiligheid en het gedrag binnen de keet. We willen de keetcultuur bespreekbaar maken en dat is toch wel gelukt.’
Ambulant jongerenwerkers Jeannet Folkerts en Elsa Tigelaar zijn voor twee jaar aangetrokken om de jongeren meer in beeld te krijgen en de lijnen tussen verschillende instanties korter te maken. De Keetman is één van de projecten. Jongeren zijn op het platteland niet gemakkelijk te bereiken, zegt Jeannet Folkerts. De gemeente Dalfsen beslaat een vrij groot gebied, met verschillende dorpen. Naast de kernen Dalfsen, Nieuwleusen, Lemelerveld, Oudleusen en Hoonhorst heeft de gemeente ook een omvangrijk buitengebied. ‘Veel jongeren kom je niet op straat tegen,’ zegt Folkerts. ‘Je moet ze echt opzoeken. Sommige meiden en jongens tref je wel in het buurthuis of jongerencentrum, maar de meeste komen daar niet. Ze zijn moeilijk te vinden, maar staan ook niet meteen open voor een praatje. Je probeert contact met ze te maken, maar onuitgenodigd hun keet binnenkomen, dat kun je niet maken. Bovendien hebben we maar van vijftien keten het adres.’ De jongerenwerkers zijn bij een aantal keten binnengeweest, maar de meeste jongeren houden het af. Tigelaar: ‘We willen ook niks forceren. De keet is hun plekje. Als je uiteindelijk een goed contact hebt, nodigen ze je vanzelf wel uit. Maar het duurt heel lang voordat je het vertrouwen wint.’
Hoewel er altijd verhalen de ronde doen over de keten, hebben de jongerenwerkers er nog nooit wat illegaals gezien. Tigelaar heeft ‘wel eens gehoord’ over een commerciële keet waar veel geld wordt gevraagd voor de drankjes. ‘Maar ik ben ze nog niet tegengekomen. Ik heb echt het idee dat het merendeel gewoon gezellig is en dat er weinig gebeurt. De jongeren vertellen dat er af en toe wel eens mensen in de keet komen die niet bij hun vriendengroep horen, maar meestal zijn het vaste bezoekers. Overigens zijn het vooral jongens die in de keet komen. Meisjes gaan vaker de kroeg in op zaterdag.’
Tigelaar heeft niet het idee dat er in de keten overmatig alcohol wordt gedronken. ‘Het is wel een feit dat op het platteland over het algemeen meer gedronken wordt dan in de stad, maar volgens mij heeft dat niets met de keet te maken.’ Folkerts hoopt dat de Keetman volgend jaar doorgaat. ‘Continuïteit is belangrijk. Jongeren weten nu wat we doen en ze hoeven niet bang te zijn dat hun keet wordt afgebroken. Dat is een eerste basis voor verder contact.’
In mei wordt de campagne afgerond. Jessica Hoogeland wil dat de Keetman ook volgend jaar doorgaat, maar dan met een ander thema. ‘Nu hebben we het vrij laagdrempelig gehouden met het thema veiligheid. Wellicht kan hij na de zomer ingezet worden in een alcoholcampagne. Jongeren kennen het strip-figuur nu en daar moeten we gebruik van maken.’